Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
.Idioom Duits.
› 3 Kapitel 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
.Idioom Duits.
3 Kapitel 3
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Kreis {2}=de kring, de cirkel die Kreisbahn=de cirkelteam der Kreisklauf {2}=de bloedsomloop, de kringloop der Kreisverkehr=het rondgaand verkeer der Zirkel=de passer der Kreisel {2}=de tol, de rotonde die Geschichte {2}=het verhaal, de geschiedenis die Geschichtsstunde=de geschiedenisles geschichtlich=geschiedkundig; historisch das Interesse {2}=de interesse, het belang belanglos=zonder belang; onbelangrijk uneigennützig, selbstlos=onbaatzuchtig der Platz {2}=de plaats, het plein der Tennisplatz=de tennisbaan der Ort=de plaats; de plek erörtern=bespreken; uiteenzetten; discussiëren örtlich=plaatselijk die Stelle {2}=de plaats, de baan der Hof {2}=de binnenplaats, het erf platzen=ontploffen; springen stellen=plaatsen; zetten unterbringen=onder dak brengen; plaatsen der Bestimmungsort=plaats van bestemming das Stellenangebot=aangeboden betrekkingen das Stellengesuch=betrekking gezocht das Ziel=het doel; het einddoel; de finish das Reiseziel=het reisdoel der Zweck=de bedoeling; het doel bezwecken=bedoelen; beogen zielen=mikken; richten erzielen=bereiken; behalen verschiedene {2}=verschillende, verscheidene mehrere=verscheidene; enkele treffen {3}=treffen, aantreffen, tegenkomen das Treffen {2}=de ontmoeting, de bijeenkomst der Treffer=het doelpunt; de goal klar {3}=duidelijk, helder. vanzelfsprekend klarstellen=ophelderen klarkommen=het kunnen vinden; klaarspelen klarmachen=uitleggen; duidelijk maken klären {2}=zuiveren, ophelderen die Kläranlage=de zuiveringsinstallatie sich klären {2}=helder worden, duidelijker worden aufklären {4}=ophelderen, inlichten, verkennen, (seksuele) voorlichting geven die Aufklärung {3}=de (seksuele) voorlichting, uitleg, de tijd van de Verlichting rein {2}=zuiver, schoon fertig=klaar der Fertigbau=de prefabwoning fertigen=fabriceren; produceren das Fertigerzeugnis=het eindproduct die Fertigkeit=de vaardigheid; de bekwaamheid das Fertigungsverfahren=de productiemethode sauber {3}=schoon, zindelijk, keurig hin {2}=erheen, verloren hin und her=heen en weer hin und wieder, dann und wann, mitunter=zo nu en dan; soms mithin=dus; daarom immerhin {2}=elk geval, voor mijn part ohnehin, sowieso=toch al, in elk geval vorhin=daarstraks; zo-even früher=vroeger; voorheen schaffen=scheppen; maken schaffen {3}=werken, brengen, 't klaarspelen schöpfen=scheppen; putten der Schaffner=de conducteur die Schöpfung=de schepping der Schöpfer=de schepper das Geschöpf=het schepsel erschöpfen=uitputten allerdings {3}=zeker, inderdaad, maar freilich {3}=wel, zeker, maar zwar=weliswaar; wel einig=eensgezind; eens einige=enige; enkele einzig=enig einzeln=afzonderlijk; één voor één vereinzelt=hier en daar; sporadisch die Einzelheit=het detail einst, einstmals {2}=eertijds, eens kennen=kennen können=kunnen erkennen {2}=herkennen, beseffen anerkennen {2}=erkennen, waarderen verkennen=bekennen bekennen {2}=bekennen, erkennen erkunden=verkennen die Anerkennung=de waardering; de erkenning die Erkenntnis=het inzicht; de kennis das Bekenntnis=de belijdenis; de getuigenis das Geständnis=de bekentenis sofort=meteen; onmiddelijk sofortig=direct; onmiddelijk modern=rotten; vergaan der Moder {2}=de verrotting, de molm der Modergeruch=de muffe lucht der Schlamm=de modder der Schmutz=het vuil der Schmutzfink=de smeerpoets; de viezerik schlagen=slaan; verslaan sich schlagen=vechten, duelleren erschlagen=doodslaan vorschlagen=voorstellen der Schlag {4}=de slag, de beroerte, de schok, het portier die Schlacht=de (veld-, zee-)slag der Schlachtenbummler, Fan=de supporter der Schläger {4}=de vechtersbaas, het racket, de stick, het slaghout der Vorschlag=het voorstel der Schlaganfall=de beroerte der Anschlag {2}=de aanslag, de schriftelijke mededeling bedeuten {2}=betekenen, duidelijk maken bedeutend {2}=aanzienlijk, belangrijk deuten {2}=wijzen, uitleggen eindeutig=zeer duidelijk die Bedeutung=de betekenis bezeichnen {2}=aanduiden, kenmerken bezeichnend=typerend die Bezeichnung=de aanduiding; de benaming gegenwärtig=huidig; tegenwoordig die gegenwart {2}=het heden, de aanwezigheid das Jahrhundert=de eeuw bestimmen {3}=bepalen, beslissen, bestemmen ständig=voortdurend; permanent folgen=volgen folgern=concluderen; afleiden schlussfolgern=concluderen befolgen=opvolgen die Folgerung=de conclusie erfolgen=plaatshebben; gebeuren der Nachfolger=de opvolger die Fortsetzung=het vervolg folgenschwer=met verstrekkende volgen folgendermaßen=op de volgende manier folgewidrig=inconsequent folglich=bij gevolg; derhalve verfolgen {2}=achtervolgen, volgen die Verfolgung=de achtervolging eben {3}=juist, nu eenmaal, blak gerade {3}=juist, even, recht ebenfalss, gleichfalls=eveneens schnurgerade=lijnrecht die Zielgerade=het laatste rechte deel van de baan voor de finish
Ingezonden op 03-11-2014 - 1644x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
04-11-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!