Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 3

4294967295 Hoofdstuk 12 zonder de eerste twee woorden t/m hoofdstuk 19 πολύ

Jaar 3 (Gymnasium)

Hoofdstuk 12 zonder de eerste twee woorden
τάχα = snel, spoedig
ταῦτα = dit, dat { +acc }
θάπτω = begraven
ὁ νεκρός = lijk, dode
τι, τινος = iets, enig(e)
τὸ σῶμα, σώματος = lichaam
ὁ πατήρ, πατρός = vader
σοῦ, σου = (van) jou, jouw
τρεφω = voeden, opvoeden
σύνειμι = samenzijn met, omgaan met { +dat }
ἐμοῦ, μου = (van) mij, mijn
ἡ ψυχή = ziel, geest, schim, leven
ἡ χθών, χθονός = aarde, grond
καταβαίνω = naar beneden gaan, afdalen
τις = iemand, iets, een of ander(e), enkele(n), sommige(n)
ὁ ἀνήρ, ἀνδρός = man
ἡ γυνή, γυναικός = vrouw
ἄρχω = beginnen met { +gen }
πάντες, πάντων = alle(n)
ὁ ἡγεμών, ἡγεμόνος = leider, aanvoerder
λυπέω = kwellen, verdriet doen
πρῶτος = eerste
ἡ μήτηρ, μητρός = moeder
ἡ οἰκία = huis
καταλείπω = achterlaten
ὁ φύλαξ, φύλακος = wachter, bewaker
διαφθείρω = te gronde richten, vernietigen
ὁ/ἡ παῖς, παιδός = kind, slaaf
τὸ ὄνομα, ὀνόματος = naam
ἤ = of
ῥίπτω = werpen
ὁ σωτήρ (σωτῆροσ)= redder
ὁ ἀδελφός = broer
ἡ χείρ, χειρός, dat.mv: χέρσιν = hand, arm
πάρειμι = aanwezig zijn
Hoofdstuk 13
δειλός = laf, ongelukkig
μάλιστα = het meest, vooral
ἀμφότεροι = beide(n)
σοφός = verstandig, slim, wijs
μέγιστος = grootst, zeer groot
διαφέρω = verschillen
κρείττων, κρείττονος = beter, sterker
βελτίων, βελτίονος = beter, bekwamer
ὡς = (zo)als
ἡ τιμή = eer, eerbewijs
ὁ πολέμιος = vijand
ἡ γῆ = aarde, grond, land
γιγνώσκω = (leren) kennen, inzien, begrijpen
ἤ = of, dan
σκοπέω = bekijken, letten op
κράτιστος = sterkst, best, zeer sterk, zeer goed
μείζων, μείζονος = groter
διὰ τοῦτο = daarom
βέλτιστος = best, zeer goed
ὁ Ζεύς, Διος = Zeus
μᾶλλον = meer
ἡ βουλή = plan, besluit, raad, advies
πότερος; = wie van beide(n)?
ἡ σοφία = wijsheid, slimheid
ὁ δόλος = list
κρίνω = (be)oordelen
πλέον = meer
βλάπτω = schade toebrengen, benadelen
πλεῖστος = meeste(n), zeer vele(n)
ἀδικέω = onrecht doen, onrechtvaardig (be)handelen
ἥττων, ἡττονος = minder, zwakker
σεαυτόν = jezelf
πλείων, πλείονος = meer
ἀμείνων, ἀμείνονος = beter
Hoofdstuk 14
τρέχω = rennen
δῆλος = duidelijk
ὁ αὐτὸς καί = dezelfde als
φρονέω = verstandig zijn
ἄπιστος = ongelofelijk, onbetrouwbaar
πότερον ... ἤ = (of) … of
ὁ ἵππος = paard
βάλλω = gooien
αὐτός, αὐτή, αὐτό = zelf
ἀλλήλουσ= elkaar
ὁ αὐτόσ= dezelfde (als) { +dat }
τὸ σημεῖον = teken
πρός = bij { +dat }
πρὸς τούτοις = bovendien
ὅτε = toen, wanneer
λανθάνω = verborgen zijn voor, ontgaan aan { +acc }
διώκω = achtervolgen
τὸ γόνυ, γόνατος = knie
δοκέω = (toe)schijnen (aan) { +dat }
τὸ αὐτό = hetzelfde
ἔτι = nog
Hoofdstuk 16
ἡ εὐτυχία	= succes, geluk, voorspoed
βούλομαι	= willen
ἡ χάρις, χάριστος, acc χάριν = charme, gunst, dank
δύναμαι = kunnen
ἄπειμι = afwezig zijn, verwijderd zijn
διαλέγομαι = spreken met, een gesprek voeren met, discussiëren {+dat}
ἀφικνέομαι (εἰς + ?) = (aan)komen (in), bereiken {+acc}
ἀγαθός = goed
ἄθλιος = ongelukkig
εἴτε .. εἴτε = of … of, hetzij … hetzij
ἀναγκαῖον ἐστι(ν) = het is noodzakelijk, onvermijdelijk
φαίνομαι = (ver)schijnen {+inf}
ἐπεί, ἐπειδή = toen, nadat, aangezien, nu
γαμέομαι = trouwen
γυμνός = naakt, onbedekt
ἐπίσταμαι = weten, kennen, kunnen {+inf}
ὁ λέων, λέοντος = leeuw
ὁράω = zien
φαίνω = tonen, laten zien
κάθημαι = zitten
ἀναγκαῖοσ	 = noodzakelijk, onvermijdelijk
κεῖμαι = liggen
λούω = wassen
λούομαι = zich wassen
ἡ αἰδώς, αἰδοῦς = schaamte, gêne, respect, ontzag
ἐγείρω = (op)wekken, wakker maken, aanmoedigen
παρακελεύομαι = aansporen {+dat}
ἅπτομαι = aanraken, vastpakken {+gen}
νέμω = verdelen, toedelen
οὔπω, οὔ ... πω = nog niet
ἡ ἐσθής, ἐσθῆτος = kleding
αἰδέομαι = zich schamen om, ontzag hebben voor, respecteren {+inf} {+acc}
οὗτος, οὗτοι = deze, die
ἐμαυτόν, ἐμαυτήν = mijzelf
παρά = bij {+dat}
παρά = naar {+acc}
ἀνίσταμαι	= opstaan
ἐγείρομαι	= wakker worden
ὁ πόντοσ	= zee
παρασκευάζω	= klaarmaken, gereedmaken
πάσχω = lijden, te verduren hebben, ondervinden, ervaren
τοιοῦτος, τοιαύτη, τοιοῦτο = zodanig
τὸ ἱμάτιον = mantel
χρή = het is nodig om {+inf}
θεάομαι = bekijken, beschouwen
ἀποκρίνομαι = antwoorden {+dat}
θεραπεύω = verzorgen
ὁ ποταμός = rivier
ἡμέτερος = ons, onze
ἐπιλανθάνομαι = vergeten {+gen}
ἔρχομαι = gaan, komen
ἡ κόρη = meisje
φοβέομαι = bang zijn (voor), vrezen
γίγνομαι = geboren worden, ontstaan, worden, gebeuren
ἡ θυγάτηρ, θυγατρός = dochter
ἡγέομαι = leiden, voor(op)gaan {+dat}
ἵσταμαι = gaan staan, blijven staan
Hoofdstuk 17
ῥέω = stromen
κατά = verspreid over, ter hoogte van, volgens, wat betreft { +acc }
αἱρέω = (in)nemen
ἡ νύξ, νυκτός = nacht
βαρύς, βαρέος = zwaar
δεῖ = het is nodig dat, het moet, men moet { +inf/AcI }
ἐμαυτῷ, ἐμαυτῇ (dat m/v) = (aan) mijzelf
Διός, Διί, Δία = Zeus { gen, dat, acc }
καλέω = noemen +2 acc, roepen
εὐθύς = onmiddellijk
παρίσταμαι = bijstaan, helpen { +dat }
ἄφρων, ἄφρονος = onverstandig, dwaas
ἄγριος = wild, woest
ἡ ἑσπέρα = avond
εὔχομαι = bidden, bidden (tot +dat)
ἅμα = tegelijk/samen met { +dat }
ἡγέομαι = leiden, voor(op)gaan +dat, menen + AcI/inf, beschouwen als +2 acc
ἀναγκαῖόν ἐστι(ν) = het is noodzakelijk dat, het is onvermijdelijk dat { +AcI }
γλυκύς, γλυκέος = zoet
ὁ λίθος = steen
ὁ ὀφθαλμός = oog
ὑπό = onder, aan de voet van { +dat }
καταβάλλω = naar beneden gooien, neergooien
ἐλαύνω = rijden, (voort)drijven
δῆλόν ἐστι(ν) = het is duidelijk dat { +AcI }
παντοῖος = allerlei
πολύ = veel { +comperativus }
ἀπόλλυμαι = omkomen, te gronde gaan
πόθεν; = waarvandaan?
περί = (rond)om, met betrekking tot { +acc }
πίνω = drinken
τὸ αἷμα, αἵματος = bloed
πυνθάνομαι = (onder)vragen, vernemen
τὸ πῦρ = vuur
ὀξύς, ὀξέος = scherp, fel
χρή = het is nodig, het moet { +inf/AcI }
ἐσθίω = eten
ἔξω = buiten { +gen }
ἡ βία = kracht, geweld
ἥδομαι = blij zijn met, zich verheugen in/over { +dat }
ὅδε, ἥδε, τόδε = deze, dit
Hoofdstuk 18
ἐχων = met { +AcI }
βοάω, ἐβόησα = schreeuwen
ὁ θνητός = sterveling, mens
ἐπισκοπέω = bekijken, overwegen
δύο, δυοῖν (nom, gen/dat) = twee
χρυσοῦς = gouden
διά = door (...heen) { +gen }
ἄγε/ἄγετε (δή) = vooruit!
εἴκοσι(ν) = twintig
βουλεύω = beramen, beraadslagen, besluiten
πολλάκις = vaak, dikwijls
ὁ νεανίας = jongeman
ἔδεισα = ik werd bang {aor}
ὁ θρόνος = troon, zetel
ἔνθα = daar, waar
ὁ ἥρως, ἥρωος = held
ἔνδον = binnen
ὁ ὅρκος = eed
γε = tenminste
ὑπισχνέομαι = beloven te { + inf }
οἷος = zo(danig) als
βουλεύομαι = beramen, beraadslagen, besluiten
ἐπιχειρέω = aanvallen, de hand slaan +dat, ondernemen, overgaan tot, proberen +inf
οὐ μόνον ..., ἀλλὰ καί = niet alleen ..., maar ook
ποτέ = eens, ooit, soms
ἡ ὕλη = hout, bos
ἕπομαι, εἱπόμην (impf) = volgen, meegaan met { + dat }
ἀνοίγω = openen
τὸ φάρμακον = kruid, geneesmiddel, vergif
τύπτω, ἔτυψα (aor) = slaan
χαλεπός = lastig, moeilijk
εἶχον, imperf. van ἔχω = ik had, zij hadden
θνητός = sterfelijk
ἐσθλός = edel, voortreffelijk
ἴθι = kom op!
ὑμέτερος = (van) jullie
Hoofdstuk 19 t/m πολύ
εἷλον, aor bij αἱρέω (stam ἑλ-) = ik nam
σχεδόν = dichtbij, bijna { +gen }
ἀφικόμην, aor van ἄφικνέομαι = ik kwam aan
μισέω = haten
ἀπέθανον, aor van ἀποθνῄσκω = ik stierf
εἶδον, aor bij ὁράω, (stam ἰδ-)
ἔλαβον, aor van λαμβάνω = ik nam, pakte (vast)
εἶπον, aor bij λέγω (stam εἰπ-) = ik zei/sprak
ὁ δέ = hij, de ander
ὑπολαμβάνω, aor: ὑπέλαβον = antwoorden
ἐγενόμην, aor van γίγνομαι = ik werd (geboren), ontstond, ik werd, (ik) gebeurde
ἐπαινέω = goedkeuren, prijzen
καρτερός = sterk, krachtig
μήποτε = nooit { +imp/inf }
ἀπωλόμην, aor van ἀπόλλυμαι (stam ὀλ) = ik kwam om
μᾶλλον ... ἤ = liever ... dan
ἔσχον, aor van ἔχω (stam σχ-) = ik had (gekregen), ik kreeg
οὔποτε = nooit
πῶς; = hoe?
ἤγαγον, aor van ἄγω (stam ἀγαγ-) = ik bracht, leidde
ὑπέλαβον, aor van ὑπολαμβανω = ik antwoordde
παύομαι = ophouden (met), stoppen (met) { +gen }
ἀδύνατος = niet in staat, onmogelijk
πολύ = verreweg { +suprl }

Ingezonden op 09-11-2014 - 2027x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pallas, deel 3

4294967295 Hoofdstuk 12 zonder de eerste twee woorden t/m hoofdstuk 19 πολύ