Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
trabitour 3
› 4 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
trabitour 3
4 4
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Bahn = de trein, de spoorweg; de trein; de spoorweg bremsen = remmen Der Fahrer des roten Autos hat plötzlich scharf gebremst. = De bestuurder van de rode auto heeft plotseling hard geremd. ersetzen = vervangen der Fahrplan = de dienstregeling, het spoorboekje; de dienstregeling; het spoorboekje das Fahrzeug = het voertuig, de auto; het voertuig; de auto Er bringt sein kaputtes Fahrzeug in die Werkstatt. = Hij brengt zijn kapotte auto naar de garage. der LKW (Lastkraftwagen) = de vrachtwagen das Moped = de brommer, de bromfiets; de brommer; de bromfiets der PKW (Personenkraftwagen) = de personenauto An dem Unfall waren ein PKW und ein Bus beteiligt. = Bij het ongeluk waren een personenauto en een bus betrokken. das Rad= het wiel der Reifen = de band In Deutschland sind Winterreifen Plicht. = In Duitsland zijn winterbanden verplicht. das Steuer = het stuur die Straßenbahn = de tram die S-Bahn = de voorstadtrein, de sprinter; de voorstadtrein; de sprinter der Teil = het deel Der vordere Teil des Auto ist beschädigt. = Het voorste deel van de auto is beschadigd. das Teil = het onderdeel Das Teil was nicht zu kriegen. = Het onderdeel was niet te krijgen. die U-Bahn = de metro überholen = inhalen Die Züge fahren heute pünktlich. = De treinen rijden vandaag op tijd. abstellen = parkeren der Bahnsteig = het perron das Gleis = het spoor Der ICE nach Bonn fährt auf Gleis 7 ein. = De intercity naar Bonn komt binnen op spoor 7. der Hubschrauber = de helikopter lenken = sturen die Reparatur = de reparatie, de garage; de reparatie; de garage Ich habe das Auto zur Reparatur gebracht. = Ik heb de auto naar de garage gebracht. der Schaffner = de conducteur schalten = schakelen die Verspätung = de vertraging vorankommen, kam voran, ist vorangekommen = vooruitkomen Ich stehe in Stau und komme nicht voran. = Ik sta in de file en kom niet vooruit. die Vorfahrt = de voorrang die Werkstatt = de werkplaats, de garage; de werkplaats; de garage
Ingezonden op 03-12-2014 - 758x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!