Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Solutions unit 8+9 (2e klas)
› 8 irregular verbs
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Solutions unit 8+9 (2e klas)
, deel 1
8 irregular verbs
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
be (ww) = zijn become (ww) = worden begin (ww) = beginnen bend (ww) = buigen bite (ww) = bijten blow (ww) = blazen break (ww) = breken bring (ww) = brengen build (ww) = bouwen burn (ww) = branden buy (ww) = kopen can (ww) = kunnen catch (ww) = vangen choose (ww) = kiezen come (ww) = komen cost (ww) = kosten cut (ww) = snijden do (ww) = doen draw (ww) = tekenen drink (ww) = drinken drive (ww) = rijden eat (ww) = eten fall (ww) = vallen feel (ww) = voelen fight (ww) = vechten find (ww) = vinden fly (ww) = vliegen forget (ww) = vergeten get (ww) = krijgen give (ww) = geven go (ww) = gaan grow (ww) = groeien hang (ww) = hangen have (ww) = hebben hear (ww) = horen hide (ww) = verbergen hit (ww) = slaan hold (ww) = houden hurt (ww) = pijn doen keep (ww) = houden know (ww) = weten lay (ww) = leggen lead (ww) = besturen learn (ww) = leren leave (ww) = vertrekken lend (ww) = lenen lose (ww) = verliezen make (ww) = maken mean (ww) = bedoelen meet (ww) = ontmoeten overcome (ww) = verslaan pay (ww) = betalen put (ww) = zetten read (ww) = lezen ride (ww) = rijden ring (ww) = bellen run (ww) = rennen say (ww) = zeggen see (ww) = zien sell (ww) = verkopen send (ww) = sturen set (ww) = leggen shake (ww) = schudden shine (ww) = schijnen shoot (ww) = schieten show (ww) = laten zien shut (ww) = sluiten sing (ww) = zingen sink (ww) = zinken sit (ww) = zitten sleep (ww) = slapen smell (ww) = ruiken speak (ww) = spreken spell (ww) = spellen spend (ww) = uitgeven spill (ww) = verspillen stand (ww) = staan steal (ww) = stelen swim (ww) = zwemmen take (ww) = nemen/pakken teach (ww) = leren (uitleggen) tell (ww) = vertellen think (ww) = denken throw (ww) = gooien understand (ww) = begrijpen/verstaan wake (ww) = wakker worden wear (ww) = dragen win (ww) = winnen write (ww) = schrijven be (tt) = was/were (vt) become (tt) = became (vt) begin (tt) = began (vt) bend (tt) = bent (vt) bite (tt) = bit (vt) blow (tt) = blew (vt) break (tt) = broke (vt) bring (tt) = brought (vt) build (tt) = built (vt) burn (tt) =burnt (vt) buy (tt) = bought (vt) can (tt) = could (vt) catch (tt) = caught (vt) choose (tt) = chose (vt) come (tt) = came (vt) cost (tt) = cost (vt) cut (tt) = cut (vt) do (tt) = did (vt) draw (tt) = drew (vt) drink (tt) = drank (vt) drive (tt) = drove (vt) eat (tt) = ate (vt) fall (tt) = fell (vt) feel (tt) = felt (vt) fight (tt) = fought (vt) find (tt) = found (vt) fly (tt) = flew (vt) forget (tt) = forgot (vt) get (tt) = got (vt) give (tt) = gave (vt) go (tt) = went (vt) grow (tt) = grew (vt) hang (tt) = hung (vt) have (tt) = had (vt) hear (tt) = heard (vt) hide (tt) = hid (vt) hit (tt) = hit (vt) hold (tt) = held (vt) hurt (tt) = hurt (vt) keep (tt) = kept (vt) know (tt) = knew (vt) lay (tt) = laid (vt) lead (tt) = led (vt) learn (tt) = learnt/learned (vt) leave (tt) = left (vt) lend (tt) = lent (vt) lose (tt) = lost (vt) make (tt) = made (vt) mean (tt) = meant (vt) meet (tt) = met (vt) overcome (tt) = overcame (vt) pay (tt) = paid (vt) put (tt) = put (vt) read (tt) = read (vt) ride (tt) = rode (vt) ring (tt) = rang (vt) run (tt) = ran (vt) say (tt) = said (vt) see (tt) = saw (vt) sell (tt) = sold (vt) send (tt) = sent (vt) set (tt) = set (vt) shake (tt) = shook (vt) shine (tt) = shone (vt) shoot (tt) = shot (vt) show (tt) = showed (vt) shut (tt) = shut (vt) sing (tt) = sang (vt) sink (tt) = sank (vt) sit (tt) = sat (vt) sleep (tt) = slept (vt) smell (tt) = smelt/smelled (vt) speak (tt) = spoke (vt) spell (tt) = spelt/spelled (vt) spend (tt) = spent (vt) spill (tt) = spilt/spilled (vt) stand (tt) = stood (vt) steal (tt) = stole (vt) swim (tt) = swam (vt) take (tt) = took (vt) teach (tt) = taught (vt) tell (tt) = told (vt) think (tt) = thought (vt) throw (tt) = threw (vt) understand (tt) = understood (vt) wake (tt) = woke (vt) wear (tt) = wore (vt) win (tt) = won (vt) write (tt) = wrote (vt) be (tt-vd) = been (vd) become (tt-vd) = become (vd) begin (tt-vd) = begun (vd) bend (tt-vd) = bent (vd) bite (tt-vd) = bitten (vd) blow (tt-vd) = blown (vd) break (tt-vd) = broken (vd) bring (tt-vd) = brought (vd) build (tt-vd) = built (vd) burn (tt-vd) = burnt (vd) buy (tt-vd) = bought (vd) can (tt-vd) = been able to (vd) catch (tt-vd) = caught (vd) choose (tt-vd) = chosen (vd) come (tt-vd) = come (vd) cost (tt-vd) = cost (vd) cut (tt-vd) = cut (vd) do (tt-vd) = done (vd) draw (tt-vd) = drawn (vd) drink (tt-vd) = drunk (vd) drive (tt-vd) = driven (vd) eat (tt-vd) = eaten (vd) fall (tt-vd) = fallen (vd) feel (tt-vd) = felt (vd) fight (tt-vd) = fought (vd) find (tt-vd) = found (vd) fly (tt-vd) = flown (vd) forget (tt-vd) = forgotten (vd) get (tt-vd) = got (vd) give (tt-vd) = given (vd) go (tt-vd) = gone (vd) grow (tt-vd) = grown (vd) hang (tt-vd) = hung (vd) have (tt-vd) = had (vd) hear (tt-vd) = heard (vd) hide (tt-vd) = hidden (vd) hit (tt-vd) = hit (vd) hold (tt-vd) = held (vd) hurt (tt-vd) = hurt (vd) keep (tt-vd) = kept (vd) know (tt-vd) = known (vd) lay (tt-vd) = laid (vd) lead (tt-vd) = led (vd) learn (tt-vd) = learnt/learned (vd) leave (tt-vd) = left (vd) lend (tt-vd) = lent (vd) lose (tt-vd) = lost (vd) make (tt-vd) = made (vd) mean (tt-vd) = meant (vd) meet (tt-vd) = met (vd) overcome (tt-vd) = overcome (vd) pay (tt-vd) = paid (vd) put (tt-vd) = put (vd) read (tt-vd) = read (vd) ride (tt-vd) = ridden (vd) ring (tt-vd) = rung (vd) run (tt-vd) = run (vd) say (tt-vd) = said (vd) see (tt-vd) = seen (vd) sell (tt-vd) = sold (vd) send (tt-vd) = sent (vd) set (tt-vd) = set (vd) shake (tt-vt) = shaken (vd) shine (tt-vd) = shone (vd) shoot (tt-vd) = shot (vd) show (tt-vd) = shown (vd) shut (tt-vd) = shut (vd) sing (tt-vd) = sung (vd) sink (tt-vd) = sunk (vd) sit (tt-vd) = sat (vd) sleep (tt-vd) = slept (vd) smell (tt-vd) = smelt/smelled (vd) speak (tt-vd) = spoken (vd) spell (tt-vd) = spelt/spelled (vd) spend (tt-vd) = spent (vd) spill (tt-vd) = spilt/spilled (vd) stand (tt-vd) = stood (vd) steal (tt-vd) = stolen (vd) swim (tt-vd) = swum (vd) take (tt-vd) = taken (vd) teach (tt-vd) = taught (vd) tell (tt-vd) = told (vd) think (tt-vd) = thought (vd) throw (tt-vd) = thrown (vd) understand (tt-vd) = understood (vd) wake (tt-vd) = woken (vd) wear (tt-vd) = worn (vd) win (tt-vd) = won (vd) write (tt-vd) = written (vd)
Ingezonden op 24-05-2015 - 636x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!