Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Histologie
› 1 1-98
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Histologie
1 1-98
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Leg uit wat een diade is = Bij de hartspier.T-tubuli zijn uitstulpingen van het sarcolemma tot diep in de spiercel. Bij hartspierer zijn deze talrijker en groter dan bij skeletspieren en liggen thv de Z-lijn. Bij hartspieren is het sarcoplasmatische reticulum niet zo goed geordent en maakt slechts 1 zijde van het SR contact met de T-tubuli = DIADE. Bij skeletspieren maken de T-tubuli contact met de 2 laterale componenten van het SR = triade Waaruit bestaat de glycocalyx = Koolhydraatmantel bestaande uit oligosachariden en transmembranaire glycoproteïnen. Deel van de glycocalyxcomponenten doen dienst als bescherming van het celopp en de oligosachariden dienen als merkers voor cel-cel interactie en cel-cel herkenning (communicatie). Gaat ionen van buiten af aantrekken, normale interne ionenniveau blijft behouden. Wordt zichtbaar met PAS kleuring Wat is hyaluronzuur = Zal in BW’s verschillende proteoglycanen verenigen tot aggregaten, ontstaan van een visceuze structuur die zorgt dat micro-organismane moeilijker doorheen BW zullen migreren. (sommige bacteriën produceren hyaluronidase zodat viscositeit vermindert). Wat is perineurium = Omgeeft de bundels van zenuwvezels. Bestaat uit collagene vezels EN uit aaneengesloten uitlopers van gespecialiseerde BWcellen die zowel collageen vertonenn als beperkte contractiele eigenschappen. Geef een voorbeeld van Holocriene secretie = Talgklier. Talg wordt opgestapeld in de volledige kliercellen, en door geprogrammeerde celdood gaat de volledige cel openbarsten en komt het secreet, talk, vrij. Geef een voorbeeld van apocriefe secretie = Actieve melkklier. Verzamelen hun secretieprod nabij de top en snoeren dan het uitgestulpte apicale celdeel in zijn geheel af. Verlies van een deel van het cytoplasma en celmembraan, maar wordt snel terug hersteld Wat zijn ciliën = Een van de apicale celdifferentiaties. Beweeglijke uitstulpingen die bestaan uit microtubuli, opgebouwd uit 9 + 2 microtubili (9 doubletten en 2 singletten centraal = microtubuli met 2 of 3 protomeren gemeenschappelijk). Op elk paar doubletten: 2 dyneïne armen vast, zorgen mee voor gecontroleerde ciliënslag die een bepaalde stroomzin v stoffen kan creëren. Nexine = koppeleiwit dat microtubuliparen aan elkaar vasthangt. Op 1 vd microtubuli en het doublet: telkens een radiale spaak die naar het centrum gericht is. Beweging van de ciliën: dyneïnearmen: met hun basis aan de A-tubuli gehecht + de motorische hoofdgroepen staan in wisselwerking met de B-tubuli van de naburige doubletten. ↳ Door de bewegingen vd dyneïnehoofdgroepen in de richting vh - uiteinde (naar basis vh cilium toe) glijdt A-tubulus van een doublet naar basis vd naburige B-tubulus. Beide microtubulusdoubletten verbonden via nexineverbindingen, glijdende beweging zorgt ervoor dat ze gaan doorbuigen. Waaruit bestaat een centrosoom = Centrosoom is spoellichaampje. Bestaat in een dierlijke cel uit 2 centriolen. Elke centriool is opgebouwd uit microtubuli (9x2). Centriolen liggen loodrecht tov elkaar en hebben een ftie in de celdeling Wat is ferritine = eiwit dat ijzer bindt bij opslag in lever en beenmerg. Ijzer is een cruciaal element voor de voeding van bacteriën (van neutrofiele granulocyten). Ijzer is ook van belang voor de aanmaak van hemoglobine en gaat door binding ook ijzer opslaan in lever en beenmerg. Er zijn ook kleine hoeveelheden ongebonden ferritine aanwezig in de bloedbaan. Wat is rRNA = ribosomaal RNA dat wordt aangemaakt in de nucleus. Getransporteerd naar ribosomen die zorgen voor synthese van eiwitten. Bouwen samen met tRNA en eiwitten ribosomen op. Wat zijn desmine filamenten = Intermediare filamenten van het eiwit desmine behorend tot het cytoskelet. Komen vooral voor in spiervellen waar ze de ondersteuning en vasthechting van myofibrillen verzorgen. Wat zijn Howell Jolly lichaampjes = Nucleaire overblijfselen van de kern die verloren is gegaan bij de ontwikkeling naar erytrocyten. Basofiele kern overblijfselen in rode bloedcellen. Gedurende rijping in beenmerg stoten rode bloedcellen hun kern uit, in sommige gevallen blijft een klein deel van het DNA in de cel achter. Bespreek de myelineschede = Wordt in het PZS verzorgt door Schwann cellen. In het CZS door oligodendrocyten. Isoleert het axon van het extracellulaire compartiment Is gesegmenteerd meerdere schwanncellen achter elkaar langs axon. Tussen 2 segmenten is het axon myeline vrij knopen van Ranvier. De stukken tussen de knopen van Ranvier zijn de internodale segmenten. Bij het PZS hebben we nog insnoeringen van Schmidt lanterman: dit zijn plaatsen waar toch nog kleine hoeveelheden van cytoplasma iun de uitlopers van de schwanncellen is geraakt = belangrijk voor de stofwisseling. In het CZS wordt de myelineschede door de oligodendrocyten gevormd. Zowel in de witte als grijze stof. − De oligodendrocyten liggen vaak in rijen tussen de axonen en 1 oligodendrocyt omgeeft meerdere axonen. − De knopen van Ranvier zijn breder en komen frequenter voor waardoor er meer ionenkanalen aanwezig zijn dan in het PZS. − Er zijn hier geen insnoeringen van Schmiddt-Lantermann en er is maar weinig – geen neurilemma aanwezig. − Geen lamina basalis. De tussengelegengebieden zonder myelineschede, dus de knopen van Ranvier met de ionenkanalen zijn sterke geleiders.De actiepotentiaal zal saltatoire bewegingen maken = sprongsgewijs voortbewegen over het axon van de ene knoop van ranvier naar de andere om de impuls voort te leiden. Wat zijn ependymcellen = Bekleden hersenholten + canalis centralis in ruggenmerg. Vormen epitheliale aflijning. Staan in direct contact met liquor cerebrospinalis (hersenvocht). Basale uitlopers vormen steun voor neuronen. Afkomstig binnenbekleding neurale buis. Meestal 1-lagig cillindrisch behalve thv plexus chorioideus (kubisch), hier associatie met capillair netwerk. Mosvezel VS klimvezel = Twee typen aanvoerende vezels van cerebellaire cortex. Mosvezel: − Heeft vertakkingen in de moleculaire laag van het cerebellum. − Afferente zenuwvezles waarop kleine verdikkingen zitten die op hun beurt worden omgeven door dendrieten van korrelcellen en uiteinden van Golgi-celaxonen, zo ontstaan de glomeruli. Klimvezel: − Afferente zenuwvezel die input geeft aan het cerebellum. − Maakt in het cerebellum contact met verschillende interneuronen. Eindigen op dendrieten van Purkinje-cellen. Purkinje-cel ontvangt 1 klimvezel, 1 klimvezel synapteert meerdere Purkinje-cellen. 2. klim en mosvezels zijn beide exciteerbare cellen die alle twee eindigen thv purkinjecellen (die output van cerebellum vormt) klimvezels vertrekken vanuit verlengde merg en mosvezels vormen in granulaire laag glomeruli met golgicellen. Bespreek aneuploïdie = Fout in de chromosomenset. Er is geen splitising gebeurd in de anafase van meisose 1 of meiose 2 (non-disjunctie). Kan leiden tot congenitale ziektes bv. Syndroom van Down. Monosomie of trisomie. Wat zijn nucleaire organisatoren = Regio op chromosomen die genen bevat voor het coderen naar RNA. Wat is crossing-over = Treedt op tijdens het pachyteen vna de profase 1 van de M-fase. In homologe chromatiden ontstaan op gelijke hoogte dwarsbreuken gevolgd door een uitwisseling van chromatidesegmenten, op het einde van M-fase krijgen we 4 genetisch verschillende dochtercellen. Wat is cytochroom C = klein eiwit, in mitochondriën. Belangrijk als elektronendrager bij oxidatieve fosforylering. Bij beschadiging mitochondriën: Vrijstelling van cytochroom C in het cytoplasma leidt tot de vorming van een wielachtig complex = apoptosoom. (apoptose is geprogrammeerde celdood) En wordt veroorzaakt door stress, omgevingsfactoren kunnen de structuur van microtubuli veranderen. Het apoptosoom zet procaspase 9 om in caspase dat effector eiwitten gaat activeren zoals caspase 3 en speelt dus een rol in apoptose. Wat zijn GAG’s? = Glycosaminoglycanen gebonden op de centrale eiwitketens van proteoglycanen. Ze zijn familie van niet-vertakte polysacchariden opgebouwd uit lange ketens van disacchariden die uit een uronzuur en een hexosamine bestaan. Zijn terug te vinden in specifieke bindweefsel: chondroïtine-4-sulfaat en chondroïtine-6-sulfaat vb terug te vinden in kraakbeen. Hebben een negatieve lading, gaan kationen aantrekken die op hun beurt water aan trekken en de hydrofiele binding van water aan GAG’s bepaalt de resistentie tegen drukkrachten. Kunnen gesulfateerd zijn bv hyaluronzuur, of niet-gesulfateerd bv. Kerataansulfaat. Bespreek rood beenmerg = actief merg. Dit is het beenmerg dat actief is tijdens de hemopoiese (bloedvorming). Het is de eerste beenmergsoort die ontstaat en is de enigste die aanwezig is bij zuigelingen. Gelegen in de mergholtes. Parenchym van rood beenmerg bevat stamcellen, rijpende bloedcellen en rijpe cellen in afwachting van vrijzetting. Bespreek geel beenmerg = Bevat grote hoeveelheden vet. Gaat geleidelijk de rode variant vervangen in de diafyse van lange pijpbeenderen en in bepaalde korte beenderen tijdens de groeifase. Als het hemopoiese proces gestimuleerd wordt kan geel beenmerg, rood beenmerg vormen. Wat is een plasmacel = een gedifferentieerd B-lymfocyt: een geactiveerde B-lymfocyt gaat transformeren naar een plasmablast en die zullen uitrijpen tot plasmacellen. Plasmacellen gaan in grote hoeveelheden immunoglobine vrijgeven waarmee de B-lymfocyt reageerde op het antigen. Maakt deel uit van de eerste verdedigingslinie. Ze komen voor in het bloed of bindweefsel waar ze werkzaam zijn. Hebben alle kenmerken van een segregerende cel, basofiel cytoplasma en een heterochromatische spaakvormige kern. Geeft een voorbeeld van meerlagig onverhoord plaveiselepitheel = De slokdarm, vagina, mond, cornea Wat is de definitie van een gepolariseerde cel = Deze cel heeft verschillende domeinen en is altijd op dezelfde manier georiënteerd. Nodig om hun functie te kunnen uitoefenen vb: epitheelcel. We kunnen 3 verschillende domeinen onderscheiden. Apicaal domein: aan kant lumen/ uitwisseling van water, elektrolieten en moleculen, moet direct mee kunnen interageren/ Vaak oppervlakte specialisaties die nodig zijn voor de functie van de cel in het orgaan (microvilli die oppervlakte 10-20 keer vergroten, stereocilia, cilia die slagbeweging maken, flagellen). Lateraal domein: onderling nauw verbonden door celjuncties, desmosomen. − Thv de desmosomen binden cel adhesie moln CAMs in de intercellulaire ruimte aan elkaar. − Thv het cytoplasma van naastliggende cellen zijn er hechtingsplaatsen die verbonden zijn met keratine filamenten. Basaal domein: gericht naar basale membraan/ Basale membraan wordt gevormd door zowel epitheel als bindweefsel cellen en vormt de grens met het onderliggend bindweefsel./ Vertoont een complexe gelaagdheid: lamina basalis die bestaat uit een lamina lucida en lamina densa./ En lamina reticularis. Onderling nog verbonden door bindweefselvezels (meestal collageen) voor extra versteviging./ Lamina basalis heeft een − Hechtende functie. − Regulerende ftie door mogelijke binding van groeifactoren Epitheelcellen hangen vast met hemidesmosomen aan de lamina basalis Lamina basalis wordt gevormd door de epitheelcellen. Lamina reticularis wordt gevormd door BW cellen. Lateraal en basaal domein hebben gelijkaardige functionele kenmerken en wordt ook wel het basolaterale domein genoemd. Leg microtubulair organisatie centrum uit = Een centriolenpaar in het midden van de centrosomen. En vanuit gedupliceerde centrosomen wordt de mitotische spoelfiguur gevormd. Tijdens de profase van de karyokinese (mitose van de M-fase). Wat is een ependymcel = Steuncellen voor het centraal zenuwstelsel. Vormen een endotheellaag rondom de canalis centralis in het ruggenmerg en de hersenholten. Het zijn cillindrische cellen met aan de apicale kant oppervlaktespecialisaties zoals microvilli of cilia. Bevorderen de circulatie van het cerebrospinaal vocht. Wat is Cdc 2 = Bij activatie van Cdc 2 proteïne-kinase gaat gewone celdeling starten. En gaat lamine fosforyleren, kernmembraan verdwijnt op het einde van de profase. En zorgt voor de activatie van condensine. − Dit is en eiwitcomplex dat DNA doet oprollen tot compacte structuur en condensatie van DNA tijdens de mitose. Bij inactivatie van Cdc2 gaat het kernmembraan terug verschijnen op het einde van de mitose. Wat is separase = Enzym dat start van de anafase induceert, gaat cohensine klieven zodat zusterchromatiden van elkaar loskomen en elk naar andere pool getrokken worden door verkorting van de microtubuli. Wat is de functie van de nucleolus = Diameter van 1-3 micrometer. Het is een rond gebied in de kern dat NIET omgeven wordt door een membraan. Hier worden de ribosomale subeenheden gevormd, rRNA wordt gevormd. Thv NOR = nucleaire organisator regio wordt het RNA geproduceert. De verdere verwerking en associatie gebeurt initieel ook hier en vervolgens op de fibrilaire regio en erna in de granulaire regio van de nucleolus. Het aantal en de vorm van de nucleoli is afhankelijk van het celtype, het organisme en de fysiologische activiteit van de cel. − Nucleolus is bij een inactieve cel nauwelijks te onderscheiden. − Nucleolus volgt tijdens de karyokinese de celdeling van de chromosomen en verdwijnt op einde van profase. − Aanhechtingsplaatsen blijven wel zichtbaar = nucleolaire zone. En satelliet is het terminale gedeelte van chromosoom waar op het einde van de mitose een nieuwe nucleolus wordt gevormd. Wat is een middenlichaampje = de smalle cytoplasmabrug waarmee de dochtercellen tijdens de cytokinesis nog lange tijd verbonden kunnen blijven. Deze ‘brug’ zit volgepropt met microtubuli. In welke hematopoëse komen de bandcellen voor = In granulocytopoiësen; − Namelijk tijdens de vorming van neutrofiele granulocyten. − Daar komt een stadium voor waarin kern staaf- of bandvorming is. − Is de voorlaatste fase. Bespreek symphisis = Een vezelige kraakbenige verbinding tussen 2 beenderen. 2 kraakbeenlippen die rusten op botweefsel. Bestaat uit fibreus bindweefsel een vezelig kraakbeen. Adrenoleucodystrofie = Metabole ziekte gevolg van niet of slecht functionerende peroxisomen. Veroorzaakt een abnormale vetopstapeling in hersenen, ruggemerg en bijnieren door een gebrekkige b-oxidatie. Leidt tot dementie en nierfalen. Bespreek catalase = Enzyme dat peroxisomen onder andere bevatten. Gaan het waterstofperoxide dat gevormd wordt bij oxidatieve reacties, omzetten in water en zuurstof of gebruikt gaat worden om een andere organische stof te oxideren. (gelijkaardig proces dat lysosomen doen maar lysosomen gebruik zure hydrolase). Wat is de definitie van een samengestelde klier = Als men spreekt over de klier zelf: een klier die bestaat uit een exocrien en een endocrien deel. Als het over de afvoergangen gaat: 2 of meer afvoergangen die samenvloeien. Er onstaat dus een boomvormig vertakt systeem. Bespreek AIF = Apoptosis Inducing Factor. Een mitochondriaal proteïne dat uit mitochondriën wordt vrijgesteld. Transloceert naar de nucleus bindt met DNA en bijgevolg rechstreeks DNA-afbraak en apoptose induceert. Bespreek Bcl-2 familie = Een groep van mitochondriale proteïnen die gekoppeld zijn aan kanalen die het transport in en uit mitochondria bepalen. Kunnen we indelen in 2 groepen: anti-apoptotische en pro-apoptotische eiwitten. De verhouding tussen anti- en pro-apoptotische eiwitten bepaalt of de cel overleeft of afsterft. Wat zijn ribosomen, hoe en wat is de functie = Ribosomen zijn opgebouwd uit 2 subeenheden die apart worden aangemaakt. Bij zoogdieren (60s en 40s). Ze bevatten elk hun eigen proteïnen en RNA. De grote subeenheid 60s bevat een 45-tal proteïnen en 5s, 5.8s en 28s RNA. De kleine subeenheid 40s bevat een 30-tal proteïnen en 18s RNA. Er komen ribosomale eiwitten in de kern die gaan hechten aan het preRNA. Bij verdere verwerking worden er 5S RNA-eiwitten toegevoegd ter vorming van preribosomale partikels. − Deze partiekels verlaten de kern en in het cytoplasma splitst deze in de 2 subeenheden. De subeenheden komen in het cytoplasma terecht en zullen versmelten tot een ribosoom. − De ribosomen hebben een functionele rol in de eiwitsynthese. Bespreek caspase 3 = Een caspase (familie van de proteasen). Is een effector caspase dat geactiveerd wordt door een initiator caspase. − Effector caspases gaan andere eiwitten klieven zodat cellulaire, morfologische en biochemische veranderingen ontstaan die kenmerkend zijn voor apoptose. − Caspase 3 staat centraal in het apoptose-proces. Functies: stoppen van de celcyclus en inactiveren van DNA herstel (1), inactiveren van inhibitoren van apoptose (2) en ontmantelen van het cytoskelet (3). Cd8 receptoren = Merkermoleculen waardoor een T-lymfocyt wordt geïdentificeerd. CD8 is een Tcytotixische-cel of en “killer-cellen”. − Dit zijn de effectoren van de cellulaire immuniteit. − Ze gaan een vreemde cel lyseren door vrijstelling van perforines. − CD8 gaat binden met MHC1. Cd4 receptoren = Merkermolecule waardoor T-lymfocyt geïdentificeerd wordt. CD4 is een Thelper- cel die helpen bij de activatie van anderen lymfocyten via rechtstreekse interactie of vrijstellen van lymfokine. (cellulaire afweer). CD4 bindt met MHC2. − Erna zal er een proliferatie optreden van de T-helpercellen. Hemosiderine = Onverteerbare resten die overblijven na afbraak van rode bloedcellen. Geel-bruin ijzerbevattend pigment. Het ontstaat door cellen van het M.P.S. (Mononucleair Fagocyten Systeem) gelegen in bijvoorbeeld de milt, de lever, en het beenmerg, die het vermogen bezitten om oude of beschadigde rode bloedcellen te fagocyteren en af te breken. Na afbraak blijft er hemosiderine over. Dit product is van andere pigmenten te onderscheiden door specifieke ijzerkleuringen. G tubuline = Eiwit in centrosoom dat zorgt voor initiatie van microtubuli van spoelfiguur. 3 grote groepen van de cytoskelet vezels = Microtubuli. Microfilamenten. Intermediaire filamenten. Megakaryocyt = De grootste cellen in het beenmerg (40-150 micrometer). Het zijn onvolgroeide trombocyten die ontstaan zijn uit een promegakaryoblast. Het zijn polyploïde reuzencellen met een goed ontwikkeld golgi-apparaat, mitochondriën, ribosomen en RER. bevatten grote zure grana. Één megakaryocyt kan aanleiding geven tot het ontstaan van duizenden trombocyten. Bespreek arterioveneuze anastomosen = Rechtstreekse verbinding tussen arteriële en veneuze sytemen. Ze hebben een ontwikkelde spierlaag die het lumen kan afsluiten. Als ze gesloten zijn wordt het bloed via het capillairbed gestuwd (blozen, erectie) en de spieren worden gecontroleerd door bezenuwing, hormonen, histamine,... Wat zijn canaliculi = Dit zijn zeer smalle kanaaltjes waardoor de fijne uitlopers van de osteocyten lopen en zo in verbinding staan met de kanalen van Havers en andere osteocyten. De uitlopers van de osteocyten kunnen verkorten en verlengen en zo kan de vloeistof die zich erin bevindt voortbewegen, toch diffusie mogelijk , dat normaal niet ging door de verkalkte botmatrix. De wanden van de canaliculi worden bezet door een dun laagje GAGs of glycosaminoglycanen. Bespreek eiwitglycolysering = Komt veel voor op buitenzijde van de celmembraan. Namelijk oligosacchariden zijn covalent gebonden aan extracellulair deel van integrale eiwit en gaan zo de glycocalyx vormen. − Ze vormen ook bepaalde receptoren voor moleculen zodat ze een rol gaan hebben in celadhesie of celherkenning. − Dit maakt ook dat membranen asymmetrisch zijn. Wat is hematocriet = Een schattig op basis van een centrifuge om te bepalen hoeveel van het bloedvolume wordt ingenomen door erytrhocyten (meestal 45% +- 5%). = verhouding volume bloedcellen/ totaalvolume bloed Wat is PALS = Peri Arteriolaire Lymfocyten Schede – milt. Is een schede van lymfocyten die zich legt rond de a. lienalis wanneer deze de septa verlaat als trabeculaire arteriën (vertakt in trabecullaire art die septa volgen en gaan dit dan verlaten). De centrale art in de schede zal nog eens opsplitsen in een 50tal penseelart die nog omgeven zullen zijn door 1-2 lagen lymfocyten. Waaruit is een pees opgebouwd = De collageenvezels van het epimysium komen samen aan het uiteinde van een spier,zodat een pees tot stand komt. Pezen = typevoorbeeld zijn van regelmatig dicht collageen bindweefsel hechten de skeletspieren aan het skelet, waar ze op hun beurt verstrengeld zijn met het bindweefsel dat het bot omgeeft (periosteum), een zeer stevige verbinding ontstaat. Epimysium = kapsel van dicht collageen BW dat rond een volledige spier ligt. Bespreek de afvoergang van de schildklier = HEEFT ER GEEN WANT IS EEN ENDOCRIENE KLIER!!!! Maar het schildklierhormoon wordt niet direct uitgescheiden in de bloedbaan, maar wordt opgeslagen in follikels. Het hormoon zal worden vrijgesteld op het moment dat de follikels hiertoe worden aangezet, reserve van schildklierhormoon. Verschil RBC geit – hond = Hond: 7 micrometer, Geit: 4 micrometer Hoe noemt het als een hond een RBC heeft van 4 micrometer = Microplanie, RBC is te klein Wat is een reticulocyt = Dit is de cel op het stadium van de RBC. Nucleus verdwenen. Eosinofiel cytoplasma. Overblijfselen organellen. Uitrijping tot RBC in 24-28u. Vorm en 1% circulerende RBC, stijgt na verhoogde vraag RBC na bv hevig bloedverlies. Wat is het voordeel van confocale microscopie tov fluorescentie microscopie = Bij gewone fluorescentiemicroscopie: beeld gevormd door emissielicht afkomstig volledige dikte preparaat, wazig beeld. Oplossing - pinholes - heel klein gaatje waarlangs je licht gaat sturen → heel selectief invallen. Wat is een dendritische cel = Fagocyterende cel Wat zijn connexinen = Een connexine is een eiwit dat deel uitmaakt van een gap junction, een kanaal dat sommige elektrisch actieve cellen met elkaar verbindt. Connexines komen voor in de hartspier, in wanden van bloedvaten, en in enkele andere spieren die in staat zijn zelfstandig gecoördineerd samen te trekken. Ze zijn cruciaal voor het functioneren van deze spieren. Een gap junction bestaat uit twee halve kanalen, de zogeheten connexons, die elk weer uit 6 connexines bestaan. Connexines worden in de celkern gesynthetiseerd en vervolgens naar het celmembraan getransporteerd. Daar vormen ze connexons. Wanneer een connexon een connexon van een andere cel ontmoet vormen deze samen een gap junction, hierbij geholpen door cadherines. Wat is een nucleosoom = histonen samen met hun helix errond gewonden. Verbinding tussen nucleosomen = linker- DNA Bespreek de Z-lijn = Spieren. Ligt in het midden van de I-band. Is opgebouwd uit alfa-hectine + vitimine + desmine. Verankerd de actinemyofilamenten van 2 opeenvolgende sarcomeren. Thv de Z-lijn hecht alfa-actine actinemoleculen. Welk type endotheel is er in de urinewegen en waarom = Overgangsepitheel = urotheel. Urine blaas, leider,... moeten zeer sterk kunnen uitzetten en terug inkrimpen dit is de specialiteit van overgangsepitheel: − Speciaal typer meerlagig epitheel. − Ontspannen: 10tal lagen met kubische cellen en variabele vorm. − Spanning: epitheellaag wordt uitgerekt en de cellen zullen overgaan naar een plaveiselvorm + het # cellagen neemt af. − Meest oppervlakkige laag bestaat uit paraplucellen. Wat zijn purkinjevezels en waar komen ze voor = Liggen in het hart en zijn gespecialiseerde hartspiercellen. − zwaarder dan gewone hartspiercellen. − centrale zone van cel rijk aan glycogeen en microtubuli – blekere aankleuring. − myofibrillen enkel perifeer. − onduidelijke intercalair schijven. − geen transversaal tubulair systeem. De beide takken van de bundel van His verlopen in het endocard of opp in het myocard en rafelen uit in de vezels van purkinje. Wat is de voorloper van de thrombocyt = megakaryocyten. Trombocyt = bloedplaatje Voorbeeld intermediair filament = Vimentine/ Desmine Wat is een GAP-junction = is cel-cel verbinding, is nexus. Laten een nauwe intercellulaire spatie van 2nm tssn buitenmembranen. − Deze GAP is overspannen met kanaalvormende proteïnen = connexinen die kanaaltjes vormen van variabele grote = connexonen. Komen in grote aantallen voor in meeste weefsels. Wat zijn interfusale spiervezels = Aangepaste spiervezels die in de spierspoeltjes liggen die voorkomen in het perimysium van skeletspieren. De centrale gebieden van de intrafusale vezels kunnen niet samentrekken en bevatten dus ook geen myofilamenten. 2 soorten: − Kernzakvezels: ▪ Bevatten in hun centrale gebied een soort zakje gevuld met kernen. − Kernkettingvezels. ▪ In het centrale gebied van de vezels liggen de kernen in een rijtje. Wat zijn peroxisomen = microbodies. Iets kleiner dan mitochondria. Alle aanwezige eiwitten uit cytoplasma geïmporteerd. Meestal e-dens. Soms kristalloïde insluitsels (nucleoïd) Functies: Rol lipidenstofwisseling. Gluconeogenese (omvorming AZ & vetzuren naar KH). Rol in vorming galzouten (galcanaluculi: gal stroomt in ›‹ richting bloed). Rol in cholesterolbiosynthese. Rol in detoxificatie (bv alcoholafbraak). Bactericide werking. Vaak herkennen als kristallijne structuur. Niet altijd te onderscheiden van ribosomen. Cluster = alfa-partikels, individueel = beta-partikels. Wiki: Peroxisomen zijn 0,2-1 micrometer in doorsnede. Ze komen vooral voor in de lever, maar ook in plantencellen. Functies: Peroxisomen zijn in staat waterstofperoxide (H2O2) te vormen door waterstof bij zuurstof te plaatsen. Dit kan verschillende functies hebben. Peroxisomen staan in voor de synthese van bepaalde fosfolipiden die betrokken zijn voor de efficiënte geleiding van impulsen in zenuwcellen. Peroxisomen in de lever zijn bijvoorbeeld in staat giftige stoffen zoals alcohol te detoxificeren. Bij dit proces wordt het waterstof van de gifstoffen bij zuurstof geplaatst waarmee waterstofperoxide gevormd wordt. Waterstofperoxide is zelf ook giftig, maar peroxisomen bevatten enzymen om deze stof om te zetten in water en zuurstofgas. Een enzym dat dit kan is katalase(CAT), en zij is veel te vinden in de peroxisomen. Peroxisomen hebben gelijkenis met het mitochondrion. Katalase is een enzym dat H2O2 kan afbreken tot H2O. Waar ontstaan T-lymfocyten = In de thymus Hoe groot is een skeletspiercel = Doormeter 10 – 100μm Hoe groot is een hartspiercel = Doormeter 10 – 100μm Wat is een lugaro-cel = Zijn grote neuronen met een spoelvormig soma. Bevinden zich net onder purkinjecellichamen. Dendrieten vertrekken vanuit beide celpolen en lopen // met de onderkant van de Purkinje- cellaag. Wat is een metamyelocyt = De laatste voorloper van de granulocyten. Zit in milt enkel B cellen = Neen, ook T-lymfocyten. Wat is laminine = Zorgt mee voor vasthechting van epitheelcellen aan de basale membraan.. Wat zijn T-tubuli = Nodig om contractiestimuli in de volledige spiercel gelijktijdig te laten verlopen, skeletspiercellen een speciaal gevormd sarcolemma. Lange vingervormige uitlopers van het sarcolemma (=plasmamembraan van een spiercel) dat loodrecht op het celopp staat en tot diep in de spiercel doordringt. In de spiercel omgeven ze de afzonderlijke myofibrillen. Het lumen behoort nog steeds tot de extracellulaire ruimte. Maken contact met het SR dat als een netwerk van membraneuze zakvormige structuren elke myofibril omgeeft. De T-tubulus in spiercellen maakt contact met de TWEE laterale delen van het SR en vormt zo een triade. Bij de hartspier zal hij maar contact maken met 1 deel van het SR, vorming diade − Deze vind je terug op elke overgang van een A-band naar een I-band en speelt een sleutelrol bij de excitatie-contractie koppeling van de skeletspiercel. Wat is een monocyt = Grootste cellen in bloed. is mobiele macrogafen eens uitgetreden uit bloedbaan (mononucleair fagocytensysteem). Niervormige – 3-lobbige kern, basofiel cytoplasma. Vele kleine lysosomen. Talrijke pseudopodia. Waar situeert zich de paracorticale zone = In de lymfeknopen. Op grens cortex – medulla. NIET zichtbaar op routinepreparaten. Uitsluitend T-lymfocyten dicht opeengepakt. is thymus afhankelijk gebied. Naast reticulumcellen ook interdigiterende cellen (IDC). ↳ met uitlopers nauw contact met T-lymfocyten (belangrijk voor cellulaire respons). Wat zeggen Golgi-cellen je = Liggen in de granulaire laag van het cerebellum. In granulaire laag, duidelijk › korrelcellen. Dendrietenboom vertakt hoofdzakelijk in moleculaire laag en loopt tot opp vd kleine hersenen. Dendrietenboom verspreidt in alle richtingen. Korte axonen die eindigen in glomerulus of splitsen in een dicht, fijn vezelnet. Waaruit bestaat een microtubuli = Opgebouwd uit samenvoegende dimeren van alfa- en beta-tubuline. Wand bestaat uit 13 protofilamenten. Holle buisjes. Lumen ong 14nm. Dynamische eenheid. Centrosoom = bevat 1 paar centriolen en fungeert als regio om verspreiding van microtubuli te organiseren. Centriool = 9 tripletten microtubuli met # gemeenschappelijke protofilamenten. Centriolen hechten aan beide polen van de microtubuli vd spoelfiguur. Mate waarin microtubuli gaat polymeriseren/depolymeriseren hangt af van MAP’s, is Microtubuli geassocieerde eiwitten. Welke structuur heeft 9 doubletten = Cilia Wat is lamine = De proteinen dat in die lamina densa zitten tegen het binnenmembraan van de kernenvelop. Je hebt A, B en C. Waaruit bestaat de bloed/lymfe barrière = De bloedvoorziening van de cortex van de thymus gebeurd uitsluitend door capillairen. Deze worden door reticullaire epitheelcellen omgeven zodat een afsluitende laag tegen het omliggen BW wordt gevormd, ONdoorlaatbaar voor stoffen. Wat zijn postcappillaire veulen = Liggen tussen merg en schors van de thymus. Hier gaan de rijpe lymfocyten over in bloed. Bespreek de H-band = Ligt in het midden van de A-band waar enkel. Hier liggen enkel myosinefilamenten. In het midden van de H-band ligt de M-lijn. − Hier overlappen myosinefilamentenstaarten. − 100’en moleculen die een zekere polarisatie hebben zijn in het midden verbonden door enzymen zoals keratinekinase, katalyseert de overdracht van een fosfaatgroep van fosfocreatine -› ADP -› levert zo ATP die nodig is voor de spiercontractie. Het myosine in de A-band bestaat uit 2 zware ketens die als een spiraal gewonden zijn, waardoor er een kop naar buiten steekt. Deze myosinekoppen vormen de bindingsplaats met het actinefilament en hier vindt de ATP-hydrolyse plaats. H-band verdwijnt wanneer actine filamenten dichter naar het midden getrokken worden en dan hebben we geen zone meer waar enkel myosine filamenten aanwezig zijn. Bij contractie van een dwarsgestreepte spier schuiven de actinefilamenten van weerzijden van een sarcomeer naar het midden van de A-band -› afstand tussen twee Z-lijnen neemt af. De I-band wordt hierbij smaller, de H-band verdwijnt vrijwel geheel en de A-band blijft gelijk. Wat is p53 = Normaal is bij de overgang G1/S – fase het cellulair gehalte van p53 laag. P53 komt voor gebonden aan Mdm2 om het inactief te houden. Bij DNA beschadiging wordt deze verhoogd. P53 dissocieert van Mdm2 en gaat transcriptie stimuleren van p21 (Cip/Kip), een CKI (cycline-kinase inhibitor) zodat het beschadigde DNA niet gerepliceerd wordt. Bij een ernstige fout gaat p53 celdood induceren door bepaalde genen te activeren, dus celdeling gestopt wordt en geen aanmaak van DNA-polymerase. Hierbij zijn verschillende eiwitten betrokken die DNA beschadiging gaan ‘herkennen’. En is dus belangrijk voor de genomische stabiliteit van de cel. En functioneert als tumor suppressor. Mutant van p53 is aanwezig in tumorcellen en gaat de celdeling niet kunnen stoppen en leidt dus tot ongecontroleerde deling. Bespreek lysosomen = Maken deel uit van het zure vesikelsysteem dat betrokken is bij de degradatie van eiwitten, polysuikers, DNA,... Is een door een membraan omgeven organel, rijk aan hydrolytische enzymen. − Zijn actief bij zure pH. Functioneerd als een intracellulair verteringssysteem van materiaal dat door de cel werd opgenomen OF van overbodige aangemaakte cellulaire componenten. Bespreek de 3 functies van het RER = * Eiwitsynthese − Vindt plaats door interactie van ribosomen, RNA en RER * Belangrijke rol in biosynthese − Transmembranaire eiwitten en lipiden van ER, golgicomplex, pasmamembraan en lysosomen worden gemaakt in associatie met ER-membraan. * Belangerijke rol in aanmaak mitochondriale en perisomale membraan. * Plaats waar extracellulaire matrix en beginsel worden aangemaakt Mannose-6-fosfaat = sleutel sortering. Adresseert producten afkomstig uit Golgi-complex voor lysosomen. Afwezigheid + eventueel aanhechting van moleculen aan de membraan -› adressering voor celmembraan & secretie. Bespreek polysomen = polyribosomen -› vrije ribosomen aan elkaar gekoppeld door mRNA en zo betrokken zijn bij de eiwitsynthese. Voorkomen: Los/ Aan ER/ Aan kernmembraan Wat is ubiquitine = Klein eiwit. Gaat slecht gevormde eiwitten targetten voor destructie van proteasomen. Gaat zich covalent binden aan een bepaald eiwit -› eiwit wordt zo onderwopen aan de proteolytische werking van het proteasoom. Perichondrium = Aanwezig op de buitenzijde van het hyaliene kraakbeen behalve op de gewrichtsvlakken. Dicht BW. Essentieel voor de groei en instandhouding van het kraakbeen. Bevat erg veel collagene vezels van type 1 en cellen die op fibroblasten lijken. − Deze cellen kunnen differentiëren -› chondroblasten -› chondrocyten. Wat zijn PEX-genen = Zijn de genen die verantwoordelijk zijn voor de peroxisoom biogenese. De betrokken eiwitten bij de peroxisoom biogenese zijn peroxinen. Wat is T-snare en V-snare = Super familie van eiwitten. Een van de mechanismen van vesiculair transport dmv fusie van blaasjes. Spelen een belangrijke rol in de herkenning en fusie van de membranen van de blaasjes en die van het specifieke doelwit compartiment. − Tijdens de fusie binden: ▪ Specifieke paren van v-SNAREs op de membraan van het blaasje. ▪ Specifieke paren van t-SNAREs op de targetmembraan. De vorming van v-SNARE/t-SNARE – complexen wordt bevorderd door Rab-GTP bindende eiwitten. Na de fusie van de membranen wordt het SNARE-complex ontbonden door NSF/SNAP- eiwitten. Wat is de functie van het Golgi-apparaat = Modificatie van macromoleculen: − Additie van suikers -› ontstaan oligosachariden. Proteolyse van eiwitten tot de actieve vorm. Sorteren van verschillende macromoleculen in specifieke vesikels voor: − Incorporatie in een membraan. − Transport naar lumen van een specifiek organel. − Extracellulaire secretie. Bespreek de stof van Nissl = Zijn de basofiele elementen in het cytoplasma van het cellichaam van een zenuwcel − RER. − Vrije polyribosomen. Hoeveelheid verschilt naargelang het type zenuwcel en de activiteit van de zenuwcel. − Veel Nissl-substantie in grote zenuwcellen -› motorneuronen. Heeft een vlekkerig patroon bij basische kleurstoffen. − Door de hoge concentratie aan AZ zal het RER + vrije polyribosimen sterk aansleuren en dat typische vlekkerige patroon veroorzaken. Bespreek kinesine = Kinesine behoort tot de motoreiwitten en beweegt zich over microtubuli door ATP om te zetten in kinetische energie. Een kinesine is daarmee een ATPase. Kinesines zijn in een cel verantwoordelijk voor onder andere het scheiden van de chromosomen tijdens de mitose en het transporteren van vesikels, bijvoorbeeld naar de uiteinden van axonen. - Kinesine is een microtubuli-afhankelijk ATP-ase. Is gekoppeld aan vesikels en bevorderd het anterograad transport. Anterograad transport: In het perikaryon vindt een vrijwel continue aanmaak van eiwitten, glycoproteinen en ander macromoleculen plaats die via het axon naar de uiteinden getransporteerd worden. Zij dienen oa ter vervanging van de eigen substantie van het axon, waarbij ook hele organellen getransporteerd kunnen worden. IL-2 = Interleukine-2 (IL-2), ook bekend als lymfokine en T-cel-groeifactor (TCGF), is een cytokine die belangrijk is bij de proliferatie van T- en B-lymfocyten.
Ingezonden op 25-05-2015 - 1839x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-08-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!