Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Haganum 5de Frans
› 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Haganum 5de Frans
hoofdstuk 2
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Un être vivant=een levend wezen Le dégât=de schade Mondial=wereld- La disparition=de verdwijning Permettre=mogelijk maken L’extinction=het uitsterven Une espèce=een soort Assumer=aanvaarden Éviter=verwijden Inaccessible=ontoegankelijk S’étendre=zich uitstrekken La boue=de modder Un tremblement de terre=een aardbeving Une inondation=een overstroming Le récolte=de oogst Le citadin=de stedeling Sauver=redden La proie=de prooi Apprivoiser=tam maken Le sommet=de top La neige=de sneeuw Un ours=een beer Le géant=de reus Le troupeau=de kudde Paisible=vredig Une tempête=een storm Hivernal=winters Un orage=een onweer Le forêt=het bos Le désert=de woestijn L’eau potable=het drinkwater Une éclaircie=een opklaring Le filet=het net Un fleuve=een rivier La source=de bron Mortel=dodelijk Mûr=rijp Un éleveur=een veehouder La préoccupation=de zorg Le vétérinaire = de dierenarts La campagne=het platteland Le sable=het zand L’eau douce=zoet water Protéger=beschermen La météo=het weerbericht La montagne=de berg La colline=de heuvel La vache=de koe Un oiseau=een vogel La laine=de wol Agir=optreden La découverte=de ontdekking Un animal domestique=een huisdier La mort=de dood Aller la pêche=vissen Les transports en commum=het openbaar vervoer Un moyen de transport=een vervoermiddel La piste cyclable=het fietspad Le réseau routier=het wegennet Le couloir=de rijbaan Le chemin de fer=de spoorweg Ferroviaire=spoorweg Relier=verbinden Perturber=storen Faire la navette=pendelen Ralentir=vaart minderen La voie=de baan La déviation=de omleiding Un embouteillage=een verkeersopstopping La visibilité=het zicht Aveugler=verblinden La compagnie aérienne=de luchtvaartmaatschappij Le vol=de vlucht Un atterrissage=een landing Vérifier=controleren Détourner=kapen Un équipage=een bammaning L’àccés=de toegang Le routier=de vrachtwagenchauffeur La messagerie=het koeriersbedrijf Le détour=de omweg Le péage=de tol Le cortège=de stoet Parcourir=doorkruisen Un itinéraire=een route Interminable=eindeloos Effectuer=volbrengen Heurter=raken La priorité=de voorrang Supprimer=opheffen Un inconvénient=een nadeel Le casque=de helm Un panneau=een bord Surchargé=te zwaar beladen La liaison=de verbinding Doubler=inhalen Lentement=langzaam Prendre la correspondance=overstappen Un arrêt du bus=een bushalte Le ticket=het kaartje Le distributeur=de automaat Un aller-retour=een retourtje Une place assise=een zitplaats Le feu=het stoplicht Le piéton=de voetganger Traverser=oversteken Le banlieusard=de forens Se terminer=eindigen La destination=de bestemming Remporter=behalen La défaite=de nederlaag Une course=een wedstrijd Soigner=verzorgen Le port=het dragen Exclu=geschorst Le grimpeur=de klimmer L’haleine=de adem Considérer comme=beschouwen als Le maillot vert=de groene trui Le survêtement=het trainingspak Une botte=een laars Collectionner=verzamelen Se procurer=aanschaffen Une occupation=een bezigheid Le passe-temps=de hobby Une association=een vereniging La tentative=de poging Mettre fin à=een einde maken aan Le championnat=het kampioenschap Pratiquer=beoefenen Un entraînement=een training Provoquer=veroorzaken Infatigable=onvermoeibaar Couvrir une distance=een afstand afleggen Le défi=de uitdaging Les exercices d’échauffement=de warming-up Jouer aux échecs=schaken Les loisirs=de vrije tijd Le phénomène=het verschijnsel Un jour de congé=een vrije dag Confirmer=bevestigen Un rapport=een verband Se détendre=zich ontspannen Promouvoir=promoten Une parol=een wand Baliser=aangeven Rigoler=lol hebben À proximité de=in de nabijheid van Se noyer=verdrinken Le parc d’attractions=het pretpark Le séjour=het verblijf Une résidence secondaire=een tweede huis La piscine=het zwembad Bricoler=knutselen Les vêtements de loisir=de vrijetijdskleding La chaussure=de schoen Le château=het kasteel Diffuser en direct=rechtstreeks uitzenden Un match amical=een vriendschappelijke wedstrijd Le tour=de ronde Remplacer=vervangen Sélectionner=selecteren La performance sportive=de sportprestaties Un fichier informatique=een bestand Le logiciel=de software Naviguer=surfen Un clavier=een toetsenbord Un écran=een scherm La souris=de muis Un internaute=een internetgebruiker Une adresse électronique=een emailadres Le courriel=de email Télécharger=downloaden La télécommande=de afstandsbediening Un animateur=een presentator Une chaîne=een net Un sondage d’opinion=een opiniepeilling Enregistrer=opnemen Intégral=integraal Le mensonge=de leugen Diffuser=uitzenden Une émission=een uitzending Transmettre=uitzenden L’ère=de tijd Un hebdomadaire=een weekblad Un auditeur=een luisteraar À l’avenir=in de toekomst Le taux d’écoute= de luisterdichtheid Le lancement=de lancering Un ingénieur du son=een geluidstechnicus Numérique=digitaal Une convention=een overeenkomst Autoriser à=machtigen Adapter=aanpassen Envisager=overwegen Parier=wedden Modifier=wijzigen Susciter=veroorzaken L’usage=het gebruik Un interlocuteur=een gesprekspartner Dépendre de=afhangen van Un ordinateur=een computer Une imprimante=een printer Brancher=aansluiten Le titre=de titel La publicité=de reclame La une=de voorpagina Le message=het bericht La voix=de stem Un envoyé spécial=een sociaal verslaggever Rester en ligne=aan de lijn blijven Rappeler=terugbellen Un colis=een pakje Taper=typen Les informations=het nieuws Déterminé=vastberaden Bavard=praatziek Adroit=handig Vulnérable=kwetsbaar La cruauté=de wreedheid Le prochain=de naaste Le desintéressement=de onbaadzuchtigheid Le dédain=de minachting L’affection=de genegenheid La bonté=de goedheid La persévérance=het doorzettingsvermogen La confusion=de verwarring Avare=gierig Au dêtriment de=ten koste van Courtois=hoffelijk Capricieux=wispelturig Le défaut=het gebrek Le sang-frois=de koelbloedigheid rassurer=geruststellen Soutenir=steunen Scrupuleux=nauwgezet Rendre compte de=verslag uitbrengen van La paresse=de luiheid Coléreux=driftig La sagesse=de wijsheid Insolent=brutaal Poliment=beleefd Justifier=rechtvaardigen Éprouver=voelen Avec bienveillance=welwillend Hostile= vijandig Contester=betwisten Nier=ontkennen Impitoyable=meedogenloos La faveur=de gunst Distrait=verstrooid Muet=stom Paresseux=lui Rusé=slim Moqueur=spottend Discret=bescheiden Courageux=moedig Honnête=eerlijk Sincère=oprecht Rêveur=dromerig Généreux=gul S’adapter=zich aanpassen Drôle=grappig Tranquille=rustig Bête=dom Se fâcher=boos worden Gai=vrolijk Sévère=streng Solitaire=eenzaam Digne=waardig
Ingezonden op 28-11-2014 - 612x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
29-11-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!