Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
General service list
› 13
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
General service list
hoofdstuk 13
Jaar 1 (mbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
1 the= de 2 be= zijn 3 of= van 4 and= en 5 a= een,per 6 to= naar 7 in= in 8 he= hij 9 have= hebben 10 it= het 11 that= dat 12 for= voor 13 they= zij 14 I= ik 15 with= met 16 as= als 17 not= niet 18 on= op 19 she= zij 20 at= bij 21 by= door 22 this= dit 23 we= wij 24 you= jij 25 do= doen 26 but= maar 27 from= van 28 or= of 29 which= welke 30 one= een 31 would= zou 32 all= alle 33 will= wil 34 there= daar 35 say= zeggen 36 who= wie 37 make= maken 38 when= wanneer 39 can= kan 40 more= meer 41 if= als 42 no= nee 43 man= mannen 44 out= uit 45 other= ander 46 so= dus 47 what= wat 48 time= tijd 49 up= op 50 go= gaan 51 about= over 52 than= dan 53 into= in 54 could= kan 55 state= staat 56 only= alleen 57 new= nieuw 58 year= jaar 59 some= sommige 60 take= nemen 61 come= komen 62 these= deze 63 know= weten 64 see= zien 65 use= gebruiken 66 get= krijgen 67 like= waarderen 68 then= dan 69 first= eerste 70 any= ieder 71 work= werk 72 now= nu 73 may= kunnen 74 such= zodanig 75 give= geven 76 over= over 77 think= denken 78 most= meest 79 even= zelfs 80 find= vinden 81 day= dag 82 also= ook 83 after= na 84 way= weg 85 many= veel 86 must= moet 87 look= kijken 88 before= voor 89 great= goed 90 back= terug 91 through= door/doorheen 92 long= lang 93 where= waarin 94 much= veel 95 should= moeten 96 well= goed 97 people= mensen 98 down= naar beneden 99 own= eigen 100 just= net 101 because= omdat 102 good= goed 103 each= elke 104 those= deze 105 feel= voel 106 seem= lijken 107 how= hoe 108 high= hoog 109 too= ook 110 place= plaats 111 little= klein 112 world= wereld 113 very= zeer 114 still= nog 115 nation= natie 116 hand= hand 117 old= oud 118 life= leven 119 tell= vertellen 120 write= schrijven 121 become= worden 122 here= hier 123 show= tonen 124 house= huis 125 both= beide 126 between= tussen 127 need= nodig hebben 128 mean= betekenen 129 call= bellen 130 develop= ontwikkelen 131 under= onder 132 last= laatste 133 right= rechts 134 move= verhuizen 135 thing= ding 136 general= algemeen 137 school= school 138 never= nooit 139 same= zelfde 140 another= ander 141 begin= beginnen 142 while= terwijl 143 number= nummer 144 part= deel 145 turn= beurt 146 real= echt 147 leave= vertrekken 148 might= misschien 149 want= wil 150 point= punt 151 form= vorm 152 off= uit 153 child= kind 154 few= paar 155 small= klein 156 since= sinds 157 against= tegen 158 ask= vragen 159 late= laat 160 home= huis 161 interest= interesseren 162 large= groot 163 person= persoon 164 end= eind 165 open= open 166 public= publiek 167 follow= volgen 168 during= tijdens 169 present= presenteren/aanwezig 170 without= zonder 171 again= alweer 172 hold= houden 173 govern= regeren 174 around= rond 175 possible= mogelijk 176 head= hoofd 177 consider= overwegen 178 word= woord 179 program= programma 180 problem= probleem 181 however= echter 182 lead= leiden 183 system= systeem 184 set= zetten 185 order= bestellen 186 eye= oog 187 plan= plan 188 run= rennen 189 keep= houden 190 face= gezicht 191 fact= feit 192 group= groep 193 play= spelen 194 stand= staan 195 increase= toenemen 196 early= vroeg 197 course= cursus 198 change= veranderen 199 help= help 200 line= lijn 201 city= stad 202 put= zetten 203 close= dicht 204 case= geval 205 force= kracht 206 meet= ontmoeten 207 once= eens 208 water= water 209 upon= op 210 war= oorlog 211 build= bouwen 212 hear= horen 213 light= licht 214 unite= verenigen 215 live= leven 216 every= ieder 217 country= land 218 bring= brengen 219 center= centrum 220 let= laten 221 side= kant 222 try= proberen 223 provide= voorzien 224 continue= voortzetten 225 name= naam 226 certain= verschillende 227 power= vermogen 228 pay= betalen 229 result= resultaat 230 question= vraag 231 study= studie 232 woman= vrouw 233 member= lid 234 until= totdat 235 far= ver 236 night= nacht 237 always= altijd 238 service= dienst 239 away= vandoor 240 report= rapporteren 241 something= iets 242 company= vennootschap 243 week= week 244 church= kerk 245 toward= richting 246 start= start 247 social= sociaal 248 room= kamer 249 figure= figuur 250 nature= natuur
Ingezonden op 29-05-2015 - 420x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
14-06-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!