Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Umizoomi's lijsten
› 0 Werkwoorden 2 - 25 Latijn
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Umizoomi's lijsten
0 Werkwoorden 2 - 25 Latijn
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
habitare = wonen intrare = binnengaan, binnenkomen amare = verliefd zijn ( op + acc ) , beminnen temptare = proberen exclamare = uitroepen servare = redden iuvare = helpen stare = staan lacrimare = huilen dubitare = aarzelen necare = doden rogare = vragen exspectare = afwachten, wachten op navigare = varen spectare = kijken nuntiare = berichten parare = klaarmaken, voorbereiden invitare = uitnodigen narrare = vertellen orare = smeken ( bij: per + acc ) fugare = verjagen portare = dragen appropinquare + dat. = naderen vocare = 1 roepen 2 noemen desiderare = 1 missen 2 verlangen ( naar + acc ) celare = verbergen vulnerare = verwonden putare = denken, menen salutare = (be)groeten (als: met dubbele acc.) pugnare = vechten violare = schenden, verkrachten affirmare = met klem beweren, verzekeren liberare = bevrijden temptare = 1. proberen (+ inf.) 2. testen, op de proef stellen laudare = prijzen appellare + dubbele acc. = noemen expugnare = veroveren vastare = verwoesten recusare = weigeren superare = overwinnen laborare = hard werken; werken; zwoegen habitare = wonen; bewonen convocare = bijeenroepen occupare = bezetten tolerare = verdragen; uithouden vitare = mijden; ontlopen dare = geven pf. dedi Werkwoorden: e-stam terrēre = bang maken ridēre = lachen audēre = durven sedēre = zitten dolēre = verdrietig zijn movēre = bewegen horrēre = huiveren apparēre = verschijnen habēre = hebben, houden monēre = waarschuwen tacēre = zwijgen manēre = te wachten staan tenēre = (vast)hebben, - houden parēre + dat = gehoorzamen ( aan ) carēre + abl = vrij zijn van, missen gaudēre = 1 blij zijn 2 zich verheugen ( over + abl ) patēre = openstaan; duidelijk zijn debēre = moeten vidēre = zien pf vidi respondēre = antwoorden pf respondi iubēre = bevelen pf iussi timēre = bang zijn pf timui augēre = vergroten, vermeerderen pf auxi iacēre = liggen pf iacui Werkwoorden: i-stam audire = horen dormire = slapen finire = beëindigen advenire = er aan komen; komen; naderen munire = ommuren; versterken impedire = belemmeren; beletten sentire = voelen scire = weten pf sci(v)i venire = komen pf veni invenire = vinden pf. inveni convenire = samenkomen pf conveni adire = gaan ( naar + acc ) pf adii Werkwoorden: mk-stam ludere = spelen trahere = trekken reddere = teruggeven claudere = sluiten protegere = beschermen quaerere = zoeken gerere = dragen, voeren rem gerere = oorlog voeren pellere = verdrijven petere = 1. zoeken 2. vragen 3. trachten te bereiken, gaan naar 4. aanvallen consulere = raadplegen metuere = vrezen tremere = trillen descendere = afdalen; afstijgen resistere = weerstand bieden; weerstand bieden aan evadere = ontsnappen comprehendere = grijpen; oppakken premere = drukken; in het nauw brengen legere = 1. verzamelen 2. lezen cedere (voor + dat) = gaan; wijken scribere = schrijve n convertere = richten (op: ad +acc.) occidere = doden remittere- = terugzenden, laten gaan remissus. remisi regere = besturen restituere = terugbrengen; herstellen ostendere = tonen ostentus oestendi dicere = zeggen pf dixi mittere = zenden missus misi relinquere = verlaten, achterlaten, overlaten pf reliqui accidere = gebeuren pf accidit ( 3 ev ) tollere = optillen pf sustuli ducere = leiden pf duxi vivere = leven pf vixi curerre = rennen pf cucurri promittere = beloven pf promisi cogere = dwingen pf coegi ponere = plaatsen positus posui deponere = neerzetten, afleggen pf deposui deserere = in de steek laten, verlaten pf deserui consistere = blijven staan pf constiti credere + dat = geloven, vertrouwen pf credidi agere = 1 voeren pf egi 2 leiden 3 doen condere = 1 (op)bergen pf condidi 2 stichten considere- = gaan zitten pf consedi colere- = 1. Vereren pf colui 2. verzorgen cadere- = vallen, dood neervallen pf cecidi fingere- = 1. vormen pf finxi 2. verzinnen (cog)noscere- = 1. leren kennen pf novi 2.pf. kennen addere- = toevoegen pf addidi deprehendere- = betrappen, grijpen pf deprehendi se dedere- = zich overgeven pf dedidi vincere- = overwinnen pf vici tradere- = 1. overhandigen pf tradidi 2. overleveren constituere = besluiten pf constitui invadere = aanvallen pf invasi irrumpere = binnendringen pf irrupi incendere = aansteken, in brand steken pf incendi gignere = baren, voortbrengen pf genui dimittere = weg laten gaan pf dimisi abducere = wegvoeren pf abduxi defendere = verdedigen pf defendi accendere = aansteken pf accendi opprimere = onderdrukken; onder de voet lopen pf oppressi caedere = neerslaan; in de pan hakken pf cecidi colere = 1. vereren; respecteren pf colui 2. verzorgen; 3. bebouwen intellegere = begrijpen pf intellexi colligere = verzamelen pf collegi procedere- = naar voren gaan pf. processi Werkwoorden: io-groep rapere / io = roven cupere / io = begeren,verlangen, willen circumspicere / io = rondkijken aspicere / io = aanschouwen, zien respicere/io = terugkijken naar; omkijken naar fugere / io = vluchten ( voor + acc ) pf fugi capere / io = nemen ppp. captus pf cepi decipere / io = bedriegen pf decepi accipere / io = ontvangen pf accepi excipere / io = opvangen, ontvangen pf excepi interficere / io = doden pf interfeci facere / io = 1 doen factus pf feci 2 maken deicere / io = naar beneden gooien pf. deieci interficere / io- = doden interfectus. Pf interfeci subicere/io = onderwerpen subiectus iacere/io = gooien; werpen pf ieci Onregelmatige werkwoorden esse = zijn pf fui abesse = afwezig zijn pf. abfui adesse = aanwezig zijn pf. adfui superesse = over zijn pf. superfui deesse = ontbreken (aan) pf. defui posse = kunnen pf potui ire = gaan pf ii exire = weggaan; naar buiten gaan pf. exii velle = willen pf volui nolle = niet willen pf nolui malle = liever willen pf malui ferre = dragen, brengen latum pf tuli conferre = bij elkaar brengen collatus pf contuli afferre = brengen naar allatus pf attuli referre = (terug)brengen relatus pf rettuli offerre = aanbieden oblatus pf obtuli fieri = 1. gebeuren; 2. worden; 3. ontstaan; gemaakt worden inquit = hij/zij zegt/zei oportet = het behoort ( + a.c.i. ) fama est = het gerucht gaat
Ingezonden op 27-01-2015 - 1193x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!