Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans AP hogeschool 1e jaar
› 666 exercices de révision
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans AP hogeschool 1e jaar
, deel 1
666 exercices de révision
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hertrouwen = se remarier Op elkaar lijken = se ressembler Kerstmis doorbrengen = passer Noël Kennis maken= faire connaissance Iemand versieren= draguer quelqu’un Elkaar kussen= s’embrasser Een kus uitwisselen= échanger un baiser Zich verzoenen= se réconcilier Ruziemaken = se disputer Scheiden= divorcer Haten= haïr Bedriegen= tromper Het hoederecht hebben = avoir la garde Zich ongelukkig voelen= se sentir malheureux Iemand vertrouwen= faire confiance à qqn Bewonderen = admirer Iemand beklagen = plaindre qqun De brug maken = faire le pont Voorlopen (horloge)= avancer Achterlopen (horloge) retarder Tijd hebben= avoir le temps Zijn tijd nemen= prendre son temps Uitstellen= reporter, remettre Een afspraak afzeggen= annuler un rendez-vous Zijn trein halen= rattraper / avoir le train Zijn trein missen = rater Sneeuwen = neiger Vriezen = geler Uitglijden = glisser Het is mooi weer= il fait beau Een kamer inrichten= aménager une chambre Verbouwen= faire des travaux Het papier verwijderen = enlever le papier Schilderen= peindre Opruimen, schikken= ranger Het water stroomt= l’eau coule Schilderijen ophangen= accrocher des tableaux Vehuizen= déménager Zijn studio verlaten= quitter son studio Opstaan= se lever Wakker worden= se réveiller Zich aankleden= s’habiller Het avondmaal klaarmaken= préparer le dîner De tafel dekken= mettre la table De tafel afruimen= débarrasser la table De afwas (af)drogen = essuyer la vaisselle Aan tafel gaan zitten = se mettre à table Zich haasten= se dépêcher In slaap vallen= s’endormir Naar de radio luisteren= écouter la radio De krant lezen= lire le journal Zich verkleden = se déguiser Ontbijten= prendre le petit déjeuner Uitgaan= sortir Zich ontspannen = se détendre Zich vervelen = s’ennuyer Feesten = faire la fête Vieren= fêter Trainen= s’entraîner Verliezen= perdre Joggen= faire du jogging Naar de gym gaan= aller au gym (een record) verslaan= battre le record Doelpunt maken = marquer des buts Een match meedoen = participer à un match moed tonen=faire preuve de; faire preuve de courage in tranen uitbarsten=fondre en larmes;éclater en sanglots ik heb medelijden met hem=il me fait pitié blij zijn in iemand zijn plaats=se réjouir pour maar een paar minuten nodig hebben=en avoir pour quelques minutes veel tijd nodig hebben=mettre du temps paardrijden = faire du cheval;faire de l'équitation langlaufen =faire du ski de fond alpine ski=du ski alpin met de slee= de la luge de ski lift nemen=prendre le remonte-pente
Ingezonden op 29-12-2014 - 981x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
17-01-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!