Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Ludi

8 Grond, geld, macht

bellum, belli = oorlog
ait = hij/zij zei
se = hij/zij zich
propter + acc = wegens
ager, agri = akker, veld, stuk, grond, gebied, grondgebied
non modo ... sed etiam = niet alleen ... maar ook, zowel ... als
incendere, incendo, incenci, incensum = in brand steken
omnis, omnis, omne = geheel, al, ieder, elk
pecus, pecoris = dier, vee
iniquus, inuqua, iniquum = ongelijk, ongunstig, nadelig, ongelegen
tempus, temporis = tijd, moment, ogenblik
imperare, impero, imperavi, imperatum = bevelen, opdracht geven
aes, aeris = koper, brons, geld
alienus, aliena, alienum = van een ander, andermans
facere, facio, feci, factum = maken, doen
primo = eerst
deinde = vervolgens
fortuna, fortunae = lot, toeval, geluk, bezittingen, eigendom
alius, alia, aliud = andere
velut = zoals, als, alsof, als het ware
pervenire, pervenio, perveni, perventum = aankomen, arriveren, bereiken
ad + acc = naar, tot bij, bij
corpus, corporis = lichaam
ducere, duco, duxi, ductum = leiden
a(b) + abl = vanaf, vanuit, weg van, van, door
in + acc = naar, tot in, in
inde = vandaar, daarom, vervolgens
tergum, tergi = rug
recens, recens, recens, recentis = nog fris, nog vers, recent
vestigium, vestigii = spoor
videre, video, vidi, visum = zien
audire, audio, audivi, auditum = horen, luisteren
clamor, clamoris = geschreeuw, geroep
ingens, ingens, ingens, ingentis = reusachtig
oriri, orior, ortus sum = ontstaan, afstammen van
antea = eerder, vroeger, voordien
in + abl = in, op, tijdens
homo, hominis = mens, man
ut + ind = toen, wanneer, zoals
nunc = nu
membrum, membri = lid, ledematen
unus, una, unum = een
singulus, singula, singulum = afzondelijk, individueel, alleen
consilium, consilii = raad, advies, besluit, plan, hier, beslissingsrecht
habere, habeo, habui, habitum = hebben, houden
reliquus, reliqua, reliquum = resterend, overig
pars, partis = deel
cura, curae = zorg
labor, laboris = moeite, inspanning, werk
quaerere, quaero, quaesivi, quaesitum = zoeken, vragen, hier, geven, verschaffen
medius, media, medium = middelste
nihil = niets
alius, alia, alius = andere
facere, facio, feci, factum = maken, doen, hier, laten maken
quam = dan
frui, fruor, fructus sum + abl = genieten van
ne + conj = opdat niet, om niet, om te vermijden dat, dat niet
manus, manus = hand
os, oris = mond, muil, gezicht
ferre, fero, tuli, latum = dragen, voeren, brengen, zeggen, vertellen
nec = en niet, en evenmin, noch
accipere, accipio, accepi, acceptum = ontvangen, aannemen, krijgen
dare, do, dedi, datum = geven
conficere, conficio, confeci, confectum = maken, vervaardigen, vermoeien, afmatten, doden
ira, irae = woede
dum + ind = terwijl
fames, famis = honger
totus, tota, totum = geheel, al
venire, venio, veni, ventum = komen
quoque = ook
alere, alo, alui, alitum = voeden
ac = en
reddere, reddo, reddidi, redditum = teruggeven
qui, quae, quod = die, dat
vivere, vivo, vixi = leven
sic = zo, op die manier
demonstrare, demonstro, demonstravi, demonstratum = aanduiden, aantonen, bewijzen, uitleggen
similis, similis, simile + dat = gelijkend op
plebs, plebis = het gewone volk, volk
pater, patris = vader, patriciers, senatoren
flectere, flecto,flexi, flectum = buigen, ombuigen, van mening doen veranderen
mens, mentis = geest, verstand
civitas, civitatis = gemeenschap, staat, stad, volk, stam
dividere, divido, divisi, divisum = scheiden, verdelen
ager, agri = akker, veld, stuk grond, gebied, grondgebied
quisquam, quaequam/ulla, quicquam/quidquam = iemand, iets, een
civis, civis = burger
plus = meer
lex, legis = wet
novus, nova, novum = nieuw
constituere, constituo, constitui, constitum = oprichten, laten bouwen, bepalen, beslissen, besluiten
provincia, provinciae = provincie
a(b) + abl = vanaf, vanuit, weg van, van
senatus, senatus = senaat
eques, equitis = ruiter, ridder
frumentum, frumenti = graan
instituere, instituo, institui, institutum = inrichten, organiseren, bepalen, beslissen
denique = uiteindelijk, ten slotte, kortom
relinquere, relinquo, reliqui, relictum = achterlaten, verlaten
quemadmodum = hoe, zoals
deus, dei = god
domus, domus = huis
fieri, fio, factus sum = gemaakt worden, ontstaan, worden, gebeuren
concupiscere, concupisco, concupivi, concupitum = verlangen, willen
navis, navis = schip
mittere, mitto, misi, missum = zenden, sturen
Roma, Romae = Rome
unus, una, unum = een, enig
dies, diei = dag, daglicht
Neptunus, Neptuni = Neptunus
putare, puto, putavi, putatum = menen, denken, beschouwen als
magnus, magna, magnum = groot
maior, maior, maius, maioris = groter
bonus, bona, bonum = goed
melior, melior, melius, melioris = beter
felix, felix, felix, felicis = gelukkig, voorspoedig, succesvol
ut + conj = opdat, om te, zodat, dat
nemo, neminis/nullius = niemand
vir, viri = man
fortis, fortis, forte = moedig, dapper, sterk
dicere, dico, dixi, dictum = zeggen, spreken, noemen
scire, scio, scivi, scitum = weten
fortitudo, fortitudinis = moed, dapperheid, sterkte
rursus = opnieuw
locus, loci = plaats, hier, gelegenheid
res, rei = zaak, ding
pius, pia, pium = plichtsgetrouw, vroom, liefdevol
enim = immers, want
aurum, auri = goud, gouden sieraad
centum = honderd
ponere, pono, posui, positum = plaatsen, zetten, leggen
cito = snel
cursus, cursus = het lopen, hier, vaart, zeereis
tangere, tango, tetigi, tactum = aanraken
crescere, cresco, crevi, cretum = groeien, toenemen
tamquam = zoals, als, alsof, als het ware
postquam + ind = nadat
coepisse, coepi, coeptum = beginnen
plus ... quam = meer ... dan
patria, patriae = vaderland
de + abl = vanuit, weg van, uit, ver, in verband met
tollere, tollo, sustuli, sublatum = opheffen, optillen, wegnemen, verwijderen, hier, zich terugtrekken uit, stoppen met
servus, servi = slaaf
e(x) + abl = uit, weg van, vanuit, vanaf, van
appellare, appello, appellavi, appellatum = noemen
imperator, imperatoris = bevelhebber, keizer
captivus, captivi = gevangene, krijgsgevangene
per + acc = doorheen, door middel van, gedurende
servare, servo, servavi, servatum = bewaken, beschermen, bewaren
occidere, occido, occidi, occisum = doden, vermoorden
solere, soleo, solitus sum = gewoon zijn, de gewoont hebben
etiam = zelfs, ook
quod + ind = omdat
ab + abl = vanaf, vanuit, weg van, van, door
hostis, hostis = vijand
capere, capio, cepi, captum = nemen, grijpen, vangen, veroveren
aut = of, ofwel
nasci, nascor, natus sum = geboren worden, ontstaan
fieri, fio, factus sum = gemaakt worden, ontstaan
ius, iuris = recht, rechtspraak
gens, gentis = volk
velut = zoals, als, alsof, als het ware, hier, zoals
cum + ind = wanneer, toen
maior, maior, maius, maioris = groter, ouder
annus, anni = jaar
sese = hij, zij, zich
pati, patior, passus sum = lijden, ondergaan, dulden, verdragen, toestaan
solum, soli = bodem, grond
tam ... quam = zo ... als, zowel ... als
qualis, qualis, quale = als, zoals, zoals
item = ook, eveneneens
via, viae = weg
bos, bovis = rund, os, koe
equus, equi = paard
qui, quae, quod = welke, wat voor een
ager, agri = akker, land
colere, colo, colui, cultum = vereren, bebouwen, bewonen
alii ... alii = de enen ... de anderen
duo, duae, duo = twee
tres, tres, tria = drie
genus, generis = geboorte, afstamming, geslacht, soort
potestas, potestatis = macht, gezag, kracht
apud + acc = bij
animadvertere, animadverto, animadverti, animadversum = letten op, waarnemen, zien
vita, vitae = leven
cum + abl = samen met, met
nullus, nulla, nullum = geen enkele
ex + abl = uit, weg van, vanuit, vanaf, van
liberi, liberorum = kinderen
multus, multa, multum = veel
pastor, pastoris = herder
locus, loci = plaats
pascere, pasco, pavi, pastum = weiden, laten grazen
sequi, sequor, secutus sum = volgen
grex, gregis = kudde, troep, groep
magis = meer
turpis, turpis, turpe = lelijk, schandelijk
vestis, vestis = kleed, kledingstuk, kledij
magis ... quam = meer ... dan
munire, munio, munivi, munitum ab + abl = tegen
ventus, venti = wind
frigus, frigoris = koude
cunctus, cuncta, cunctum = geheel, al, alles
prohibere, prohibeo, prohibui, prohibitum = verbieden, verhinderen, afhouden van, afweren
vel = of, ofwel
si + ind/conj = als, indien
tam = zo, zozeer
sub + abl = onder
laborare, laboro, laboravi, laboratum = werken, zwoegen, afzien
optimus, optima, optimum = beste
solvere, solvo, solvi, solutum = losmaken, betalen
plurimi, plurimae, plurima = zeer veel
angustus, angusta, angustum = smal
atque = en
terra, terrae = land, aarde, grond
sic = zo
contingere, contingo, contigi, contactum = aanraken
fugere, fugio, fugi = vluchten, ontvluchten
tenere, teneo, tenui, tentum = vasthouden, houden
accipere, accipio, accepi, acceptum = ontvangen, aannemen, krijgne
cum + conj = toen, omdat
decem = tien
mille, millia, millium = duizend
primus, prima, primum = eerste
sedes, sedis = zitplaats, zetel, woonplaats, verblijfplaats, hier, toevluchtsoord
mons, montis = berg
eligere, eligo, elegi, electum = uitkiezen, kiezen tot
ibi = daar, op die plaats
dux, ducis = leider, hier, generaal
castra, castrorum = legerkamp
impetus, impetus = aanval
rapere, rapio, rapui, raptum = grijpen, stelen, roven, plunderen
contentus, contenta, contentum = tevreden
ferrum, ferri = ijzer, zwaard
telum, teli = werpspies, speer, wapen
grex, grecis = kudde, troep, groep
parare, paro, paravi, paratum = voorbeeiden, klaarmaken, in gereedheid brengen
equitatus, equitatus = ruiterij, cavalerie
de + abl = vanuit, weg van, uit, over, in verband met
deferre, defero, detuli, delatum = naar beneden brengen, wegbrengen
excercitus, ecxercitus = leger
caedere, caedo, cecidi, caesum = doden, vermoorden, afmaken
tandem = ten slotte, uiteindelijk
imperium, imperii = macht, heerschappij, rijk
vis = kracht, macht, geweld
contra + acc = tegen, tegenover, aan de andere kant van
Romanus, Romani = Romein
Romanus, Romana, Romanum = Romein
pellere, pello, pepuli, pulsum = voortdrijven, verdrijven, verjagen
Italia, Italiae = Italie
circa + acc = rondom, hier, in de buurt van
claudere, claudo, clausi, clausum = sluiten, opsluiten, insluiten
fuga, fugae = vlucht
neque = en niet, en evenmin, noch
frustra = tevergeefs
experiri, experior, expertus sum = proberen, uitproberen
tamen = toch, nochtans
dignus, digna, dignum + abl = waardig
mors, mortis = dood
agmen, agminis = troep, groep, menigte, leger op mars, colonne, stoet
libertas, libertatis = vrijheid
modus, modi = maat, wijze, manier
iubere, iubeo, iussi, iussum = bevelen
rogare, rogo, rogavi, rogatum = vragen
fides, fidei = vertrouwen, geloof, trouw, bescherming, hulp
commitere, commito, commisi, commisum = samenbrengen, organiseren, toevertrouwen
Abdellah = Cool

Ingezonden op 02-05-2015 - 2179x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Helloooww everyoneee!
Ik heb ALLE woorden van ludus 8 hier ingegeven!

Veel leerplezier voor het examen Latijn!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Ludi

8 Grond, geld, macht