Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Woordjesgurls
› 3 Vokabeln
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Woordjesgurls
, deel DU k3
3 Vokabeln
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Einkauf, die Einkäufe = Boodschap Der Forscher, die Forscher = Onderzoeker Der Gefallen = Plezier, genoegen Der Grund, die Gründe = Reden Der Haushalt, die Haushalte = Huishouden Der Müll = Vuilnis, afval Der Teppich, die Teppiche = Tapijt Der Rasen, die Rasen = Gazon Der Staub = Stof Die Beziehung, die Beziehungen = Relatie Die Pflicht, die Pflichten = Plicht Die Putzfrau, die Putzfrauen = Poetsvrouw Die Umfrage, die Umfragen = Enquête Die Wäsche = Was Das Ergebnis, die Ergebnisse = Resultaat Das Geschirr = Vaat, servies Häufig = Vaak, dikwijls Abtrocknen = Afdrogen Aufhängen = Ophangen Aufräumen = Opruimen Bügeln = Strijken Sich kümmern um = Zorgen voor Putzen = Poetsen Spülen = Afwassen Staubsaugen = Stofzuigen Wischen = Stof afdoen Der Betrieb, die Betriebe = Bedrijf Der Herd, die Herde = Fornuis Der Kundendienst = Klantenservice Der Mitarbeiter, die Mitarbeiter = Personeelslid Die Anzeige, die Anzeigen = Advertentie Die Firma, die Firmen = Firma Die Fortbildung, die Fortbildungen = Nascholing Die Küche, die Küchen = Keuken Die Reparatur, die Reparaturen = Herstelling Das Ersatzteil, die Ersatzteile = Vervangstuk Das Gerät, die Geräte = Apparaat, toestel Das Lager, die Lager = Magazijn Das Unternehmen, die Unternehmen = Onderneming Aufwärmen = Opwarmen Bewahren = Bewaren Kochen = Koken Ausgebildet = Opgeleid, geschoold Preiswert = Voordelig Riesig = Reusachtig, enorm Der Blechschaden, die Blechschäden = Blikschade Der Fahrer, die Fahrer = Chauffeur Der Führerschein, die Führerscheine = Rijbewijs Der Fußgänger, die Fußgänger = Voetganger Der Gurt, die Gurte = Gordel Der Reifen, die Reifen = Band Der Schaden, die Schäden = Schade Der Unfall, die Unfälle = Ongeval Der Zusammenstoß, die Zusammenstöße = Botsing Die Ampel, die Ampeln = Verkeerslicht Die Buße, die Bußen = Boete Die Geldstrafe, die Geldstrafen = Geldstraf Die Geschwindigkeit, die Geschwindigkeiten = Snelheid Die Trunkenheit = Dronkenschap Die Übertretung, die Übertretungen = Overtreding Die Vorfahrt = Voorrang Das Fahrverbot, die Fahrverbote = Rijverbod Das Manöver, die Manöver = Maneuver Das Steuer, die Steuer = Stuur Sich aufregen = Zich opwinden Bremsen = Remmen Einparken = Parkeren Schimpfen = Schelden Überholen = Inhalen Verursachen = Veroorzaken Gemäßigt = Gematigd Sportlich = Sportief Der Radfahrer, die Radfahrer = Fietser Die Baustelle, die Baustellen = Werk in uitvoering Die Fahrbahn, die Fahrbahnen = Rijbaan Die Gefahr, die Gefahren = Gevaar Die Kreuzung, die Kreuzungen = Kruispunt Das Fahrzeug, die Fahrzeuge = Voertuig Das Schild, die Schilder = Verkeersbord Das Verbot, die Verbote = Verbod Abbiegen = Afslaan Anhalten = Stoppen Geradeaus = Rechtdoor Schmal = smal
Ingezonden op 08-02-2015 - 1110x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!