Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
aasdf
› 11 11
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
aasdf
, deel 1
11 11
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
excipere = excipere, excipi, excipum {stt} usus, usus = gebruik; nut acies, aciei = scherpte; slagorde cedo, cedere = gaan; wijken cedere = cedere, cessi, cessum {stt} cogito, cogitare = nadenken vulnus, vulneris = wond {n} fuga = vlucht postquam = nadat munus, muneris = taak; geschenk {n} pecunia = geld libertas, libertatis = vrijheid {f} contra = tegen; tegenover {+acc} contra = tegen {adv} pax, pacis = vrede casis, casis = toeval; val ceterum = overigens; maar {adv} civis, civis = burger {m} publicus = van de staat; staats- exspecto, exspectare = afwachten; verwachten iudico, iudicare = oordelen; menen lux, lucis = daglicht; dag {f} ordo, ordinis = rij; volgorde; rang; stand velut = zoals; alsof velut si = alsof; zoals wanneer sol, solis = zon {m} iuvenis, iuvenis = jonge man {m} spatium = afstand; ruimte longe = verreweg {superl} unda = golf; water animal, animalis = levend wezen; dier quicumque, quaecumque, quodcumque = wie ook maar; wat ook maar eripio, eripere = ontrukken eripere = eripere, eripui, eruptum {stt} pauci, paucorum = enkele; weinige respondeo, respondere = antwoorden respondere = respondere, respondi responsum {stt} colo, colere = verzorgen; vereren; respecteren; bebouwen colere = colere, colui, cultum {stt} litus, litoris = kust rapio, rapere = roven; meesleuren rapere = rapere, rapui, raptum {stt} tristis = droevig patria = vaderland ait, aiunt = hij zegt; ze zeggen aurum = goud durus = hard servus = slaaf existimo, existimare = menen carmen, carminis = lied; gedicht {n} turba = menigte; verwarring nolo, nollere = niet willen nolle = nolle nolui {stt} victor, victoris = overwinnaar cursus, cursus = het rennen; koers; baan cursus honorum = loopbaan; carrière solvo, solvere = losmaken; betalen solvere = solvere, solvi, solutum {stt} desum, deesse = ontbreken; ontbreken aan {+ dat} laudo, laudare = prijzen occupo, occupare = bezetten sive = hetzij seu = hetzij tutus = veilig amitto, amittere = verliezen amittere = amittere, amisi, amissum {stt} doceo, docere = onderwijzen; onderrichten docere = docere, docui, doctum {stt} nosco, noscere = leren kennen noscere = noscere, novi, notum {stt} novi = perf kennen; perf weten notus = bekend saevus = woest felix, felicis = gelukkig; welvarend quantus = hoe groot; zo groot als quantus ... tantus = zo groot als ... zo groot efficio, efficere = veroorzaken; bereiken; voltooien efficere = efficere, effici, effectum {stt} exemplum = voorbeeld maneo, manere = blijven; te wachten staan manere = manere, mansi, mansum {stt} provincia = provincie; ambachtsgebied sententia = mening; uitspraak mox = weldra; spoedig praesidium = bescherming; wachtpost; garnizoen adicio, adicere = toevoegen adicere = adicere, adieci, adiectum {stt} honestus = eervol saxum = rots verus = echt; waar verum = waarheid vero = werkelijk; inderdaad; maar; echter gratus = aangenaam; prettig memoria = herinnering; geheugen mundus = wereld satus, satulis = heil; redding {f} similis = gelijk -ve = of tamquam = als het ware affero, afferre = brengen naar; berichten afferre = afferre, attuli, allatum {stt} auxilium = hulp; hulptroepen compono, componere = bij elkaar plaatsen; vervaardigen componere = componere, composui, compositum {stt} ventus = wind absum, abesse = afwezig zijn abesse = abesse, afui {stt} impono, imponere = leggen op; opleggen imponere = imponere, imposui, impositum {stt} ceterus = overig species, speciei = aanblik; schijn; soort auris, auris = oor {f} umbra = geest; schaduw caedes, caedis = moord; bloedbad {f} quoniam = aangezien rursus = opnieuw; weer sumo, sumere = nemen sumere = sumere, sumpsi, sumptum {stt} magnitudo, magnitudinis = grootte {f} dominus = meester turpis = schandelijk incipeo, incipere = beginnen incipere = incipere, incepi, inceptum {stt} propter = wegens {+ acc} regio, regiones = streek {f} socius = bondgenoot; vriend extremus = uiterste; buitenste opto, optare = wensen votum = wens; gelofte facilis = makkelijk facile = makkelijk {adv} produl = ver weg; in de verte {adv} produl = ver van {+ a/ab + abl} tempto, temptare = proberen; op de proef stellen nondum = nog niet plebs, plebis = volk; lager volk; de massa {f} orbs, orbis = kring; cirkel {m} orbis terrarum = wereld puella = meisje clarus = helder; beroemd exigo, exigere = verdrijven exigere = exigere, exegi, exactum {stt} impero, imperare= opdragen; bevelen specto, spectare = kijken; kijken naar oppidum = stad; vestingstad tres, trium = drie scribo, scribere = schrijven scribere = scribere, scripsi, scriptum {stt} sermo, sermonis = gesprek; taal {m} addo, addere = toevoegen addere = addere, didi, ditum {stt} disco, discere = leren; aanleren discere = discere didici {stt} interficio, interficere = doden interficere = interficere, interfeci, interfectum {stt} iugum = juk; bergrug lacrima = traan latis, lateris = zijde; kant {n} latus = breed contingo, contingere = aanraken; treffen contigere = contigere, contigi, contactum {stt} officium = plicht; taak constituo, constituere = besluiten constituere = constituere, constitui, constitum {stt} murus = muur odium = haat usque = aan een stuk door; helemaal tot aan accedo, cedere = gaan naar accedere = accedere, accessi, accessum {stt} adeo = zo; zozeer forma = gestalte; schoonheid interim = intussen auctor, auctoris = bedenker; inititatiefnemer {m} potius = liever {adv} cupio, cupere = verlangen; willen cupere = cupere, cupivi, cupitum {stt} ulterior, ulterioris = verder gelegen ultimus = laatste; uiterste exerceo, exercere = oefenen; uitoefenen exercere = exercere, exercui, exercitum {stt} ibi = daar noceo, concere = schaden nocere = nocere, nocui, nocitum {stt} perdo, perdere = te gronde richten; verliezen perdere = perdere, perdidi, perditum {stt} amicitia = vriendschap amnis, amnis = rivier; stroom appello, appellare = noemen {+ dubb. acc.} ideo = daarom tandem = eindelijk dubito, dubitare = aarzelen; twijfelen inferi, inferorum = goden van de onderwereld inferior, inferioris= lager littera = letter litterae, litterarum = brief; letterkunde; wetenschap prior, prioris = eerder claudio, claudere = sluiten claudere = claudere, clausi, clausum {stt} multitudi, multitudines = menigte {f} iuvo, iuvare = helpen
Ingezonden op 19-04-2015 - 263x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!