Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
3G Repetitie's en So's
› 3 Duits woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
3G Repetitie's en So's
3 Duits woordjes
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de aanvraag =der Antrag de bestuurder =der Fahrer de bestuurders =die Fahrer de camping =der Campingplatz de campings =die Campingplätze het centraal station =der Hauptbahnhof 7. de dienstregeling =der Fahrplan 8. de dienstregelingen =die Fahrpläne 9. de douane =der Zoll 10. de eetzaal =der Speisesaal 11. de eetzalen =die Speisesäle 12. de file =der Stau 13. de files =die Staus 14. de huurauto= der Leihwagen 15. het ID =der Ausweis 16. de ID's =die Ausweise 17. het loket =der Schalter 18. de loketten= die Schalter 19. het noorden= der Norden 20. de ontbijtruimte= der Frühstücksraum 21. de ontbijtruimten= die Frühstücksräume 22. het oosten =der Osten 23. de parkeerplaats= der Parkplatz 24. de passsagier =der Fahrgast 25. de personenauto= der PWK 26. de reisgids =der Reiseführer 27. de reisleider =der Reiseleiter 28. de restauratiewagen= der Speisewagen 29. de rugzak =der Rucksack 30. de sneltrein= der Schnellzug 31. de stadsplattegrond =der Stadtplan 32. de start =der Start 33. de stempel= der Stempel 34. de stoel =der Sitz 35. de toeslag= der Zuschlag 36. het trottoir= der Gehweg 37. het uitstapje= der Ausflug 38. de vakantie =der Urlaub 39. de veiligheidsgordel =der Gurt 40. het verkeer =der Verkehr 41. het vlieegtuig =der Flieger 42. het westen =der Westen 43. het zuiden =der Süden 44. de aankomst =die Ankunft 45. de afrit =die Ausfahrt 46. de benzinepomp= die Tankstelle 47. de bezienswaardigheid = die Sehenwürdigkeit 48. de controle =die Kontrolle 49. het eindstation =die Endstation 50. de hoofdverkeersweg= die Hauptstraße 51. de inlichting =die Auskunft 52. de mededeling =die Durchsage 53. de omgeving =die Umgebung 54. de omleidung =die Umleitung 55. de ongevallenverzekering= die Unfallversicherung 56. de ontvangsthal =die Empfangshalle 57. de receptie =die Rezeption 58. de reis= die Fahrt 59. het retourtje= die Rückfahrkarte 60. de richting= die Richtung 61. de secundaire weg= die Nebenstraße 62. de verbinding =die Verbindung 63. het voetgangersgebied= die Fußgängerzone 64. de VVV =die Touristeninformation 65. de coupé =das Abteil 66. het appartement =das Appartement 67. de bagage =das Gepäck 68. de boot =das Boot 69. de bromfiets= das Moped 70. het buitenland= das Ausland 71. de eenpersoonskamer= das Einzelzimmer 72. het formulier =das Formular 73. het kluisje =das Schließfach 74. het monument =das Denkmal 75. het ontbijtbuffet= das Frühstücksbüfett 76. het pension =das Gasthaus 77. het reisbureau =das Reisebüro 78. het souvenir =das Souvenir 79. de tent =das Zelt 80. de tweepersoonskamer= das Doppelzimmer 81. het verkeersbord =das Schild 82. het vervoersmiddel =das Verkehrsmittel aangeven= verzollen 2. aanmelden= anmelden 3. advies geven= beraten 4. gaf advies =beriet 5. advies gegeven= beraten 6. afhalen =abholen 7. afstempelen= entwerten 8. bevestigen= bestätigen 9. bezichtigen= besichtigen 10. blijven staan= stehen bleiben 11. bleef staan =blieb 12. staan gebleven= stehen geblieben 13. boete betalen =Bußgeld zahlen 14. de veiligheidsgordel omdoen= sich anschnallen 15. doorbrengen =verbringen 16. bracht door =verbrachte 17. doorgebracht =verbracht 18. ergens goed bekend zijn= sich irgendwo auskennen 19. ergens vreemd zijn =irgendwo fremd sein 20. gaan wandelen =wandern gehen 21. ging wandelen =ging wandern 22. wandelen gegaan= wandern gegangen 23. haast hebben =es eilig hebben 24. inhalen =überholen 25. invoeren =einführen 26. invoerrechten betalen= Zoll bezahlen 27. invullen =ausfüllen 28. laten liggen =liegen lassen 29. liet liggen =ließ liegen 30. lenen =leihen 31. leende =lieh 32. geleend =geliehen 33. liften per= Anhalter fahren 34. liggen= lieg 35. lag =lag 36. gelegen= gelegen 37. meenemen= mitnehmen 38. nam mee =nahm mit 39. meegenomen= mitgenommen 40. missen =verpassen 41. op vakantie gaan= in Urlaub gehen 42. ging op vakantie= ging in Urlaub 43. op vakantie gegaan= in Urlaub gegangen 44. opgeven =aufgeben 45. gaf op =gab auf 46. opgegeven= aufgegeben 47. plannen =planen 48. remmen =bremsen 49. tanken =tanken 50. terugkomen= wiederkommen 51. kwam terug= kam wieder 52. weergekomen= wiedergekommen 53. uitvoeren =ausführen 54. vakantie houden= Urlaub machen 55. verdwalen =sich verirren 56. vliegen =fliegen 57. vloog =flog 58. gevlogen =geflogen afgesloten =gesperrt 2. bezienswaardig =sehenswert 3. halfpension =Halbpension 4. in de buurt van =in der Nähe von 5. onderweg =unterwegs 6. volpension= Vollpension 7. zojuist =gerade die Narbe =het litteken 2. die Vergangenheit= het verleden 4. beobachten =gaadeslaan 5. die Trennung =de scheidung 6. abreißen =lopen 7. die Habseligkeiten= de bezittingen 8. zumutbar =wat gevergd kan worden 9. der Kumpel= de kameraard 10. die Verletzung= de verwonding 11. das Schicksal =het noodlot 12. die Ostalgie =nostalgisch verlangen naar de DDR-tijd 13. unangefochten =onbetwist 14. der Blinker =de richtingsaanwijzer 15. ahnen =vermoeden 16. das Fernweh =het verlangen naar een plek ver weg 17. der Umbruch =de omwenteling 18. der Zaun =het hek 19. bedingungslos= onvoorwaardelijk 20. der Schwur =de eed 21. das Stockwerk =de etage 22. klauen =stelen 23. der Mief =de slechte lucht 24. verfügbar =beschikbaar 25. geräumig =ruim 26. der Verlag =de uitgeverij 27. rege =druk 28. der Informationsschalter= het informatieloket 29. verlegen =uitgeven 30. der Aussteiger= de alternatieveling 31. in Anlehnung an= naar het voorbeeld van 32. unerschöpflich =onuitputtelijk 33. sich engagieren= zich inspannen voor 34. beanspruchen =claimen 35. anstatt =in plaats van 36. gleichermaßen= evenzeer 37. der Duft =de geur 38. unbestechlich= onomkoopbaar 39. der Nchwwuchs= de komende generatie 40. bedauerlichsweise= helaas 41. verfasssen =schrijven 42. der Vorsatz =het plan 43. der Einwanderer= de immigrant 44. ich benehmen =zich gedragen 45. der Absturz =de val 46. Wellen schlagen= opzien baren 47. hautnah =van heel dichtbij 48. das Schicksal= het noodlot 49. letztendlich= uiteindelijk 50. die Verzweiflung= de wanhoop 51. der Friedhof =het kerkhof 52. das Schlimmste= het ergste 53. die Schikane =de pesterij 54. laut =volgens 55. die Aufforderung= het bevel 56. ausnutzen =uitbuiten 57. herrühren von =afkomstig zijn van 58. der Pendler =de forens 59. die Unterkunft =het onderkomen 60. die Baustelle =de bouwplaats 61. der Leiharbeiter= de uitzendkracht 62. beschäftigen =in dienst hebben 63. die Schicht =de ploegendienst 64. Pleite gehen =failliet gaan 65. der AUsgleich =de compensatie 66. die Rente =het pensioen 67. der Schriftsteller= de auteur 68. veröffentlichen =publiceren 69. nachhaltig =duurzaam 70. der Schnitt =de scheidslijn 71. das Bedürfnis =de behoefte 72. das Verhalten =het gedrag 73. der Schutz =de bescherming 74. der Reiseveranstalter= de touroperator 75. umweltfreundlich =milieuvriendelijk 76. der Umweltschutz =de milieubescherming 77. der Inbegriff =het toppunt 78. der Einheimische= de inheemse 79. obligatorisch =verplicht 80. der Zuwachs =de groei 81. die Darstellung= de weergave 82. der Behälter =het resevoir 83. die Anlage =de installatie
Ingezonden op 12-03-2015 - 1586x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!