Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
grandes lignes voca lijsten
› 110 MAW hoofdstuk 1 tot en met 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
grandes lignes voca lijsten
110 MAW hoofdstuk 1 tot en met 10
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Nederlands Met andere woorden hoofdstuk 1-10 Hoofdstuk 1 Defect = storing Amper = nauwelijks Buitensporig = onredelijk Ampel = uitvoerig Geriefelijk = aangenaam Grif = snel en graag Intiem = vertrouwelijk Circa = ongeveer Geagiteerde = opgewonden Gedemonteerde = uit elkaar gehaalde Hachelijke = gevaarlijke Idealistische = proberen een volmaakte situatie te bereiken Ingedommelde = in slaap gevallen Haarfijn = zeer nauwkeurig Wijlen = overleden Vrijgeleide = garantie tegen gewelddadigheden op vijandelijk terrein Stoutmoedig = dapper Empathie = zich in andere inlevend Oprecht = eerlijk Wauwelen = kletsen Abraham gezien hebben = 50 jaar geworden zijn Het bloed onder de nagels vandaan halen = hij daagt hem heel erg uit De dans ontspringen = hij is maar net ontsnapt Als een molensteen om de nek hangen = een zware last zijn Op de klippen lopen = mislukken Het klappen van de zweep kennen = ervaren zijn Op een dood spoor zitten = leidt niet tot iets Zijn schaapjes op het droge hebben = voldoende geld hebben Het vijfde wiel aan de wagen zijn = te veel zijn Men moet geen parels voor de zwijnen gooien = niet verspillen Ergens een mouw aanpassen = verhelpen Balsem = zalf Xenofobie = vreemdelingehaat Waarborgsom = onderpand Afkeer = weerzin Vennoot = zakenpartner Afgunstig = jaloers Averechts = omgekeerd Bühne = podium Hoofdstuk 2 Boontje komt om zijn loontje = dat is net goed Hij valt met de deur in huis = hij komt meteen ter zake Het bloed kruipt waar het niet kan gaan = de ware aard van iemand komt altijd boven Valuta = munteenheid Veto = verbod Walhalla = paradijs Utopie = onbereikbaar ideaal Terminaal = in het eindstadium Steriel = vrij van bacteriën Souterrain = kelderverdieping Radicaal = totaal In acht nemen = opletten Tegen het canvas gaan = onder uitgaan Achter de broek zitten = opjutten Voor de aardigheid = zomaar Naar adem snakken = benauwd Afbreuk doen aan = benadelen Geen chocola daar van kunnen maken = onbegrijpelijk Uit de circulatie nemen = verdwijnen Aandacht vestigen op = wijzen op Tegenstelling Bruut = zachtzinnig Aandachtig = gedachteloos Stabiel = wankel Vloeibaar = vast Berooid = welgesteld Kwistig = zuinig Neutraal = partijdig Stagneren = vlotten Schijnbaar = werkelijk Cruciaal = onbelangrijk Uit volle borst zingen = hard zingen De boot ingaan = een mislukte deal De broek aanhebben = heersen Zoete broodjes bakken = vleien Geen blik waardig keuren = minachten Blank staan = overstromen Om een boodschap kunnen sturen = slim De bomen groeien niet tot in de hemel = onmogelijk De boek neerleggen = failliet gaan boek zegt de boek Over de brug komen = betalen Hectische = chaotische Louche = onbetrouwbaar Participant = deelnemer Alle wegen leiden naar Rome = je kan er ook anders komen Buiten de waard rekenen = iets belangrijks vergeten Iets door de vingers zien = iets dat eigenlijk niet mag niet bestraffen In een ivoren toren zitten = neerkijken op anderen Iets op de spits drijven = doorgaan met ruzie Als er een schaap over de dam is volgen er meer = als één iemand het doet, komt de rest De pannen van het dak spelen In Morpheus’ armen liggen = slapen Hoofdstuk 3 Gekapseisde = omgeslagen Verbijsterde = van streek zijn Verachtelijke = lage Uitzinnige = zeer opgewonden Beruchte = ongunstig bekendstaande Zijn hand overspelen = grote risico’s Iets op zijn lever hebben = ergens mee zitten Iedereen over een kam scheren = geen onderscheid maken, terwijl dat wel moet Met zijn neus in de boter vallen = onverwachts mazzel hebben In de zevende hemel zijn = opgetogen zijn Moord en brand schreeuwen = zich ergens hevig over beklagen Van een koude kermis thuiskomen = teleurgesteld worden Tegen de lamp lopen = betrapt worden Anoniem = naamloos Broos = zwak Capitulatie = overgave Saillant = opvallend Uniek = eenmalig Vitaal = krachtig Fataal = noodlottig Recent = pas gebeurd Hoeveel vis = een moot vis Hoeveel chocolade = een reep chocolade Hoeveel druiven = een tros druiven Hoeveel beschuit = een rol beschuit Hoeveel melk = een pak melk Hoeveel radijsjes = een bos radijsjes Hoeveel wolven = een roedel wolven Hoeveel knoflook = een streng knoflook Hoeveel rijst = een baal rijst Hoeveel bessen = een ris bessen Hoeveel cola = een tray cola Hoeveel snoep = een zak snoep Zwoel = drukkend warm Zwichten = toegeven Funest = zeer schadelijk Pertinent = beslist Noppen = dwingen Privilege = voorrecht Dood = morsdood Zwaar = loodzwaar Schoon = brandschoon Vast = muurvast Sterk = ijzersterk Nuchter = broodnuchter Doof = stokdoof Serieus = bloedserieus Extravagante = ongewoon en uitbundig Minuscuul = zeer klein Hypothese = stelling die men als waar aanneemt Argeloos = aan geen kwaad denkend Immuun = niet vatbaar voor bepaalde ziekte Smetteloos = zonder vlekje Balustrade = hekwerk Hoofdstuk 4 Dat is me een doorn in het oog = ergerlijk Hij kon na een tijdje zijn draai vinden = wennen Hij kon de weg naar huis wel dromen = kennen Hij sloop weg als een dief in de nacht = stiekem Ze zetten de deur op een kier = toegeven Hij kon maar net de dans ontspringen = ontkomen aan We lagen in een deuk om zijn grappen = lachen Dat kon het daglicht niet verdragen = slecht Ze hadden hem in het diepe gegooid = testen We hadden daar een zware dobber aan = moeilijk De broekriem aanhalen = zuiniger zijn Een blauwtje lopen = afgewezen in de liefde Geen doekjes om winden = de waarheid vertellen Vorderen = eisen Wegmoffelen = laten verdwijnen Privatiseren = aan particulieren overdoen Reduceren = verminderen Inpalmen = voor zich winnen Verzilveren = in geld omzetten Lynchen = terechtstellen zonder proces Verdagen = uitstellen Punctueel = stipt Ravage = puinhoop Lucratief = winstgevend Aan de weg timmeren = iets doen wat aandacht trekt Iets in de weegschaal stellen = riskeren Tegen de windmolens vechten = zinloos Iemand om zijn vingers winden = iemand laten doen wat jij wilt Een tipje van de sluier oplichten = iets van een geheim onthullen Het spits afbijten = beginnen Roet in het eten gooien = de zaak bederven Voor pampus liggen = uitgeteld zijn Hoofdstuk 5 Geraamde = geschatte Hilarische = vrolijke Gechanteerde = dreigen een geheim te openbaren Etnische = wat een volk betreft Berooide = zonder geld of spullen Apathisch = onverschillig Dagvaarden = voor het gerecht roepen Fenomeen = zeldzaam verschijnsel Huiverig = aarzelend Ingenieus = slim verzonnen Kadaver = dood dierenlichaam Maquette = ruimtelijk schaalmodel In de bonen zijn = in de war zijn Het doek is gevallen = het is afgelopen Tegen de bierkaai vechten = een hopeloze strijd voeren Standvastig = onveranderlijk Vaccinatie = inenting Malafide = onbetrouwbare Urgent = dringend Verweer = verdediging Vacant = onbezet Relevant = belangrijk Wankel = onvast Illusie = droombeeld Heikel = lastig Talloos = ontelbaar Iemand zand in de ogen strooien = misleiden Zijn waterloo vinden = ten ondergang gaan Zich het vuur uit de sloffen lopen = uitsloven Een vinger in de pap hebben = meebeslissen De tering naar de nering zetten = de uitgave aanpassen aan de inkomsten Spijkers op laag water zoeken = kritische opmerkingen maken over onbelangrijke dingen Je moet roeien met de riemen die je hebt = je moet het doem met de hulpmiddelen Het paard achter de wagen spannen = iets verkeerd aanpakken Tegenstellingen Vitaal = uitgeblust Zakelijk = emotioneel Gebrekkig = volmaakt Permissie = verbod Constant = variabel Assertief = volgzaam Heerser = onderdaan Insider = buitenstaander Amateur = professional Sjofel = chic Dat is zuur verdiend geld = dat is geld waar hard voor gewerkt is Geld is de sleutel die op alle sloten past = met geld krijg je alles voor elkaar Hij verdient geld als water = hij verdient erg goed Hij bulkt van het geld = hij heeft veel geld Dat brengt veel geld in het laatje = dat brengt veel geld op Iemand geld uit de zakken kloppen = iemand proberen geld afhandig te maken Geld stinkt niet = het maakt niet uit hoe het geld verkegen is, als je het maar hebt Hij krijgt waar voor zijn geld = hij is tevreden met zijn transactie Hoofdstuk 6 Iets vind achter de coulisse plaats = onopgemerkt Eieren voor zijn geld kiezen = zich tevreden stellen met … De bokkenpruik op hebben = slecht gehumeurd zijn Door cupido’s pijl getroffen zijn = verliefd Het ei van Columbus vinden = oplossing In aanvaring komen met = botsen Met consumptie praten = spugen De daad bij het woord voegen = handelen Om een complimentje vissen = vleien Tot eer strekken = prijzenswaardig Die oude bok, lust nog we leen groen blaadje = die oude man houdt van jonge meisjes De spin in het web = de centrale figuur Een kat in het nauw maakt rare sprongen = een zwakke tegenstander kan gevaarlijk worden als hij geen uitweg vindt. Als er een schaap over de dam is volgen er meer = als een persoon het voorbeeld geeft, doet de rest het ook Al draagt een aap een gouden ring het blijft een lelijk ding = kleren en sierraden kunnen een lelijk mens niet mooi maken Als men een hond wil slaan, kan men makkelijk een stok vinden = men kan altijd wel een reden vnden om iemand te straffen De huid niet verkopen voor de beer geschoten is = spreek niet over succes als het er nog niet is De gebraden haan uithangen = patserig doen Voornamelijk = vooral Wrang = zuur Imitatie = nabootsing Het proces in gang zetten = beginnen Goed gebekt zijn = goed kunnen praten Een gat in de markt = afzetmogelijkheid Gebukt gaan onder iets = lijden Een gebed zonder end = een lijdensweg Van onbesproken gedrag zijn = integer Niets van zijn gading = gewild De geest geven = kapotgaan Gas terug nemen = inbinden Iemand voor gek zetten = beledigen Water naar de zee dragen = onnodig werk doen Tussen twee vuren zitten = van twee kanten bedreigt worden De vinger op de zere plek leggen = precies aangeven waar het probleem zit Spijkers met koppen slaan = doortastend optreden Van de regen in de drop komen = de situatie is alleen maar erger geworden Zoals de ouden zongen, piepen de jongen = kinderen doen het gedrag van hun ouders na Invasie = vijandelijke inval Monter = opgewekt Incognito = onder schuilnaam Latent = onzichtbaar Manoeuvre = slimme handelswijze Hermetisch = volkomen dicht Omstreden = veelbesproken en verschillend beoordeeld Placebo = op medicijnen lijkend, maar zonder werking Robuust = stevig Vadsig = dik en lui Uniek = enig in zijn soort Hoofdstuk 7 Heibel = ruzie Hypocriet = schijnheilig Identiek = hetzelfde Plein public = in het openbaar Enfant terrible = iemand die voor problemen zorgt En passant = terloops Haute couture = exclusieve mode Fine fleur = succesvolste mensen Pied-à-terre = extra woning Sommelier = wijnkelner Tête-à-tête = intiem gesprek Magnaat = invloedrijk iemand Leidraad = korte handleiding Alliantie = verbond Amputatie =afzetting van een lichaamsdeel Bestseller = iets dat zeer goed verkocht wordt Dissident = iemand die zich verzet tegen het regime in zijn land Hij heeft een appeltje voor de dorst = hij heeft een financiële reserver Dat kan het daglicht niet verdragen = dat mag niet Het nieuws kwam als een donderslag bij heldere hemel = het nieuws kwam totaal onverwacht t.e.a.b. = tegen elk aannemelijk bod jl. = jongstleden MKB = Midden- en Kleinbedrijf m.i.v. = met ingang van p.p. = per persoon o.a. = onder andere k.k. = kosten koper dubieus = twijfelachtig corpulent = zwaarlijvig cliché = vaak gebruikte uitspraak clou = kern van het verhaal blamage = schande morbide = angstaanjagend berouw = spijt ironische = spottend het tegengestelde zeggen geclaimd = geëiste gehandhaafd = laten gelden snode = boosaardige gepikeerde = beledigde hoofdstuk 8 ordinair = onbeschaafd innovatie = vernieuwing laconiek = doodkalm tegenstelling: toeslag = korting billijk = onredelijk weifelend = vastberaden voorsprong = achterstand geroutineerd = onervaren schaarste = overvloed minuscuul = gigantisch specifiek = algemeen troebel = helder valide = ongeldig hij kan zijn borst natmaken = zich voorbereiden op het ergste de baken verzetten = aan de veranderingen aangepast Iets onder de hamer brengen = veilen De handschoenen opnemen = het gevecht aangaan De kogel mist hem op een haar na = bijna Hij heeft het hart op de juiste plaats = integer Je kunt geen hand voor ogen zien = aardedonker Ergens heil zoeken = vluchten Het hoofd buigen = onderwerpen Om de hals vliegen = omhelzen In het harnas jagen = irriteren Dat is niet in de haak = verdacht Façade = schijn Entourage = omgeving Trauma = stoornis door een schokkende ervaring Dispensatie = ontheffing Consensus = overeenstemming van mening Specificatie = opgave in bijzonderheden Tenger = smal gebouwd Expansie = uitbreiding In vuur en vlam staan = enthousiast zijn De vinger aan de pols houden = een ontwikkeling nauwkeurig volgen Lange tenen hebben = snel beledigd zijn Zoeken naar een speld in een hooiberg = iets zoeken dat nauwelijks te vinden is Tussen de regels door lezen = opmerking wat niet uitdrukkelijk gezegd wordt Paal en perk stellen = verspreiding van iets negatiefs tegenhouding Iemand het mes op de keel zetten = iemand onderdruk zetten De loef afsteken = iemand voorbijstreven Hoeveel wijn = een kruik wijn Hoeveel schalen = een nest schalen Hoeveel kanonnen = een batterij kanonnen Hoeveel vissen = een school vissen Hoeveel brood = een snee brood Hoeveel bananen = een kam bananen Hoeveel bier = een krat bier Hoeveel brie = een stuk brie Hoeveel uien = een net uien Hoeveel meel = een zak meel Hoeveel pepermunt = een rol pepermunt Hoofdstuk 9 Uit het oog, uit het hart = als je iemand niet meer ziet, vergeet je hem Je kunt geen ijzer met handen breken = je kunt niet iets onmogelijks realiseren Nul op het rekest krijgen = afwijzend antwoord krijgen In het land der blinden is een eenoog koning = als niemand het kan, val je als het al een beetje kan op Dweilen met de kraan open = iets oplossen zonder de oorzaak aan te pakken Hij is een held op sokken = lafaard Huilen met de pet op = bedroevend slecht Onbaatzuchtig = belangeloos Coulant = mild Prestige = aanzien Incourante = weinig gevraagde Tactische = manier waarop men te werk gaat om te slagen Stamelen = niet uit zijn woorden komen Geoutilleerd = uitgeruste Verstokte = niet willen veranderen Synthetische = kunstmatig samengesteld Gelieerde = verwant aan Gecalculeerde = berekende Corrupt = omkoopbaar Egaal = gelijkmatig Exact = precies Delinquent = schuldige Clausule = beperkende bepaling Feilloos = zonder fouten Florissant = gunstig Water bij de wijn doen = een cessie doen Iets uit het vuur slepen = met veel moeite verkrijgen Zout in de wond wrijven = iemand die pijn heeft, nog moeilijker maken Iemand zijn ver geven = flink de waarheid vertellen Er is geen speld tussen te krijgen = er valt niets tegenin te brengen Een rad voor de ogen draaien = misleiden Iemand de oren wassen = berispen Legitiem = gerechtvaardigd Excessief = buitensporig Nonchalant = slordig Doodgemoedereerd = heel kalm Discreet = vertrouwelijk Generen = schamen Huiverig = bang Geste = gebaar Expert = vakman Eentonig = geestdodend Teer = fragiel Bloedverwant = honorarium Valide = geldig Hoofdstuk 10 Alle zeilen bijzetten = tot het uiterste inspannen In troebel water vissen = voordeel uit ruzie van een ander halen Dicht bij het vuur zitten = waar gebeurd Niet uit de verf komen = niet zo goed als bedoelt Op zijn tandvlees lopen = uitgeput zijn Voor spek en bonen meedoen = niet meetellen De puntjes op de i zetten = precies afwerken Iemand de ogen uitsteken = jaloers maken Quitte = gelijk Rivaal = tegenstander Transactie = handeling Gouden bergen beloven = iets onmogelijks beloven Voor een appel en een ei verkocht = goedkoop verkocht Hij heeft een nok geschoten = een blunder gemaakt Verkwisten = verspillen Desinfecteren = ontsmetten Veronderstellen = als waar aannemen Traineren = tegenwerken door te vertragen Hunkeren = sterk verlangen Verdonkeremanen = verduisteren Schofferen = beledigen Sussen = laten bedaren Hij kon geen kant meer op = vastzitten Ik krijg een kind van jouw gezeur = balen Zijn kans schoon zien = toehappen Naar de kelder gaan = zinken Open kaart spelen = eerlijk Een klap in het gezicht = belediging Uit de kast gehaald = inspannen Er kapot van zijn = verdrietig zijn In de kiem smoren = onderdrukken De kat uit de boom kijken = afwachten
Ingezonden op 20-04-2015 - 1597x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!