Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
My list
› 17 alle woordjes t/m hst 17 ***FOUTLOOS***
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
My list
17 alle woordjes t/m hst 17 ***FOUTLOOS***
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
filia = dochter puella = meisje atrium = atrium avus = opa domus = huis hortus = tuin tablinum = werkvertrek mater, matres = moeder pater, patres = vader senex, senes = oude man ambulare = wandelen circumspectare = rondkijken cogitare = denken intrare = binnengaan rogare = vragen salutare = groeten, begroeten stare = staan vocare = roepen sedere = zitten videre = zien quaerere = zoeken dormire = slapen nescire = niet weten esse = zijn diu = lang, lange tijd ecce = kijk et = en in atrio = in het atrium non = niet per = door ... heen per domum = door het huis (heen) semper = altijd ubi = waar ancilla = slavin aqua = water mensa = tafel cibus = het eten filius = zoon gemini = tweeling puer = jongen servus = slaaf triclinium = eetkamer arbor, arbores = boom iratus = boos laetus = blij clamare = roepen, schreeuwen exspectare = wachten op festinare = zich haasten laborare = werken parare = klaarmaken, voorbereiden portare = dragen spectare = kijken naar respondere = antwoorden ridere = lachen timere = bang zijn voor, vrezen dicere = zeggen discedere (e/ex) = weggaan (uit) ludere = spelen ponere = neerzetten audire = horen, luisteren invenire = vinden venire = komen adesse = aanwezig zijn adhuc = nog (steeds) ave= dag, gegroet cur = waarom e/ex = uit e triclinio = uit de eetkamer nunc = nu, op dit moment sed = maar statim = onmiddellijk, meteen subito = plotseling femina = vrouw stola = stola taberna= winkel toga = toga via = straat, weg faber = werkman gladius = zwaard grammaticus = leraar murus = muur mercator, mercatores = koopman alius = ander contentus = tevreden latus = breed magnus = groot multus = veel novus = nieuw optimus = zeer goed, best paratus = klaar, gereed, bereid parvus = klein pulcher = mooi delectare = bevallen, in de smaak vallen habere = hebben contendere ad = gaan naar, op weg zijn naar currere = rennen emere = kopen surgere = opstaan facere = maken, doen ad = naar, bij, tot ad grammaticum = naar de leraar ante = voor ante tabernam = voor de winkel domo = van huis, het huis uit ego = ik iam = al ibi = daar libenter = graag quod = omdat quoque = ook tu = jij, u fabula = verhaal lingua = taal littera = letter discipulus = leerling equus = paard homo, homines = mens, man miles, milites = soldaat nox, noctes = nacht urbs, urbes = stad altus = hoog ceteri = de overigen pauci = weinig, een paar tacitus = stil, zwijgend tardus = laat omnes = allen diligens = goed, zorgvuldig laudare = prijzen narrare = vertellen oppugnare = belegeren ardere = branden, in brand staan docere = onderwijzen ascendere = beklimmen, omhoog gaan descendere = afdalen, naar beneden gaan discere = leren scribere = schrijven vincere = overwinnen custodire = bewaken scire = weten, kennen incipere = beginnen aut = of bene = goed ita = zo iterum = weer, opnieuw nihil = niets nos = wij quid = wat quomodo = hoe tandem = eindelijk valde = zeer vos = jullie cena = maaltijd amicus = vriend dominus = meester, heer des huizes vinum = wijn canis, canes = hond caput, capita = hoofd senator, senatores = senator sermo, sermones = gesprek romanus = romeins, romein timidus = bang exclamare = uitroepen cavere = oppassen voor iubere = bevelen manere = blijven pendere = hangen tacere = zwijgen terrere = bang maken accedere ad = gaan naar bibere = drinken consistere = gaan staan, blijven staan desinere = ophouden repetere = herhalen advenire = aankomen capere = pakken, nemen cupere = willen, verlangen posse = kunnen age = kom, schiet op autem = echter, maar celeriter = snel frustra = tevergeefs ipse, ipsa, ipsum = zelf itavero = ja zeker post = na post cenam = na het eten prope = (dicht) bij prope urbem = dicht bij de stad quis = wie saepe = vaak supra = boven supra caput = boven het hoofd tam = zo insula = eiland terra = grond, aarde aedificium = gebouw forum = forum, marktplein clamor, clamores = geschreeuw navis, naves = schip rex, reges = koning sol, solis = zon anxius = angstig, bezorgd longus = lang miser = ongelukkig mortuus = dood tutus = veilig fortis = sterk, dapper gravis = zwaar ingens = enorm aedificare = bouwen servare = redden temptare = proberen vetare = verbieden debere = moeten retinere = vasthouden, tegenhouden tenere = vasthouden finire = beeindigen de = van ... af de muro = van de muur af deinde = vervolgens domi = thuis iam non = niet meer igitur = dus inter = tussen inter homines = tussen de mensen interea = intussen mox = spoedig nuper = zojuist, kortgeleden postremo = tenslotte postridie = de volgende dag primo = eerst sicut = zoals tunc = toen, op dat moment pecunia = geld arma = wapens deus = god locus = plaats oraculum = orakel signum = teken vir = man frater, fratres = broer virtus, virtutes = dapperheid aptus = geschikt medius = middelste, midden notus = bekend solus = alleen humilis = laag omnia = alles, alle incitare = aansporen necare = doden orare = bidden tot pugnare = vechten apparere = verschijnen agere = doen claudere = sluiten gerere = dragen intellegere = begrijpen mittere = sturen, zenden revenire = terugkomen inquit = hij zegt, hij zei antea = eerder de = vanaf, over hodie = vandaag ideo = daarom nonne = toch wel? num = toch niet? numquam = nooit olim = eens, vroeger -que = en quot = hoeveel tantum = slechts trans = over trans murum = over de muur bestia = beest hora = uur pugna = gevecht ludus = spel, voorstelling nuntius = omroeper, bode spectaculum = schouwspel, voorstelling civis, cives = burger corpus, corpora = lichaam mors, mortes = dood nomen, nomina = naam sanguis, sanguines = bloed spectator, spectatores = toeschouwer cuncti = alle saevus = woest totus = geheel brevis = kort celer = snel facilis = gemakkelijk audax = (over)moedig ferox = woest celebrare = vieren nuntiare = aankondigen, berichten vulnerare = verwonden complere = vullen addere = toevoegen cadere = vallen vendere = verkopen vertere = (om)draaien, wenden abire = weggaan convenire = bijeenkomen fugere = vluchten interficere = doden domum = naar huis eos = hen eum = hem per + acc = door ... heen, gedurende postquam + prf = nadat se = zich super + acc = boven, over ... heen undique = van alle kanten poeta = dichter turba = massa, menigte auxilium = hulp populus = volk ars, artes = kunst, vaardigheid carmen, carmina = lied, gedicht custos, custodes = bewaker imperator, imperatores = bevelhebber, keizer pes, pedes = voet alii ... alii = sommige ... andere meus = mijn nonnulli = sommige appropinquare = naderen dare = geven recitare = voordragen iacere = liggen praebere = bieden, verschaffen accidere = gebeuren colligere = verzamelen evadere = ontsnappen gratias agere = dank betuigen, bedanken ostendere = laten zien, tonen promittere = beloven proponere = voorstellen reddere = teruggeven reducere = terugbrengen tradere = overhandigen trahere = trekken vivere = leven deicere = naar beneden gooien iacere = werpen, gooien rapere = roven, meenemen aliquid = iets aliquis = iemand circum + acc = rondom nam = want, immers -ne = ? nusquam = nergens sine + abl = zonder ubique = overal epistula = brief fortuna = geluk, toeval matrona = dame, vrouw des huizes oppidum = vestingstad, stad verbum = woord iter, itineres = reis iuvenis, iuvenes = (jonge) man mare, maria = zee tempestas, tempestates = storm certus = zeker intentus = aandachtig noster = ons periculosus = gevaarlijk singuli = een voor een tuus = jouw similis = gelijk (aan) dives = rijk, welgesteld vehemens = hevig, heftig adiuvare = helpen possidere = bezitten cognoscere = te weten komen, leren kennen cognovi prf = weten, kennen ducere = leiden, brengen pervenire = aankomen aspicere = kijken naar, aankijken conspicere = zien traicere = oversteken ambo = beide dum + prs = terwijl enim = want, immers ergo = dus et = en, ook fortasse = misschien huc = hierheen nondum = nog niet postea = later quamquam = hoewel si = als, indien tamen = toch unde = waarvandaan amica = vriendin memoria = herinnering donum = geschenk initium = begin mandatum = opdracht numerus = aantal officium = plicht, taak sacrificium = offer agmen, agmina = stoet hospes, hospites = gast imago, imagines = afbeelding, beeld multitudo, multitudines = menigte parens, parentes = ouder parentes = ouders soror, sorores = zus uxor, uxores = echtgenote vestis, vestes = kleding(stuk) virgo, virgines = meisje, jonge vrouw bonus = goed difficilis = moeilijk utilis = nuttig desiderare = wensen invitare = uitnodigen mandare = opdragen sacrificare = offeren monere = adviseren, waarschuwen abducere = wegleiden canere = zingen componere = samenstellen, bijeenzetten deducere = begeleiden procedere = voortgaan protegere = beschermen regere = besturen, regelen relinquere = verlaten, achterlaten tollere = optillen, opheffen ire = gaan accipere = ontvangen reficere = herstellen modo = zojuist sic = zo diligentia = zorgvuldigheid flamma = vlam poculum = beker celeritas, celeritates = snelheid eques, equites = ruiter mons, montes = berg pars, partes = deel tempus, tempora = tijd situs = gelegen tantus = zo groot celeber = druk bezocht, beroemd omnis = alle(n) tristis = bedroefd excitare = wakker maken explicare = uitleggen lacrimare = huilen mutare = wisselen, veranderen movere = bewegen, in beweging brengen adducere = brengen (naar) adferre = brengen (naar), aandragen cedere = (aan de kant) gaan considere = gaan zitten decidere = neervallen referre = terugbrengen tremere = trillen, schokken visere = gaan zien, bezoeken aperire = openen perire = omkomen, sterven redire = teruggaan sentire = voelen, merken servire = dienen, slaaf zijn superesse = nog in leven zijn, overleven a/ab + abl = van(af) apud = bij cum + abl = (samen) met ille, illa, illud = die, dat in + acc = naar, (tot) in in + abl = in, op, bij iuxta + acc = naast neque ... neque = niet ... en ook niet ob + acc = wegens ob eam causam = daarom pro + abl = voor sine dubio = zonder twijfel sub + acc = (tot) onder sub + abl = onder agricola = boer ager = veld, akker annus = jaar beneficium = weldaad, goede daad exemplum = voorbeeld labor, labores = inspanning quies, quietes = rust altus = hoog, diep durus = hard malus = slecht nudus = bloot plenus = vol (met) suus = zijn vacuus = leeg dulcis = zoet, aangenaam talis = dergelijk complures = verscheidene pauper (mv: pauperes) = arm, armoedig vetus (mv: veteres) = oud appellare = noemen, roepen lavare = wassen licet (mihi) = het is (mij) toegestaan miscere = mengen placet (mihi) = het bevalt (mij) accurrere = rennen naar, aan komen rennen colere = bebouwen, zorgen voor, vereren excipere = ontvangen exprimere = persen, uitdrukken ferre = dragen, brengen fundere = gieten, storten peragere = doorbrengen permittere = toestaan premere = onder druk zetten, drukken quaerere = zoeken, vragen solvere = losmaken, betalen inspicere = bekijken suscipere = op zich nemen necesse est = het is nodig magnopere = zeer maxime = het meest, vooral paene = bijna paulum = even, een beetje causa = zaak, oorzaak, reden silva = bos ferrum = ijzer, zwaard oculus = oog pretium = prijs ignis, ignes = vuur libertas, libertates = vrijheid opus, opera = werk gratus = dankbaar, aangenaam, welkom humanus = menselijk, vriendelijk maximus = zeer groot, grootst minimus = zeer klein, kleinst peritus = ervaren (in) pessimus = zeer slecht, slechtst plurimus = zeer veel, meest vester = jullie, van jullie fidelis = trouw maior, maius = groter melior, melius = beter minor, minus = kleiner peior, peius = slechter plus (mv: plures) = meer plures mv = meer errare = dwalen valere = waard zijn accumbere = aanliggen constituere = besluiten extrahere = uittrekken diripere = plunderen legere = lezen, verzamelen, kiezen petere = zoeken, vragen, op weg gaan naar resistere = zich verzetten tribuere = geven adire = gaan naar perficere = voltooien etiam = ook, zelfs heri = gisteren magis = meer minime = het minst, helemaal niet minus = minder nemo (acc: neminem) = niemand plus = meer praeterea = bovendien quam + comp = ... dan quam + sup = zo ... mogelijk quare = waarom vix = nauwelijks, met moeite poena = straf vita = leven castra mv = legerkamp gaudium = blijdschap modus = manier saxum = rots(blok) sonus = geluid centurio = centurio, onderofficier finis, fines = grens, einde, mv: gebied labor, labores = werk, moeite, inspanning lapis, lapides = steen laus, laudes = lof, roem legio, legiones = legioen omen, omina = voorteken vox, voces = stem citus = snel severus = streng incolumis = ongedeerd militaris = militair, soldaten- recens = nieuw, pas geleden iuvat me = ik vind het leuk vexare = kwellen volare = vliegen exercere = oefenen favere + dat = begunstigen merere = verdienen patere = open staan, zich uitstrekken iungere = verbinden pergere = verder gaan sternere = neerleggen, bedekken, uitspreiden munire = versterken conficere = afmaken efficere = gedaan krijgen, bereiken malle = liever willen nolle = niet willen offerre = aanbieden perferre = overbrengen, volbrengen, verdragen velle = willen cotidie = dagelijks cum = wanneer immo = integendeel paulo post = wat later primum = eerst quam = wat (uitroep) vel = of forma = vorm, gestalte, schoonheid aurum = goud alter ... alter = de een ... de ander barbarus = barbaar, barbaars dignus + abl = waard, waardig molestus = lastig nullus = geen enkel stultus = stom tantus ... quantus = zo groot ... als crudelis = wreed mirabilis = wonderlijk, bewonderenswaardig talis ... qualis = zo(danig) ... als par, pares = gelijk aan, opgewassen tegen confirmare = verzekeren constare = vast staan errare = dwalen, zich vergissen habitare = wonen ignorare = niet weten, niet kennen memorare = in herinnering roepen, vertellen negare = weigeren, ontkennen, zeggen dat niet putare = menen, vinden gaudere = blij zijn nocere + dat = schaden valere = gezond zijn, waard zijn credere + dat = geloven decidere = afhakken frangere = breken occidere = doden parcere + dat = sparen graviter ferre = het ernstig opnemen, erg vinden memini prf + gen = ik herinner mij parere = voortbrengen, verwerven fere = bijna, ongeveer haud = volstrekt niet itaque = daarom, dus non solum ... sed etiam = niet alleen ... maar ook etiam = ook pro + abl = voor, in plaats van quia = omdat quondam = eens, ooit satis = genoeg tum = toen, dan copiae = troepen ira = woede victoria = overwinning animus = geest bellum = oorlog caelum = hemel imperium = gezag; rijk liberi = kinderen periculum = gevaar socius = bondgenoot telum = projectiel coniuratio, coniurationes = samenzwering dux, duces = aanvoerder honor, honores = eer mos, mores = gewoonte pax, paces = vrede princeps, principes = vorst regio, regiones = streek servitus, servitutes = slavernij liber = vrij opportunus = geschikt verus = echt acer = scherp; heftig convocare = bijeenroepen dubitare = twijfelen expugnare = veroveren servare = redden; bewaren apparere = verschijnen; blijken augere = vergroten debere = moeten; verschuldigd zijn florere = bloeien sustinere = omhooghouden; uithouden caedere = doden cogere = dwingen crescere = groeien depellere = verdrijven incendere = in brand steken; aanvuren instruere = opstellen invadere = binnenvallen offendere = beledigen; stoten tegen opprimere = overweldigen statuere = besluiten hic, haec, hoc = deze; dit is, ea, id = hij; zij; het; deze; die; dat; dit iste, ista, istud = die; dat quidem ... sed = weliswaar ... maar se = zich; dat hij/zij
Ingezonden op 29-01-2015 - 406x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!