Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

- Bianca 4havo, deel 1

1 Nederlands: woordenschat

Jaar 4 (havo)

Abstract denkend = kunnen denken zonder naar de werkelijkheid te kijken
Accuraat = nauwkeurig
Ambitieus = eerzuchtig
Assertief = zelfverzekerd
Communicatief = makkelijk met anderen pratend
Creatief = in staat zelf iets te maken of te bedenken
Coöperatief = op samenwerking gericht
Emotioneel stabiel = evenwichtig in het omgaan met gevoelens
Energiek = vol energie
Gedisciplineerd = volgens een strak tijdschema werkend
Initiatiefrijk = iets (nieuws) willen ondernemen
Innovatief = vernieuwend
Punctueel = stipt, zeer nauwkeurig
Representatief = geschikt om een bedrijf te vertegenwoordigen
Responsabel = verantwoordelijkheid
Sociaal voelend = begrip en gevoelens hebben voor medemensen

Accountant = iemand die boekhoudingen en administraties van bedrijven en instellingen inricht, bijhoudt en controleert.
Acquisiteur = Iemand die klanten, adverteerders of abonnees werft
Amanuensis = Assistent op natuur- en scheikundig terrein in laboratoria en scholen.
Anesthesist = specialist die patiënten voor een operatie onder narcose brengt
Artdirector = Grafisch (kunstzinnig) vormgever bij een reclamebedrijf
Consulent = Deskundige op een bepaald gebied die raad geeft, bijvoorbeeld op het gebied van de organisatie of de financiën
Decorateur = Iemand die versieringen voor toneel, etalages, enz. ontwerpt.
Ergotherapeut = Geneeskundige die door spel, arbeid en oefening bepaalde spierfuncties activeert.
Expediteur = Iemand die zorgt voor het verzenden van goederen.
Floormanager = Iemand die zorgt voor de goede gang van zaken bij een theateropvoering of televi-sieopname.
Griffier = secretaris bij bepaalde colleges, zoals de tweede kamer
Illusionist = Goochelaar
Intercedent = Bemiddelaar bij een uitzendbureau, verzekeringsmaatschappij, etc.
Interimmanager = Iemand die tijdelijk de functie van directeur vervult
Laborant = Iemand die in een laboratorium werkt.
Marketeer = Iemand die zich binnen een bedrijf bezighoudt met marketing
Publicist = Iemand die stukken schrijft over actuele, vooral politieke onderwerpen.
Redacteur = Iemand die berichten verzamelt en bewerkt voor publicatie
Scenarioschrijver = Schrijver van een draaiboek
Statisticus = iemand die inzicht probeert te verkrijgen in maatschappelijke of economische verschijnselen door gebruik te maken van cijfermateriaal
Systeembeheerder = iemand die zorgt voor het beheer van een computersysteem tijdens de dagelijkse werkzaamheden
Taxateur = Iemand die de waarde van roerend en onroerend goed vaststelt.
Euvel te duiden = kwalijk nemen
Uit hoofde van = op grond van
Blijkens = zoals blijkt uit
Onverwijld = onmiddellijk
Teneinde = om
Desalniettemin = toch
Daar = omdat
Restitutie = teruggave
Bijgevolg = dus
Genoegzaam = genoeg
Offreren = aanbieden
Krachtens = op basis van
Anderszins = op een andere manier
Abusievelijk = bij vergissing
Cartoon = een humoristische tekening over een actuele gebeurtenis; spotprent
Column = een geregeld verschijnende bijdrage waarin de schrijver op een heel persoonlijke manier over allerlei onderwerpen schrijft
Deadline = tijdstip waarop een artikel, een pagina of een krant persklaar moet zijn
Dossier = verzameling van artikelen over een bepaald onderwerp
Editie = drukgang; voor de ene regio wordt vaak een iets andere krant gedrukt dan voor de andere, bijvoorbeeld een andere opening.
Hoor en wederhoor = als journalist of een bron kritiek levert op iemand, moet de persoon over wie het gaat ook gehoord worden.
Infographic = informatieve illustratie, bijvoorbeeld beeldgrafiek, waarin beeld en tekst een geheel vormen.
Infotainment = journalistieke formule waarbij min of meer serieuze informatieve toegankelijk wordt gemaakt door die te brengen als vermaak.
Intranet = een netwerk voor besloten gebruik binnen een organisatie.
Katern = wekelijkse bijlage in het weekend of op andere dagen van de week zoals het katern “boe-ken” in Trouw.
Lead = de samenvattende eerste alinea, soms in een grotere, vettere letter gedrukt.
Mediageniek = bij uitstek goed overkomend op televisie of op andere media.
Paparazzi = persfotografen die uit zijn op grof geld voor foto’s van beroemdheden in intieme of compromitterende situaties
Persbureau = bureau dat de nationale en internationale nieuwsvoorziening verzorgt, waar dagblad-pers en omroepen in binnen- en buitenland gebruik van maken.
Reportage = afdeling van een krant gewijd aan een bepaald onderwerp
Rubriek = formaat van een krant dat de helft is van dat van een traditioneel dagblad; veel kranten gaan ertoe over, omdat het handiger leest.
Weblog = blog waarop iemand regelmatig teksten schrijft over wat hij heeft meegemaakt.
Acclimatiseren = aan het klimaat wennen
Arceren = markeren door van evenwijdige lijnen te voorzien
Asterisk = stervormig verwijzingsteken
Bonafide = betrouwbaar
Chauvinisme = sterk overdreven vaderlandsliefde
Clement = mild, niet streng
Documentaire = een op de feiten berustende film
Homogeen = van ongeveer gelijke samenstelling
Intuïtief = bij ingeving, zonder nadenken
Precair = zeer onzeker, lastig
Precedent = eerder voorval waarop men zich kan beroepen
Prematuur = te vroeg, voorbarig
Prozaïsch = alledaags, nuchter
Querulant = iemand die altijd klaagt
Receptief = passief
Remedie = geneesmiddel, ook: oplossing
Retoucheren = bijwerken
Retrospectief = terugblik
Stringent = bindend
Traceren = op het spoor komen
Een blad voor de mond = geven openlijk hun mening
Potentiële = mogelijke
Parlementaire = van de tweede kamer
Op de flanken = aan de zijkanten
Ideologie = de opvattingen over de wijze waarop de samenleving wordt ingericht
Bestel = ordening zoals die bestaat
Honend = met verachtering bespottend
Terstond = direct
Conservatie = behoudende
Onparlementair = onbeschaafd
Notulen = verslag van een vergadering
Te wraken passages = tekstgedeelten die moeten worden afgekeurd
Publiek = openbaar
Baldadig = overmoedig en ruw
Crimineel = misdadig
Eufemisme = verzachtende uitdrukking
Dysfemismen = woorden die vaak zijn aangedikt
Informele = onofficiële, niet volgens de regels
Formele = officiële, volgens de regels
Taalintensivering = een boodschap sterker formuleren dan nodig is
Vertekenen = vervormd weergegeven
Gefingeerde = verzonnen, niet bestaand
Neutrale = zonder positieve of negatieve woorden
Prefereren = de voorkeur geven aan
Incompetent = onbekwaam, ongeschikt
Activeren = aansporen tot handelen
Afleiden = uit een aantal gegevens een conclusie trekken
Afwegen = overwegen welk alternatief het beste is
Baseren = steunen op, uitgaan van
Beredeneren = verstandelijk verklaren
Betogen = trachten aan te tonen, aannemelijk willen
Beweren = stellen, zeggen dat iets zo is
Confronteren = in aanraking brengen met feiten of problemen
Constateren = vaststellen, zien
Corresponderen = overeenstemmen met
Generaliseren = alles over een kam scheren
Misleiden = iemand opzettelijk iets verkeerd laten denken of doen
Nuanceren = een bewering iets afzwakken
Resulteren = als uitkomst hebben
Toelichten = extra uitleg of voorbeelden geven
Verbloemen = verbergen door iets mooier voor te stellen dan het is

Ingezonden op 19-11-2014 - 1683x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

fouten? niet mijn schuld (eigenlijk wel, maar is je eigen schuld als je het verkeerd leert xox)

Vakken

- Bianca 4havo, deel 1

1 Nederlands: woordenschat