Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Maatschappijleer
› 2 Rechtsstaat, begrippenlijst
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Maatschappijleer
2 Rechtsstaat, begrippenlijst
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Absolute monarchie= Regeringsvorm waarbij een koning alle macht heeft. Advocaat= Raadsman in juridische aangelegenheden, verdediger in rechtszaken. Anonieme getuigenverklaring= Getuige in een strafproces wiens identiteit niet wordt onthuld, omdat hij daadwerkelijk gevaar loopt door te getuigen. Arresteren= Aanhouden en meenemen naar het politiebureau. Belastingplicht= De plicht dat alle burgers belasting moeten betalen. Bestuursrecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers en overheid, inhoudelijk over vergunningen, ruimtelijke ordening en het belastingrecht. Bijkomende straf= Wordt in combinatie met andere straffen gegeven, bijvoorbeeld een rijontzegging. Bodemprocedure= Term die gebruikt wordt voor de normale procedure bij een rechtbank. Burgerlijkrecht= Privaatrecht. Cassatie= Het laatste hoger beroep, de rechtbank mag alleen oordelen over de vorige rechtszaak niet over de inhoud. Checks en balances= Het controleren en scherp houden. Het evenwicht in de trias politica. Criminaliteit= Alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Dagvaarding= Een oproep van de rechtbank waarin staat waar je van verdacht wordt en dat je op een bepaald moment op een bepaalde plaats een bepaald delict heb begaan. Ook Schriftelijke mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen. DNA plicht= De plicht dat mensen die verdacht worden of veroordeeld zijn bijvoorbeeld wangslijm moeten afstaan. Eiser= Degene die de zaak aan de rechter voorlegt. EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden)= Een verdrag waarin staat dat de aangesloten landen de mensenrechten moeten beschermen. (Preventief) Fouilleren= De kleding en het lichaam van de verdachte mag worden onderzocht. Gedaagde= Persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter word gedaagd. Geldboete= Geldbedrag als straf. Gerechtshof= Gerecht dat zaken in hoger beroep behandelt. Geschil= Conflict met een andere partij. Geweldsmonopolie= Systeem waarin uitsluitend de overheid, door middel van de politie of het leger, het recht heeft om geweld toe te passen. Grondwet= Hierin staat wat de grondrechten zijn en hoe het land geregeerd moet worden. Hoge Raad= Dit is het hoogste rechtsorgaan. De rechters van de Hoge Raad behandelen cassatiezaken. Hoger beroep= Het opnieuw behandelen van een zaak door een hogere rechter. Huiszoekingbevel= Met toestemming van de rechter commissaris in iemands huis zoeken naar bewijzen. Immateriële schade= Schade die wordt veroorzaakt door verdriet, smart of geestelijk gemis. In beslag nemen= Het veilig stellen van goederen ten behoeve van een onderzoek. Infiltratie= Het door een politiefunctionaris of burger, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit, onder gezag van het Openbaar Ministerie en onder regie van de politie lid worden van een criminele organisatie. Kantonrechter= Rechter die overtredingen behandelt. Klassiek grondrecht= Rechten die de overheid moet garanderen. Kort geding= Versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken. Leerplicht= De plicht dat alle kinderen onderwijs kunnen volgen. Legaliteitsbeginsel= Regel waarin staat dat de overheid alleen beperkingen mag opleggen aan de vrijheid van burgers als die regels voor iedereen gelden en door de volksvertegenwoordiging in wetten zijn vastgelegd. Loonbeslag= Bij loonbeslag wordt door een schuldeiser beslag gelegd op het loon van de schuldenaar of diens uitkering. Maatschappelijke gedragsregel= Regels die bijna iedereen erkent en voortkomen uit geloof, traditie en gewoonten. Machtiging tot binnentreding= Als de politie iemand wil arresteren mag de politie alleen binnengaan met deze machtiging. De officier van justitie geeft hier toestemming voor. Meervoudige kamer= Ernstige misdrijven worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters. Misdrijf= Meer ernstig strafbaar feit. Ne bis is idem-regel= Geregeld in artikel 1, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het recht dat iemand die voor een zaak is vrijgesproken is niet voor de tweede keer kan worden vervolgd. Als je bent vrijgesproken en er komt nieuw bewijs komt er geen nieuwe rechtszaak. Ontneming wederrechtelijk voordeel= Hierbij is de veroordeelde de winst kwijt die hij met zijn misdrijven heeft gemaakt. Openbaar Ministerie= Alle officieren van justitie bij elkaar. Openbare aanklager= Officier van justitie. De openbaar aanklager zoekt namens de samenleving bewijzen tegen een verdachte en kan een straf tegen de verdachte eisen. Overtreding= Minder ernstig strafbaar feit Ondernemingsrecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers onderling. Recht dat bijvoorbeeld de voorwaarden regelt waaronder e een vereniging of een bv kan oprichten. Personen- en familierecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers onderling. Recht voor het regelen van een huwelijk, echtscheiding, geboorte, overlijden en adopteren van kinderen. Pleidooi= Deel in de rechtszaak waarin de advocaat de verdachte verdedigt. Politierechter= Rechter die in zijn eentje rechtspreekt voor kleine misdrijven zoals winkeldiefstallen. Privaatrecht= Eén van de grote rechtsgebieden. Recht dat de betrekkingen tussen burgers onderling regelt. Procureur= Iemand (meestal een advocaat) die je bij een burgerlijke rechtszaak alle regels kent en bij een grote ingewikkelde zaak bij de rechtbank vertegenwoordigt. Publiekrecht= Eén van de grote rechtsgebieden. Recht dat de betrekkingen tussen burgers en overheid regelt. Recht= Wat je mag en wat je toekomt. Rechtelijke macht= Bestaat uit onafhankelijke rechters die de bevoegdheid hebben om iemand te bestraffen. Rechtsbescherming= Bescherming van burgers tegen andere burgers door de grondwet tegen machtsmisbruik van de overheid. Rechtshandhaving= Handelingen gericht op bevordering van naleving van rechtsregels en beëindiging van overtredingen. Rechtsnorm= Gedragsregel die door de overheid wettelijk is vastgelegd. Rechtspersonen= Geen natuurlijk persoon maar een groep mensen die gezamenlijk als eenheid bevoegd zijn, bijvoorbeeld een stichting. Rechtsstaat= Burgers worden door grondrechten beschermd tegen machtsmisbruik van de overheid. Rechtvaardigheid= Gelijke behandeling en een eerlijke verdeling van de middelen. Requisitoir= Een verhaal van de officier van justitie tijdens een rechtszaak waarin de officier van justitie probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt hij de rechter om een bepaalde straf, de zogenaamde eis. Resocialisatie= Heropvoeding, waarbij de gedetineerde nieuwe normen en waarden aanleert. Schadevergoeding= Geldbedrag dat je krijgt als tegemoetkoming voor geleden schade. Schikking= Voortijdige afdoening, waarbij de verdachte niet meer voor de rechter hoeft te verschijnen. Seponeren= Afzien van verdere rechtsvervolging. Sociaal grondrecht= Rechten waar de overheid een zorgplicht voor heeft. De overheid moet haar best doen om deze rechten te creëren. Sociale rechtsstaat= Een rechtstaat waar er in een grondwet de sociale grondrechten van een mens zijn opgenomen. Staande houden= Iemand laten stilstaan om hem te vragen naar zijn personalia (naam, adres en geboortedatum). De politie mag er echter alleen naar vragen als er een concrete reden voor is. Staatsrecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers en overheid, inhoudelijk over alle regels voor de inrichting van de Nederlandse staat. Strafbaarheid= Geregeld in artikel 1, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Dit lid bepaalt dat iets alleen strafbaar is als het in de wet staat. Strafmaat= Geregeld in artikel 1, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De maximum straf bij ieder strafbaar feit. Strafrecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers en overheid, het bestaat uit alle wettelijke strafbepalingen. Strafrechtelijke maatregelen= Een maatregel die bedoeld is om de samenleving te beschermen of om terug te gaan naar de situatie voordat het delict is gepleegd. Bijvoorbeeld: TBS. Strafvervolging= Strafzaak wordt door de officier van justitie bij de rechtbank gebracht. Taakstraf= Door een rechter opgelegde straf die bestaat uit de verplichting om specifieke werkzaamheden uit te voeren. De rechter kan dit opleggen ter vervanging van maximaal zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tenlastelegging= Aanklacht. Hierin staat precies wat de aanklacht tegen de verdachte is. Terbeschikkingstelling (TBS)= De rechter kan bepalen dat een veroordeelde die psychisch in de war is naar een tbs-kliniek moet om daar een behandeling te ondergaan. Terechtzitting= De behandeling van het strafbare feit door de rechter. Trias politica= Machtenscheiding bedacht door de Fransman Montesquieu. De onderverdeling van de macht van de overheid in de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Uitvoerende macht= De regering. Zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten precies worden uitgevoerd. Vasthouden= De politie mag een verdachte in het belang van het onderzoek zes uur op het bureau vasthouden. Verdachte= Iemand die op basis van een redelijk vermoeden van schuld ervan wordt verdacht iets strafbaars te hebben gedaan. Vermogensrecht= Recht met daarin centraal de verhouding tussen burgers onderling. Recht dat alle zaken regelt die te maken hebben met iemands vermogen en in geld zijn uit te drukken. Vermogensschade= De in geld uit te drukken aantasting van een vermogen zoals gemaakte kosten, geleden verlies en misgelopen winst. Vervolgen= De officier van justitie kan een dossier naar de rechtbank sturen en een rechtszaak beginnen. Verweer= Verdediging tegen een eis. Vonnis= Uitspraak van de rechter waarin de rechter de straf uitspreekt. Voorwaardelijk= De dader krijgt de straf niet, onder voorwaarde dat hij binnen een bepaalde proeftijd niet een soortgelijk strafbaar feit begaat. Vrijheidsstraf= Straf die de vrijheid van een persoon beperkt bijvoorbeeld een gevangenisstraf. Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB)= Deze wet geeft de politie onder bepaalde voorwaarden de bevoegdheid tot inkijkoperaties. Wet terroristische bedrijven= Wet met betrekking tot het tegengaan, vervolgen en bestraffen van terreurdaden; wet die terreur tegengaat. Wetboek van Strafrecht= Wetboek waar de meeste overtredingen en misdrijven in staan. Daarnaast zijn er ook aparte wetten zoals de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Wetboek van Strafvordering= De regels van het strafproces. De politie en officier van justitie hebben bevoegdheden, maar ze mogen niet alles. Wetgevende macht= De regering en het parlement. Stelt wetten vast waar de burgers (en de overheid) zich aan moeten houden.
Ingezonden op 02-05-2015 - 1961x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!