Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Vocabulaire 2000 Français
› 32 Les vacances, les voyages
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Vocabulaire 2000 Français
32 Les vacances, les voyages
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
exotisch = exotique een caravan = une caravane een tent = une tente een motel = un motel logeren = loger een valies = une valise een souvenir = un souvenir het exotisme = l'exotisme een panorama = un panorama een tourist = un touriste een camping = un camping een parking = un parking de bagage = les bagages een claxon = un klaxon het liften = l'auto-stop een automobiliste = un automobiliste een reiziger = un voyageur een reizigster = une voyageuse een passagier = un passager een passagierster = une passagère het vertrek = le départ de aankomst = l'arrivée een haven = un port een luchthaven = un aéroport een autosnelweg = une autoroute een rijbewijs = un permis de conduire een stuur (auto) = un volant een wiel = une roue een reservewiel = une roue de secours een band = un pneu de wegligging = la tenue de route een rugzak = un sac à dos een stewardess = une hôtesse de l'air een zonnebril = des lunettes de soleil de gaspedaal = l'accélérateur de rem = le frein een (benzine)tank = un réservoir de koffer = le coffre de bumper = le parechoc een koplamp = un phare een achterlicht = un feu arrière een ruitenwisser = un essuie-glace een (veiligheids)gordel = une ceinture de sécurité met de auto = en voiture het traject = le trajet bestemming = destination met het vliegtuig = en avion vlucht = vol is opgestegen = a décollé is geland = a atterri vliegen = voler met de trein = en train ligplaatsen, couchettes = des couchettes aansluiting = correspondance is verlopen = s'est passé zijn uitgestapt = sont descendus zijn opgestapt = sont montés compartiment, coupé = compartiment de rijtuigen = les voitures kaartjes = billets de hal ... het (trein) station = le hall ... la gare vertrekt = part komt aan = arrive spoor = la voie perron = quai missen = rater te voet = à pied lopen, wandelen = marcher het lopen, het wandelen = la marche terug te komen = rentrer terugkeer = retour zullen teruggaan = retourneront per fiets = à bicyclette, en bicyclette heeft een lekke band gehad = crevé op te pompen = gonfler een rondreis in = un tour en landschappen = paysages een uitzicht = une vue rust, stilte = du calme gids = guide de -gids = le guide bezienswaardigheden = curiosités de reisweg = l'itinéraire rondgeleid = guidés zijn gepasseerd, zijn gereden = sommes passés door ... de doorgang = passer ... le passage leiden = conduisent reed, stuurde = conduisait een bocht ... is aangebotst tegen = un virage ... à heurté erg = grave aanrijden = renverser een defect, een panne = une panne met pech = en panne ongelukken, ongevallen = accidents rijen = files volgeboekt = complet gereserveerd = réservé onthalen, verwelkomen = accueillir het onthaal = l'accueil opgediend = servis de bediening = le service vakantie = vacances een pension = une pension een verblijf = un séjour de kust = la côte de zee = la mer het strand = la plage zwemmen, baden = se baigner versnellingen = vitesses snelheid = vitesse snel, vlug = vite snelle = rapide vlug, snel = rapidement vlugheid, snelheid = la rapidité een ritje = une promenade, une balade meenemen, een lift geven = emmener afzetten = déposer voltanken = faire le plein brengen = conduire bestuurd = conduit voorrang = la priorité per boot = en bateau overgestoken = traversé de overtocht = la traversée excursies, tochtjes = excursions rustige = tranquilles rust = la tranquillité brug = pont luchtvaart- = d'aviation zee- = maritime naar het VVV-kantoor, naar de dienst voor toeristische informatie = à l'office de tourisme een omweg = un détour in te halen, voorbij te rijden = doubler vrachtwagenchauffeurs = les routiers bewogen = mouvementé overvol = encombrées leggen af = parcourent de brug, het dek = le pont met de motorboot = en barque à moteur, en bateau à moteur, en canot à moteur
Ingezonden op 23-02-2015 - 1886x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!