Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Intertaal Engels
› 23 Economie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Intertaal Engels
23 Economie
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
economy = economie economic = economisch economist = econoom free-market economy = vrijemarkteconomie cycle = cyclus; fase; periode business cycle = conjuctuurcyclus; bedrijfscyclus economics = economie (wetenschap); staatshuishoudkunde market forces = marktkrachten determine = bepalen profit motive = winstoogmerk; winstmotief enterprising = ondernemend price mechanism = prijsmechanisme barter = ruilen; ruilhandel drijven; ruilhandel exchange = ruilen; ruil swap = ruilen; omwisselen; verwisselen; inwisselen; ruil distribution = distributie; verdeling scarcity = schaarste choice = keus self-sufficient = autarkisch; onafhankelijk stability = stabiliteit prosperity = voorspoed; bloei; welvaart injustice = onrechtvaardigheid; onrecht inequality = ongelijkheid microeconomics = micro-economie counter-cyclical = anticyclisch mixed economy; mixed economic system = gemengde economie; stelsel van gemengde economie public goods = goederen/diensten die voor iedereen tegelijk bedoeld/beschikbaar zijn services rendered = verleende diensten; bewezen diensten merit goods = goedere/diensten die als nuttig goed worden beschouwd social costs = maatschappelijke kosten centrally planned economy = centraal geleide economie command economy = geleide economy state control = staatsbestuur; staatstoezicht; staatscontrole ration = rantsoeneren; uitdelen; verdelen opportunity cost = alternatieve kosten; gederfde inkomsten multiplier = multiplier diversified = gediversifieerd arbitrary = willekeurig; arbitrair demand = vraag; behoefte measure = maat; maatstaf extension = uitbreiding; vergroting expansion = uitbreiding; expansie; groei contraction = inkrimping; verlaging inelastic = inelastisch factor mobility = factor mobiliteit factors of production = productiefactoren economic growth = economische groei growth rate = groeipercentage boom = bloeien; een hoge vlucht nemen; zich sterk ontwikkelen; hoogconjuctuur; hoge vlucht; sterke groei overheat = oververhit raken inflation = inflatie inflationary = inflatoir; inflatie- via = door middel van; via slump = instorten; kelderen; snel dalen; snelle daling; val; laagconjuctuur downturn = teruggang; daling; baisse recession = recessive; economische teruggang emerge = boven komen; te voorschijn komen depression = depressie; malaise; slapte; laagconjuctuur cutback = beperking; inkrimping; bezuiniging recovery = herstel; opleving real = reel; werkelijk absolute = absoluut; volstrekt below-average = onder/beneden het gemiddelde high-growth = sterk groeiend; met een sterke groei recover = zich herstellen; te boven komen slow = gering above-average = bovengemiddeld at market prices = tegen marktprijzen short-term = kortlopend; op de korte termijn; korte-termijn in the short term; in the short run{phrase} = op de korte termijn in the long term; in the long run{phrase} = op de lange termijn gross national product (GNP) = bruto nationaal product gross domestic product (GDP) = bruto binnenlands product robust = krachtig; sterk; robust net national product (NNP) = netto nationaal product flourish = bloeien; floreren; gedijen thriving = bloeiend; Florissant sound = gezond; degelijk; krachtig credit-led = kredietafhankelijk shrink = afnemen; krimpen contract = afnemen; krimpen; slinken; kleiner worden slip behind = achterop raken stagflation = stagflatie aggregate = gezamenlijk; total national output = nationaal product national income = nationaal inkomen value added = toegevoegde waarde; meerwaarde natural resources = natuurlijke hulpbronnen human resources = mankracht; geestelijk kapitaal; personeel; menselijke hulpbronnen; toegevoegde waarde
Ingezonden op 16-01-2015 - 660x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!