Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Histologie
› 1 11-20
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Histologie
1 11-20
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat zijn desmine filamenten = Intermediare filamenten van het eiwit desmine behorend tot het cytoskelet. Komen vooral voor in spiervellen waar ze de ondersteuning en vasthechting van myofibrillen verzorgen. Wat zijn Howell Jolly lichaampjes = Nucleaire overblijfselen van de kern die verloren is gegaan bij de ontwikkeling naar erytrocyten. Basofiele kern overblijfselen in rode bloedcellen. Gedurende rijping in beenmerg stoten rode bloedcellen hun kern uit, in sommige gevallen blijft een klein deel van het DNA in de cel achter. Bespreek de myelineschede = Wordt in het PZS verzorgt door Schwann cellen. In het CZS door oligodendrocyten. Isoleert het axon van het extracellulaire compartiment Is gesegmenteerd meerdere schwanncellen achter elkaar langs axon. Tussen 2 segmenten is het axon myeline vrij knopen van Ranvier. De stukken tussen de knopen van Ranvier zijn de internodale segmenten. Bij het PZS hebben we nog insnoeringen van Schmidt lanterman: dit zijn plaatsen waar toch nog kleine hoeveelheden van cytoplasma iun de uitlopers van de schwanncellen is geraakt = belangrijk voor de stofwisseling. In het CZS wordt de myelineschede door de oligodendrocyten gevormd. Zowel in de witte als grijze stof. − De oligodendrocyten liggen vaak in rijen tussen de axonen en 1 oligodendrocyt omgeeft meerdere axonen. − De knopen van Ranvier zijn breder en komen frequenter voor waardoor er meer ionenkanalen aanwezig zijn dan in het PZS. − Er zijn hier geen insnoeringen van Schmiddt-Lantermann en er is maar weinig – geen neurilemma aanwezig. − Geen lamina basalis. De tussengelegengebieden zonder myelineschede, dus de knopen van Ranvier met de ionenkanalen zijn sterke geleiders.De actiepotentiaal zal saltatoire bewegingen maken = sprongsgewijs voortbewegen over het axon van de ene knoop van ranvier naar de andere om de impuls voort te leiden. Wat zijn ependymcellen = Bekleden hersenholten + canalis centralis in ruggenmerg. Vormen epitheliale aflijning. Staan in direct contact met liquor cerebrospinalis (hersenvocht). Basale uitlopers vormen steun voor neuronen. Afkomstig binnenbekleding neurale buis. Meestal 1-lagig cillindrisch behalve thv plexus chorioideus (kubisch), hier associatie met capillair netwerk. Mosvezel VS klimvezel = Twee typen aanvoerende vezels van cerebellaire cortex. Mosvezel: − Heeft vertakkingen in de moleculaire laag van het cerebellum. − Afferente zenuwvezles waarop kleine verdikkingen zitten die op hun beurt worden omgeven door dendrieten van korrelcellen en uiteinden van Golgi-celaxonen, zo ontstaan de glomeruli. Klimvezel: − Afferente zenuwvezel die input geeft aan het cerebellum. − Maakt in het cerebellum contact met verschillende interneuronen. Eindigen op dendrieten van Purkinje-cellen. Purkinje-cel ontvangt 1 klimvezel, 1 klimvezel synapteert meerdere Purkinje-cellen. 2. klim en mosvezels zijn beide exciteerbare cellen die alle twee eindigen thv purkinjecellen (die output van cerebellum vormt) klimvezels vertrekken vanuit verlengde merg en mosvezels vormen in granulaire laag glomeruli met golgicellen. Bespreek aneuploïdie = Fout in de chromosomenset. Er is geen splitising gebeurd in de anafase van meisose 1 of meiose 2 (non-disjunctie). Kan leiden tot congenitale ziektes bv. Syndroom van Down. Monosomie of trisomie. Wat zijn nucleaire organisatoren = Regio op chromosomen die genen bevat voor het coderen naar RNA. Wat is crossing-over = Treedt op tijdens het pachyteen vna de profase 1 van de M-fase. In homologe chromatiden ontstaan op gelijke hoogte dwarsbreuken gevolgd door een uitwisseling van chromatidesegmenten, op het einde van M-fase krijgen we 4 genetisch verschillende dochtercellen. Wat is cytochroom C = klein eiwit, in mitochondriën. Belangrijk als elektronendrager bij oxidatieve fosforylering. Bij beschadiging mitochondriën: Vrijstelling van cytochroom C in het cytoplasma leidt tot de vorming van een wielachtig complex = apoptosoom. (apoptose is geprogrammeerde celdood) En wordt veroorzaakt door stress, omgevingsfactoren kunnen de structuur van microtubuli veranderen. Het apoptosoom zet procaspase 9 om in caspase dat effector eiwitten gaat activeren zoals caspase 3 en speelt dus een rol in apoptose. Wat zijn GAG’s? = Glycosaminoglycanen gebonden op de centrale eiwitketens van proteoglycanen. Ze zijn familie van niet-vertakte polysacchariden opgebouwd uit lange ketens van disacchariden die uit een uronzuur en een hexosamine bestaan. Zijn terug te vinden in specifieke bindweefsel: chondroïtine-4-sulfaat en chondroïtine-6-sulfaat vb terug te vinden in kraakbeen. Hebben een negatieve lading, gaan kationen aantrekken die op hun beurt water aan trekken en de hydrofiele binding van water aan GAG’s bepaalt de resistentie tegen drukkrachten. Kunnen gesulfateerd zijn bv hyaluronzuur, of niet-gesulfateerd bv. Kerataansulfaat.
Ingezonden op 25-05-2015 - 1686x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!