Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Pallas Grieks 1
› 89101112 Woordjes les 8-12
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Pallas Grieks 1
89101112 Woordjes les 8-12
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hoofdstuk 8: εαυτόν = zichzelf ό θάνατος = de dood η συμφορά = gebeurtenis; ongeluk ή ελευθερία = vrijheid τυγχάνω = krijgen; treffen; bereiken μετά = (samen) met εκ = uit νομίζω = beschouwen als; vinden μετέχω = deelhebben aan; deelnemen aan η φυγή = vlucht ιερός = heilig; gewijd aan εκβαίνω = gaan uit επί = op ο οινος = wijn επιθυμέω = verlangen naar; begeren φροντίζω = zich bekommeren om αιτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan ό υπνος = slaap η αιτία = oorzaak πλήν = behalve αυθις = opnieuw; weer (bw) η φωνή = stem αποστερέω = beroven van ανευ = zonder αναβαίνω = omhoog gaan; beklimmen βλέπω = kijken ο υιός = zoon κατέχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen δακρυω = huilen ο βίος = leven μετα ταυτα = na dit; daarna από = vanaf πίπτω = vallen αποθνήσκω = sterven τίς ... = wie; wat; welke ό ηλιος = zon περι = om; over Hoofdstuk 9: εν = in; bij; op ο στρατηγος = legeraanvoerder παρεισιν = (zij) zijn aanwezig ο ναυτης = zeeman; matroos ο στρατιωτης = soldaat τα οπλα = wapens ...τε και... = en χαιρω = blij zijn met; zich verheugen over παυω = doen stoppen; doen ophouden κωλυω = verhinderen; beletten (om) η θεος = godin τοδε = dit; het volgende ουδε = en niet; maar niet; ook niet; zelfs niet εχθρος = gehaat bij; vijandig aan αυτη = (aan) haar η αληθεια = waarheid ουκετι = niet meer αυτοις = aan hen; aan hun παλιν = weer; opnieuw; terug ο ανεμος = wind αυτης = van haar φιλτατος = liefste; zeer geliefd η τυχη = lot ο αγγελος = bode η στρατια = leger ο νους = geest; verstand εν νω εχω = van plan zijn πιστευω = vertrouwen ο λογος = woord ευνους = goedgezind (aan) ο γαμος = huwelijk ηδη = al; reeds παρεστιν = (hij) is aanwezig αντι = in plaats van βοηθεω = te hulp komen; helpen Hoofdstuk 10: παλαιός = oud; van vroeger ειμί = zijn αυτων = hen; hun καθιζω = zitten; gaan zitten σοί, σοι = aan jou; voor jou; je; jou; u; aan u; voor u κρατέω = macht hebben over; overwinnen εγγύς = dichtbij τα κακά = rampen; ongeluk πολεμέω = oorlog voeren αριστος = beste; zeer goed δευρο = hier; hierheen ακούω = horen; luisteren; luisteren naar μή = niet αποπέμπω = terugsturen; wegsturen αυτου,,αυτης, αυτω = hem; haar; het οιός τέ ειμι = in staat zijn om; kunnen ετοιμος = bereid; gereed; klaar αμφι = rondom; om χαιρε(τε) = gegroet ο σιτος = eten; voedsel το δειπνον = maaltijd μοί, μοι = aan mij; voor mij; mij; me πειθω = overtuigen; overreden οικαδε = naar huis μέλει μοι = interesseert me; het interesseert me αποβαινω = weggaan μηκέτι = niet meer αγγέλλω = berichten; melden Hoofdstuk 11: πρότερος=eerder; vroeger πρότερον=eerder τίκτω= baren; ter wereld brengen ὁ πόλεμος=oorlog ὁ ἑταῖρος=vriend; makker πιστός=trouw; betrouwbaar τὸ δάκρυον=traan ἄξιος=waard; waardig ἀλλά=maar(kom) ἡ πέτρα=rots μέγα=erg; zeer ἴσως=misschien; waarschijnlijk νομίζω=menen; beschouwen als κλα(ί)ω=huilen; wenen(om) ἐλπίζω=hopen; verwachten (te) σεαυτοῦ=van jouzelf, jouw eigen ἀθάνατος=onsterfelijk ἡ τελευτή=einde εὖ=goed χωρέω=gaan λαμπρός=schitterend τότε=dan; toen ἡ πόλις=stad ἡ δόξα=roem μανθάνω=leren kennen; begrijpen; vernemen θερμός=warm καλύπτω=bedekken κατά=vanaf...naar beneden +gen ἡ δούλη=slavin ἄδικος=onrechtvaardig Hoofsdtuk 12: εἰσβαίνω=ingaan; komen in ὁμοῖος=gelijk aan; gelijkend op {+dat} τάχα=snel, spoedig {bijwoord} τᾶυτα=dit; dat {onz. mv. nom+acc} θάπτω=begraven ὁ νεκρός=lijk; dode τι=iets(zelfst); enige(bijv){zonder accent!} τὸ σῶμα=lichaam{σώματοσ} ὁ πατήρ=vader{πατρόσ} σοῦ, σου=(van)jou; jouw {gen ev} τρέφω=voeden; opvoeden σύνειμι=samenzijn met; omgaan met {+dat} ἐμοῦ, μου=(van)mij, mijn {gen ev} ἡ ψυχή=ziel; geest; schim; leven ἡ χθών=aarde; grond{χθονόσ} καταβαίνω=naar beneden gaan, afdalen τις=iemand, iets(zelfst); een of ander(e)(bijv); enkele(n), sommige(n)(mv) {τινος} ὁ ἀνήρ= man{ἀνδρός} ἡ γυνή=vrouw{γυναικός} ἄρχω=beginnen met{+gen} πάντες=alle(n){πάντων} ὁ ἡγεμών=leider; aanvoerder{ἡγεμόνος} λυπέω=kwellen; verdriet doen πρῶτος=eerste ἡ μήτηρ=moeder{μητρός} ἡ ὀικία=huis καταλείπω=achterlaten ὁ φύλαξ=wachter; bewaker{φύλακοσ} διαφθείρω=te gronde richten; vernietigen ὁ/ἡ παῖς=kind(zoon, dochter); slaaf{παιδός} τὸ ὄνομα=naam{ὀνόματοσ} ἤ=of ῥίπτω=werpen ὁ σωτἠρ=redder{σωτῆρος} ὁ ἀδελφός=broer ἡ χείρ=hand; arm {χειρός; dat mv. χέρσιν} πάρειμι=aanwezig zijn
Ingezonden op 19-04-2015 - 727x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!