Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Engels examenidioom
› 1234520
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Engels examenidioom
hoofdstuk 1234520
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
spouse = echtgenoot ; echtgenote offspring = kroost ; kinderen siblings = broer ; zus infants = klein kind {onder de 7 jaar} ; kind onder de 7 jaar youths = jongen ; jongeman elderly = bejaarden ancestor = voorouder posterity = nageslacht hereditary = erfelijk humanity = mensheid to descend from = afstammen van tribe = stam ally = bondgenoot associate = relatie guardian = voogd to rear = grootbrengen ; opvoeden to shack up = samenwonen to fancy = verliefd zijn op marital = huwelijks- matrimony = huwelijk alimony = alimentatie womanizer = rokkenjager adultery = overspel bigamy = bigamie ; gelijktijdig getrouwd zijn met twee personen single = alleenstaand gap = kloof row = ruzie to maintain = onderhouden affection = genegenheid faithful = trouw to age = ouder worden to resemble = lijken op familiar = bekend guestroom = logeerkamer coffin = doodskist deceased = overledene bereavement = sterfgeval ; verlies van een dierbare obituary = overlijdensbericht cemetery = kerkhof orphan = wees meanwhile = intussen in due course = tezijnertijd after all = immers thus = dus ; aldus as a matter of fact = in feite consequently = als gevolg daarvan provided ; provided that = mits ; op voorwaarde dat on account of = vanwege owing to = vanwege all in all = alles bij elkaar initially = aanvankelijk eventually = uiteindelijk ; ten slotte ancient = heel oud previously = daarvóór ; eerder prior to = voorafgaand aan beforehand = van tevoren towards = tegen current = huidig present = huidig premature = voorbarig formerly = vroeger annual = jaarlijks eternal = eeuwig rarely = zelden occasionally = af en toe temporary = tijdelijk perpetual = eeuwig subsequently = vervolgens simultaneously = tegelijkertijd previous = vorig prospective = potentieel ; aanstaand impending = dreigend at hand = op handen ; heel dichtbij fortnight = veertien dagen decade = decennium ; 10 jaar era = tijdperk to postpone = uitstellen unprecedented = ongekend dawn = dageraad ; dauw dusk = schemering thoroughly = grondig profound = grondig ; vergaand entire = heel brief = kort substantial = flink ; aanzienlijk elaborate = uitgebreid comprehensive = uitgebreid abundance = overvloed lavish = overdadig ; buitensporig numerous = talrijk huge = enorm vast = enorm untold = ongekend ; onmetelijk merely = alleen ; slechts negligible = verwaarloosbaar narrow = smal gorgeous = prachtig bleak = troosteloos trivial = onbelangrijk superficial = oppervlakkig moderate = matig superfluous = overbodig incoherent = onsamenhangend plausible = aannemelijk appropriate = gepast ; geschikt outrageous = schandalig atrocious = vreselijk ; zeer slecht hideous = afgrijselijk harsh = streng poignant = schrijnend ; droevig virtually = vrijwel ; praktisch rapid = snel swift = snel to surpass = overtreffen increasingly = steeds meer invariably = altijd potential = mogelijk consistently = consequent ; steeds genuine = echt distinct = verschillend public school = particuliere kostschool grammar school = gymnasium comprehensive school = scholengemeenschap boarding school = kostschool GCSE {General Certificate of Secondary Education} = examen algemeen voortgezet onderwijs to graduate = afstuderen curriculum = vakkenpakket ; leerplan tuition fee = schoolgeld grant = studiebeurs careers adviser = decaan compulsory = verplicht obligatory = verplicht attendance = aanwezigheid punctual = op tijd aanwezig fluency = spreekvaardigheid pronunciation = uitspraak eloquent = welsprekend to multiply = vermenigvuldigen proficient = vaardig scholar = geleerde term = trimester to advance = vorderen illiterate = analfabeet to assess = beoordelen to excel = uitblinken attentive = oplettend to submit = inleveren truant = spijbelaar to be in detention = nablijven to mark = nakijken to overlook = over het hoofd zien perception = waarneming comprehension = begrip innovation = vernieuwing aptitude = aanleg to comprehend = begrijpen to grasp = begrijpen vocabulary = woordenschat survey = overzicht tedious = saai to recuperate = herstellen to inoculate = inenten to benefit = goed doen to alleviate = verlichten agony = ondraaglijke pijn cardiac arrest = hartstilstand obesity = zwaarlijvigheid paralysis = verlamming contagious = besmettelijk to neglect = verwaarlozen to monitor = controleren disabled = invalide deformed = mismaakt retarded = zwakbegaafd pathological = ziekelijk ; abnormaal to shiver = rillen to vomit = overgeven to pant = hijgen to digest = verteren to moan = kreunen to suffocate = stikken intoxicated = onder invloed {van alcohol of drugs} to go into rehab = afkicken {van alcohol of drugs} ward = ziekenhuiszaal ; zaal feeble = zwak kidney = nier germ = bacterie sedative = kalmeringsmiddel to soothe = verzachten prescription = recept to administer = toedienen numb = verstijfd ; verdoofd lethal = dodelijk ; zeer gevaarlijk malignant = kwaadaardig contaminated = besmet morbid = ziekelijk incurable = ongeneeslijk to subject to = onderwerpen aan guinea pig = proefkonijn to regain = terugkrijgen to be eager = heel graag willen keen = enthousiast overwhelmed = overweldigd bliss = geluk ; genot seductive = verleidelijk to long = sterk verlangen gratitude = dankbaarheid hilarious = zeer grappig allegiance = trouw ; trouw aan een land ; trouw aan een idee hostile = vijandig to appal = verbijsteren appalling = vreselijk indignant = verontwaardigd outrage = verontwaardiging disdain = minachting to despise = minachten resentment = haat ; wrok biased = bevooroordeeld furious = woedend anxious = ongerust concerned = bezorgd exasperated = erg geïrriteerd anguish = enorme bezorgdheid en angst ; enorme bezorgdheid ; enorme angst agonizing = zeer pijnlijk dejected = neerslachtig to daunt = ontmoedigen to sense = voelen commitment = grote inzet tendency = neiging blunt = bot patronising ; condescending = neerbuigend suspicious = verdacht malicious = kwaadaardig ; boos to envy = benijden ; benijden om to grieve = treuren ; rouwen to mourn = treuren over ; rouwen over to dedicate to = wijden aan to come to terms with = accepteren to implore = smeken condescending = neerbuigend
Ingezonden op 08-01-2015 - 892x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!