Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Fortuna

19 woorden en aanvullingen bij 19 en 20AB foutloos en met ;

Jaar 3 (Gymnasium)

19A:

fortissimus = dapperst, zeer/heel dapper
lex, legis (vrl.) = wet
absum, afui a(b) +abl., abesse = verwijderd zijn van
minimus = kleinst, zeer/heel klein
mercator, mercatoris = koopman
tertius = derde
Germanus = Germaan ; Germaans
differo, distuli, differre = verschillen, uitstellen
longe (bijw.) = ver (weg), lang (van tijd)
pessimus = slechtst, zeer/heel slecht
Gallus = Galliër, Gallisch
divido, divisi, dividere = verdelen, +abl scheiden van
provincia = provincie ; ambtsgebied
longissisme (bijw.) = meest ver weg ; langst, zeer/heel ver weg ; zeer/heel lang
minime (bijw.) = minst
optimus = best, zeer/heel goed
proximus = naast ; zeer/heel dichtbij
trans +acc = aan de overkant van, over ; over...heen
divisus = verdeeld
19B:
intra +acc = binnen
barbarus = vreemdeling; barbaar
condicio, condicionis (vrl.) =voorwaarde ; toestand
vero (bijw.) =echter ; inderdaad
unde = vanwaar, waarvandaan
sustineo, sustinui (sustinere) = omhooghouden ; uithouden
paulatim (bijw.) = langzamerhand
19C:
transeo, transii, transitus (transire) = overtrekken; voorbijtrekken; voorbijgaan
facinus, facinoris (onz) = misdaad
eques, equitis = ruiter; ridder
perfero, pertuli, perlatus (perferre) = overbrengen; verdragen
committo, commisi, commissus (committere) = aangaan; begaan; toevertrouwen; aangaan, begaan, toevertrouwen
tantus = zogroot; zoveel
mitto, misi, missus (mittere) = zenden; sturen
consumo, consumpsi, consumptus (consumere) = verbruiken; besteden
rapio, rapui, raptus (rapere) = grijpen; roven; meesleuren
opertet +(ACI) = het is nodig dat; men moet
potius (bijw) = liever; eerder
numerus = getal; aantal
frumentum = koren; graan
tolero (tolerare) = verdragen
20A:
iacio, ieci, iactus (iacere) = gooien
postulo (postulare) = opeisen; eisen
consulatus = ambt van consul; consulaat
redeo, redii, reditum (redire) = terugkeren
iubeo, iussi, iussus = bevelen; bevelen aan
memoro (memorare) = ter sprake brengen; vermelden
proelium = gevecht
secundus = tweede; volgend; gunstig
honor, honoris = eer; eerbewijs
dignitas, dignitatis = waardigheid; aanzien
cohors, cohortis = cohort; legerafdeling
intersum, interfui (interesse) = liggen; zijn tussen; aanwezig zijn bij
sol, solis = zon
iungo, iunxi, iunctus (iungere) = verbinden
comes, comitis = metgezel; vriend
occultus = verborgen; geheim
lumen, luminis = licht; oog
exstinguo, exstinxi, exstinctus (exstinguere) = uitblussen; blussen; uitdoven; doven; vernietigen
reperio, repperi, repertus (reperire) =vinden; te weten komen
finis, finis = einde; grens
paulum = weinig; een beetje; even
factum est = het is gemaakt; het is gedaan; het is gebeurd
forma = gestalte; schoonheid
cano (canere) = bezingen; zingen; blazen
cantus = lied; gezang
contendo, contendi (contendere) = zich inspannen; zich haasten; snel gaan; strijden
20B:
Graecia = Griekenland
uterque, utriusque = elk van beide; elk van beiden; beide; beiden
adhuc = tot nu toe; nog
tot = zoveel
vinco, vici, victus (vincere) = overwinnen; overtreffen
conspicio, conspexi, conspectus (conspicere) = zien; beschouwen
difficilis, difficile = moeilijk
celer, celeris = snel
epistula = brief
tres, trium, tria = drie
aanvullende woorden 19:
pars, partis (v) = deel
unus = één ; 1
lingus = taal ; tong
mos, moris (m) = gewoonte
bellum gerere (gessi, gestus) = oorlog voeren
lex, legis (v) = wet
occidere (=necare en interficere, interfeci, interfectus) = doden
homo, hominis (m) = mens ; man
humanus = menselijk
humanitas, tatis = beschaving
solere = de gewoonte hebben
flumen, inis (o) (=fluvius) = rivier
dum +indicativus = terwijl ; zolang als
dum +conjunctivus = totdat ; mits
ordo, ordinis (m) = rij ; gelid
(per)tubare = in (heftige) verwarring brengen
cavere +acc (cavi, cautus) = oppassen voor
etiam = ook ; zelfs
iacere (iacui) = liggen
iacere (ieci, iactus) = gooien
saepe = vaak ; dikwijls
semper = altijd
dolus = list
dolor, doloris (m) = pijn ; verdriet
donum = geschenk
tum = op dat moment ; toen ; dan
tunc = op dat moment ; toen ; dan
cum +indivativus = op het moment dat ; wanneer ; toen
cum +conjunctivus = toen ; nadat ; omdat ; hoewel
vincere (vici, victus) = (over)winnen
victor, toris (m) = overwinnaar
victoria = overwinning
fortis, e = dapper ; sterk
omnis, e = geheel ; elk (plur: alle(n))
talis, e = zo'n ; dergelijk ; zulke
valde = zeer, erg
evocare = oproepen
inde = daarvandaan
unde = waarvandaan
ibi = daar
ubi = waar
simul = tegelijk(ertijd)
dimittere (dimisi, dimissus) = wegsturen
sermo, sermonis (m) = gesprek
nox, noctis (v) = nacht
verus, a, um = echt ; waar
veritas, tatis (v) = waarheid
vero/verum/vere (bijw) = echt ; echter
extra +acc = buiten
inter +acc = tussen
inter se = onderling
interea/interim = intussen
sperare = hopen ; verwachten
desperare +dat = wanhopen
Romanus = romein ; romeins
Roma = rome
a(b) +abl = vanaf ; door (+passieve ww)
per +acc = door...(heen) ; door middel van ; gedurende
intellegere (intellexi, intellectus) = begrijpen
incendere (incendi, incensus) = in brand steken
accendere (accendi, accensus) = in brand steken
incendium = brand
praeda = buit
multitudo, tudinid (v) = menigte
locus = plaats
loca (plur onzijdig van locus) = plaatsen ; terrein
aanvullende woorden 20A:
pugna = strijd
bellum = oorlog
alter, era, erum = de een ; de ander ; de tweede
spectaculum = schouwspel
consilium = plan ; besluit
sol, solis (m) = zon
solus = alleen
sine +abl = zonder
iniuria = onrecht
itaque = dus ; daarom
inimicus = vijand(ig)
amicus = (be)vriend
hostis = (staats)vijand
petere (ab) = vragen aan
rogare +acc = vragen aan
copia = voorraad ; overvloed
copiae = troepen ; (soms) voorraden
ne +conjunctivus = opdat niet ; om niet te
ut +conjunctivus = opdat ; (zo)dat
ut non +conjunctivus = (zo)dat niet
iter, itineris (o) = reis ; tocht
pauci, ae, a = enkele(n)
incipere(io) (inceppi, inceptus) = beginnen
lumen, inis (o) = licht ; oog
lux, cis (v) = licht
propter +acc = wegens
errare = zwerven ; zich vergissen
error, is = zwerftocht ; vergissing
totus ; gehhel
pax, pacis (v) = vrede
consistere (constiti) = gaan/blijven staan
dubitare = twijfelen
prope +acc = dichtbij
sedere = zitten
magnitudo, tudinis (v) = grootte ; omvang
subito = plotseling
rapere(io) (rapui, raptus) = roven
aanvullende woorden 20B:
tacere, tacui = (ver)zwijgen
aqua = water
promittere (promisi, promissus) = beloven
trahere (traxi, tractus) = (t)rekken
dare (dedi, datus) = geven
tamen = toch
tam = zo
defendere (defendi, defensus) = verdedigen
tres = drie ; 3
celer = snel
summus = hoogste
vis = kracht ; geweld
adire, adeo, adii, aditus = gaan naar
postremo = tenslotte
auxilium = hulp
fortuna = lot ; geluk ; ongeluk
amicita = vriendschap

Ingezonden op 10-01-2015 - 681x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Fortuna

19 woorden en aanvullingen bij 19 en 20AB foutloos en met ;