Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Verpleegkunde HSL
› 2 psychiatrie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Verpleegkunde HSL
2 psychiatrie
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
DSM = diagnostic and statistical manuel of mental disorders ICD = international statistical classification of diseases and related health problems WHO = world health organization GAF = global assessment of functioning GAF-score = maat van psychisch, sociaal en beroepsmatig functioneren As 1 DSM = klinische syndromen As 2 DSM = persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid As 3 DSM = somatische aandoeningen As 4 DSM = psychosociale en omgevingsproblemen As 5 DSM = globale beoordeling van functioneren (GAF-score) dendriet = ontvanger axon = zender psychofarmaca = medicijnen die de beschikbaarheid van neurotransmitters in de hersenen aanpassen depressie, neurotransmitter = serotonine serotonine, werking = regulering van stemmingen ziekte van alzheimer, neurotransmitter = acetylcholine schizofrenie, neurotransmitter = dopamine achterhersenen, onderdelen = medulla, pons, cerebellum Medulla, werking = regulering hartslag en ademhaling pons, werking = informatie over bewegingen en stand van het lichaam cerebellum, werking = coördinatie en balans RAS, afkorting = reticulaire activeringssysteem RAS, werking = aandacht, slaap en arousel Voorhersenen, onderdelen = thalamus, hypothalamus, limbische systeem, basale ganglia, cerebrum thalamus, werking = doorgeven tast en zicht aan cortex hypothalamus, werking = regulering lichaamstemperatuur, emotie en motivatie limbische systeem, werking = leren, herinnering en basale driften basale ganglia, werking = coördinatie van motorische processen en houding Cerebrum, onderdelen = cerebrale cortex, kwabben cerebrale cortex, werking = verwerking sensorische stimuli occipitaalkwab, werking = zien temporaalkwab, werking = verwerking geluiden pariëtaalkwab, werking = verwerken van sensaties van de huidsensoren frontaalkwab, onderdelen = motorische en prefrontale cortex motorische cortex, werking = beheersing van spierresponsen prefrontale cortex, werking = hogere mentale functies sympatisch zenuwstelsel = betrokken bij arousel parasympatisch zenuwstelsel = betrokken bij ontspanning sigmund freud = psychologisch probleem kan het gevolg zijn van onbewuste motieven en conflicten id (sigmund freud) = onbewuste psychische structuur ego (sigmund freud) = het concept van het zelf realiteitsprincipe (freud) = ego stuurt aan, houdt rekening met sociale acceptatie en praktische overwegingen stadia van psychosociale ontwikkeling = orale, anale, fallische, latente, genitale carl jung = ook collectief onbewust Karen Horney = sociale context, relatie moeder-kind Harry Stack Sullivan = sociale context, relatie moeder-kind Heinz Hartmann = egopsychologie egopsychologie = meer gericht op bewuste streven van de ego Erik Erikson = sociale relaties, ego-identiteit Margaret Mahler = objectrelatie theorie Objectrelatie theorie = nadruk op de invloeden van persoonlijkheden van de ouders John Bowlby = attachment theorie attachment theorie = veilige hechting Carl Rogers = aangeboren neiging tot zelfactualisatie Abraham Maslow = aangeboren neiging tot zelfactualisatie zelfactualisatie = drang om alles te worden wat mogelijk is Albert Ellis = opvattingen van gebeurtenissen leiden tot negatieve emoties en ongepast gedrag ABC- Albert Ellis, doel = verklaren van oorzaken van ellende ABC - Albert Ellis = Activerende gebeurtenis, opvattingen, consequentie Vijf G's = gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag, gevolg RET = rationeel-emotieve gedragstherapie RET, doel = vervangen van irrationele opvattingen door rationele superego (sigmund freud) = normen en waarden Aaron Beck = depressie is het gevolg van cognitieve vervormingen selectieve abstractie = zich volledig blindstaren overgeneralisatie = door enkele ervaringen uitvergroting = overdrijven absoluut denken = de wereld in zwart-wit zien cognitieve therapie = identificeren verkeerde denkwijze en corrigeren Thomas Szazs = ontkennen van het bestaan van geestesziekten diathese-stress model = psychologische stoornissen ontstaan door een combinatie van diathese en stress diathese = kwetsbaarheid of aanleg aanpassingsstoornis = een ongepaste reactie op een duidelijke stressor schizofrenie = chronische psychotische stoornis met acute episodes prodromale fase schizofrenie = geleidelijke achteruitgang voor de acute episode acute episode schizofrenie = wanen en hallucinaties restperiode schizofrenie = functioneren op het niveau van prodromale fase premorbide fase schizofrenie = niet ziek, voor de eerste symptomen gedesorganiseerd type schizofrenie = gedesorganiseerd gedrag en chaotische gedachten gangen katatone type schizofrenie = ernstige belemmerende motorische gedragingen paranoïde type schizofrenie = paranoïde wanen en auditieve hallucinaties ongedifferentieerd type schizofrenie = allegaartje type 1 schizofrenie = positieve symptomen, goede reactie op medicatie type 2 schizofrenie = negatieve symptomen, slechte reactie op medicatie stemmingsstoornis = psychologische stoornis die door stemming wordt gekenmerkt bipoliare stoornis = psychologische stoornis die wordt gekenmerkt door stemmingswisselingen Type 1 bipolaire stoornis= één volledige manische episode type 2 bipolaire stoornis= mildere vorm van manie hyperphagie = veel en onregelmatig eten tijdens depressie hypersomnie = veel slapen tijdens depressie persoonlijkheidsstoornis = excessief rigide gedragspatronen egodystoon = gedragingen of gevoelens die vreemd zijn ten opzichte van de eigen identiteit cluster A persoonlijkheidsstoornissen = gekenmerkt door vreemd of excentriek gedrag paranoïde persoonlijkheidsstoornis = A, onterecht wantrouwen omtrent motieven van anderen schizoïde persoonlijkheidsstoornis = A, gebrek aan sociale relaties Schizotypische persoonlijkheidsstoornis = A, excentriek gedrag zonder psychotische kenmerken Cluster B persoonlijkheidsstoornissen = gekenmerkt door dramatisch, emotioneel of labiel gedrag antisociale persoonlijkheidsstoornis = B, antisociaal en onverantwoordelijk gedrag Borderline persoonlijkheidsstoornis = B, stemmingswisselingen theatrale persoonlijkheidsstoornis = B, overmatige behoefte aan aandacht, lof en goedkeuring Narcistische persoonlijkheidsstoornis = B, opgeblazen zelfbeeld en eis van aandacht Cluster C persoonlijkheidsstoornissen = gekenmerkt door nerveus of angstig gedrag ontwijkende persoonlijkheidsstoornis = C, vermijden van sociale relaties door angst voor afwijzing afhankelijke persoonlijkheidsstoornis = C, problemen met nemen van onafhankelijke beslissingen Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis = C, rigide manier van omgaan met anderen en perfectionisme genderidentiteitsstoornis = een conflict tussen het anatomische geslacht en de genderidentiteit APZ = algemeen psychiatrisch ziekenhuis riagg = regionale instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg ribw = regionale instellingen voor beschermd en begeleid wonen AMW = algemeen maatschappelijk werk PIT= psychiatrisch intensieve thuiszorg ACT = assertieve community treatment PIT, doel = opname voorkomend of opname verkortend FACT = functie assertieve community treatment FACT, doel = begeleiden, behandelen en ondersteunen bij herstel PAAZ = psychiatrische afdeling in een algemeen ziekenhuis psychotherapie, doel = veranderingen in gedrag, gedachten of gevoelens van de patient psychodynamische therapie, doel = inzicht krijgen in onbewuste conflicten psychoanalyse, doel = waarom doen we wat we doen vrije associatie = ongecensureerde gedachten uitgesproken droomanalyse = analyse van dromen overdracht = analyse van overdrachtsrelaties CGT = cognitieve gedragstherapie cognitieve gedragstherapie, doel = veranderen van gedrag en onderliggende gedachten anxiolitica = angstremmers hyponotica = slaapmiddelen neuroleptica = anti-psychotische middelen TCA's = tricyclische antidepressivum TCA's, werking = meer norepinefrine en serotonine MAO - remmers = Monoamine-remmers MAO-remmers, werking = meer norepinefrine en serotonine SSRI's = selectieve serotonine-heropnameremmers SSRI's, werking = functioneren van serotonine in de hersenen lithium, werking = stabilisatoren van stemming lichttherapie, doel = synchroniseren slaap-waak ritme transcraniële magnetische stimulatie = stimuleren hersenschors ECT = elektroconvulsietherapie
Ingezonden op 27-01-2015 - 1693x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!