Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Disco, Latijn.
› 21 yolo
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Disco, Latijn.
21 yolo
Jaar 9 (mavo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Beziehung = de relatie ; het contract verführerisch = verleidelijk buhlen um = dingen naar ; wedijveren om der Antrag = het aanzoek anständig = net ; fatsoenlijk die Ehe = het huwelijk der Familienstand = de burgerlijke staat der Nachwuchs = de kinderen die Zuwendung = de aandacht das Verhaltensmuster = het gedragspatroon vernachlässigen = verwaarlozen der Unterhalt = de alimentatie die Verwandtschaft = de familie die Vorfahren = de voorouders die Nachkommen = de nakomelingen die Herkunft = de afkomst das Alter = de leeftijd die Geselligkeit = de gezelligheid ; het gezelschap das Benehmen = het gedrag üble Nachrede = smaad tadeln = afkeuren verheimlichen = geheimhouden der Trasch = het geroddel seicht = oppervlakkig zwiespältig = verdeeld das Misstrauen = het wantrouwen zumutbar = billijk ; wat gevraagd kan worden sich zieren = aarzelen uit schaamte der Ruch = de (slechte naam) der Ruf = de (goede) naam berücksichtigen = rekening houden met vernetzt = in een netwerk verbonden die Ausländerquote = het percentage buitenlanders die Gleichberechtigung = de emancipatie das Gemeinwohl = het algemeen welzijn der Alltag = het leven van alledag bescheren = schenken sittlich = zedelijk ; moreel das Schicksal = het lot die Kindertagesstätte = het kinderdagverblijf der Hort = de crèche die Erzieherin = de kleuterleidster die Grundschule = de basisschool die Ganztagsschule = de school met zowel 's morgens als 's middags onderwijs die Sonderschule = de school voor speciaal onderwijs die Gesamtschule = de middenschool unterrichten = onderwijzen die Unterrichtstunde = het lesuur die Muttersprache = de moedertaal die Zweitsprache = de tweede taal das Sprachverständnis = het taalbegrip die Rechtschreibung = de spelling fördern = stimuleren die Anforderung = de eis die Fähigkeit = de capaciteit leisten = presteren der Austausch = de uitwisseling schulschwänzen = spijbelen schummeln = spieken ; bedriegen der Abiturient = de eindexamen-kandidaat der Azubi ; Auszubildende = de leerling ; de stagiair das Schulamt = de onderwijsinspectie das Semester = de studieperiode van een half jaar ; het semester das Seminar = het werkcollege lehren = doceren ; onderwijzen die Germanistik = de germanistiek ; de leer van de Duitse taal die Studienberatung = de studieadvisering ; de studiebegeleiding die Studiengebühren = het collegegeld die Studie = het onderzoek aufgeklärt = verlicht die Binsenwahrheit = de waarheid als een koe die Ausbildung = de opleiding die Bildung = de ontwikkeling der Nachwuchs = de opvolging die Kinderstube = de opvoeding betreuen = zorgen voor die Erziehung = de opvoeding der Alleinerzieher = de alleenstaande ouder die Veranlagung = de aanleg ; het talent die Impfung = de inenting stillen = borstvoeding geven lebensfähig = levensvatbaar die Fehlgeburt = de miskraam die Vorbeugung = de preventie die Früherkennung = de vroege diagnose zimperlich = kleinzerig die Strapaze = de grote lichamelijke inspanning seelisch = psychisch schonen = ontzien die Verspannung = de verkramping der Albtraum = de nachtmerrie der Nerv = de zenuw die Überanstrengung = de burn-out ; de overspannenheid die Erregung = de opwinding die Essstörung = de eetstoornis die Ernährung = de voeding die Verdauung = de spijsvertering straffen = spannen ; strak maken abträglich = nadelig ; schadelijk anfällig gegen = vatbaar voor das Gedächtnis = het geheugen das Blutgerinnsel = het bloedstolsel der Kreislauf = de bloedcirculatie der Krankheitserreger = de ziekteverwekker erliegen = bezwijken aan lindern = verzachten aussetzen = blootstellen der Krüppel = de invalide verstümmeln = verminken behindert = gehandicapt der Herausforderer = de uitdager das Regelwerk = het reglement der Verband = de bond erschöpfen = uitputten die Ausdauer = de conditie der Anpfiff = het beginsignaal der Ausgleich = de gelijkmaker das Foul = de overtreding das Schlusslicht = de laatste ; de hekkensluiter empfinden = voelen ; ervaren hegen = koesteren spüren = voelen ; gewaarworden due Erhfurcht = de eerbied die Begeisterung = het enthousiasme der Zauber = de bekoring ; de betovering sich hingeben = zich overgeven aan das Bedürfnis = de behoefte die Heimat = het thuis; het vaderland die Sehnsucht = hevig verlangen ersehnt = langverwacht heimisch = thuis ; eigen trübsinnig = neerslachtig irritieren = in verwarring brengen schikanieren = pesten ; treiteren der Unfug = de flauwekul ; het kattekwaad die Laune = het humeur schmeicheln = vleien schwärmen für = dwepen met erschüttern = schokken ; ontstellen die Verzweiflung = de wanhoop der Ärger = het gedoe ; de narigheid schüren = aanwakkeren verharmlosen = bagatelliseren das Erachten = de mening ahnen = vermoeden bedauern = betreuren verkraften = verwerken ; aankunnen verpönt = verboden ; ontoelaatbaar nachvollziehbar = te volgen ; te begrijpen kursieren = circuleren ; in omloop zijn erläutern = verklaren ; toelichten bezeichnen = aangeven ; aanduiden der Brauch = het gebruik vorrangig = het belangrijkst ; met grote prioriteit das Einvernehmen = de goedkeuring ; de overeenstemming der Vorzug = de voorkeur der Befürworter = de voorstander der Widerwille = de weerzin die Schlussfolgerung = de conclusie trouwen = heiraten de bruiloft = die Hochzeit de scheiding = die Trennung volwassen = erwachsen de belangstelling = das Interesse gezellig = gemütlich de vriendengroep = die Clique de kameraad = der Kumpel de wijk = die Siedlung dakloos = obdachlos afspreken = sich verabreden tutoyeren = duzen de jongeren = die Jugendlichen hartstochtelijk = leidenschaftlich de gunst = der Gefallen de kleuterschool = der Kindergarten het proefwerk = die Klassenarbeit het opstel = der Aufsatz de fout = der Fehler het cijfer = die Zensur het rapport = das Zeugnis letterlijk = buchstäblich de betekenis = die Bedeutung overschrijven = abschreiben de bijles = die Nachhilfe het lokaal = das Klassenzimmer het bord = die Tafel de conciërge = der Hausmeister het college = die Vorlesung de studiebeurs = das Stipendium lichamelijk = körperlich spuiten = spritzen braken = sich erbrechen afvallen = abnehmen de kanker = der Krebs verslaafd = süchtig de drugs = die Drogen verzorgen = pflegen de blessure = die Verletzung het gewricht = das Gelenk de spier = der Muskel deelnemen = sich beteiligen het elftal = die Mannschaft het lid = das Mitglied de winnaar = der Sieger de aandacht = die Aufmerksamkeit beschouwen = betrachten de voorkeur geven aan = bevorzugen waarderen = schätzen vrezen = befürchten spijt hebben van = bereuen de teleurstelling = die Enttäuschung de verontwaardiging = die Empörung de opwinding = die Aufregung onzin vertellen = spinnen de grap = der Witz verbazingwekkend = erstaunlich de beslissing = die Entscheidung de verleiding = die Versuchung het verwijt = der Vorwurf
Ingezonden op 17-03-2015 - 941x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!