Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
onderbouw Van alles en nog meer Grieks & Latijn
› 25 Latijn Woordjes 25 tm 30
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
onderbouw Van alles en nog meer Grieks & Latijn
25 Latijn Woordjes 25 tm 30
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
mos [i]m[/i] = mores {mv?} mos = gewoonte; zede magister = meester; leraar committere = toevertrouwen is, ea, id = hij; zij; het; die; dat instituere [i]+inf.[/i] = institui {pf?} instituere [i]+inf.[/i] = instellen om producere = naar buiten leiden intermittere = intermisi {pf?} intermittere = onderbreken scelestus = misdadig statio [i]v[/i] = stationes {mv?} statio [i]v[/i] = wachtpost tradere = overhandigen; overleveren; overgeven dedere = dedidi {pf?} dedere = overgeven; uitleveren imperator [i]m[/i] = imperatores {mv?} imperator [i]m[/i] = aanvoerder discere = didici {pf?} discere = leren; vernemen iustus = rechtvaardig bellum gerere = oorlog voeren adversus [i]+acc.[/i] = tegen(over) tergum = rug reditus [i]-us[/i] = terugkeer lex [i]v[/i] = leges {mv?} lex [i]v[/i] = wet fides [i]v[/i] = fides {mv?} fides [i]v[/i] = trouw; betrouwbaarheid iustitia = rechtvaardigheid forum = forum; marktplein celebrare = vieren; verheerlijken consensus [i]-us[/i] = instemming; overeenstemming contendere = contendi {pf?} contendere = zich haasten ignarus = niet wetend utrum...an [i]leidt een afh. vraagzin in[/i] = of...of caedere = caesus {ppp?} capere = captus {ppp?} imperium = macht; gezag; heerschappij; rijk; bevel T. = Titus ordo [i]m[/i] = ordines {mv?} ordo [i]m[/i] = rij; gelid; orde; volgorde disciplina = discipline militaris = militair; militaire; leger- caedere = doden; afslachten; vellen; afhakken ponere = positus {ppp?} epistula = brief scribere = schrijven difficilis = moeilijk Cn. = Cnaeus magister = meester; leraar; aanvoerder eques, equites = ruiter inquit { staat binnen de directe reden } = zegt hij; zei hij clades, clades { v } = nederlaag aliquis, aliquid = iemand; iets vis, vires { v } = kracht; macht; geweld superesse = over zijn ne { + coni. in hoofdz. } = niet cavere = oppassen; op zijn hoede zijn exiguus = klein; gering evadere = ontsnappen publice { bijw. } = in het openbaar priusquam = voordat victor, -ores = overwinnaar munire = versterken; bouwen privatim { bijw. } = persoonlijk Q. = Quintus praeceptum = voorschrift; les strages, -es { v } = slachtpartij oppressi { pf } = ( opprimere opprimere = neerdrukken; naar beneden drukken ; overweldigen ; onder de voet lopen Hannibal, -em = Hannibal sumere = nemen proposui { pf } = proponere proponere = voorleggen; voorstellen quintus = vijfde idem, eadem, idem = dezelfde; hetzelfde uti + nv? { inf. } = gebruiken + abl. expugnare = veroveren ; innemen legere = verzamelen caedes, caedes { v } = moord; bloedbad; slachtpartij spectare = kijken; bekijken tot { onverbuigbaar } = zoveel mv mille { mv. milia } = duizend milia + nv? = duizenden + gen; duizendtallen + gen; duizendtallen (van) + gen haurire = scheppen; putten; drinken inventus { ppp } = ( invenire invenire = vinden; ontdekken plenus + nv? = vol van + gen. palam = openlijk; in het openbaar frumentum = graan totiens { bijw. } = zo vaak robur, robura { o } = kracht; kern raro = zelden quisquam, quicquam = iemand, iets excessi { pf. } = excedere excedere = uitgaan; weggaan; naar buiten gaan accusare = beschuldigen; aanklagen cecidi { pf. } = ( caedere caedere = doden oppidum = stad; vesting socius = metgezel; makker; bondgenoot oppugnare = belegeren; bestormen congressus sum { pf } = ( congredi congredi { dep. } = samenkomen prope + nv? { bijw. } = dichtbij + acc; bijna + acc signum = teken; veldteken contuli { pf. } = conferre conferre = bijeenbrengen; bijeen dragen contentus + nv? = tevreden + abl.; tevreden met + abl. melior, -ores = beter reversus sum { pf. } = ( reverti reverti { dep. } = terugkeren unde = vanwaar; waarvandaan profectus sum { pf. } = ( proficisci proficisci { dep } = vertrekken hodie = vandaag perpetuus = ononderbroken; eeuwig frui { dep. } + nv? = genieten + abl; genieten van + abl. fortuna = lot; toeval; geluk res secundae { v mv } = voorspoed res adversae { v mv } = tegenspoed ratio, rationes { v } = verstand; rede secutus sum { pf } = ( sequi sequi { dep. } = volgen sperare = hopen; verwachten tueri { dep. } = beschermen niti { dep. } = steunen op; leunen op; streven naar partus { ppp } = ( parere parere = voortbrengen; baren; verwerven talis = zodanig; zo'n ; een dergelijk prospexi { pf } = ( prospicere prospicere, -io = vooruitzien; voorzien aliqui, -qua, -quod = een of andere septem = zeven exitus, -us { m } = uitgang occultus = verborgen; geheim complexum sum { pf } = ( complecti complecti { dep. } = omarmen; omhelzen inde = vandaar conari { dep. } = proberen sentire = voelen; merken poposci { pf } = ( poscere poscere = eisen; verlangen; vragen multo ante = veel eerder; lang tevoren proditus { ppp } = ( prodere prodere = prijsgeven; verraden; uitleveren argumentum = bewijs precari { dep. } = bidden; smeken poculum = beker animadvertere = opletten; bemerken indicare = aanwijzen requiescere = uitrusten; tot rust komen evertere = omverhalen; verwoesten delere = verwoesten res publica = (de) staat nepos, nepotes = kleinzoon intueri { dep } = bekijken; kijken naar conservare = bewaren; behoeden; redden adiuvi { pf } = ( adiuvare adiuvare = helpen auxi { pf } = ( augere augere = vermeerderen; vergroten rector, -ores = bestuurder admirari { dep. } = zich verwonderen; zich verbazen; bewonderen quaerere = zoeken; vragen vinculum = boei tamquam = alsof; evenals; als habere = hebben; houden; houden voor; beschouwen als flere = huilen prohibere = verhinderen; verbieden locutus sum { pf dep. } = ( loqui loqui { dep } = spreken; zeggen sanctus = heilig; eerbiedwaardig putare = menen; vinden; van mening zijn quin = waarom niet? properare = zich haasten morari { dep } = vertoeven; aarzelen numen, numina { o } = goddelijke wil; goddelijke macht colere = verzorgen; bebouwen; vereren animus = hart; geest; ziel retinere = tegenhouden; vasthouden; behouden pietas, -ates { v } = plichtsgetrouwheid patere = openstaan solutus { ppp } = solvere solvere = losmaken; bevrijden liber = boek ancilla = slavin rettuli = referre {pf van...?} referre = terugbrengen; terugdragen; berichten; melden vetui = vetare {pf van ...?} occidere = doden mori = sterven {deponens} sin = maar als; als echter salvus = behouden; ongedeerd relictus = relinquere {ppp van ...?} mortuus sum = mori {pf van ...?} multo post = veel later rectus = juist merito = met recht; terecht commisi = committere {pf van ...?} sermo = gesprek sermo = sermones m {mv? geslacht?} virtus = moed; dapperheid; voortreffelijkheid virtus = virtutes v {mv? geslacht} corona = kroon; krans offerre = aanbieden valere = waard zijn; sterk zijn; gezond zijn; sterk/gezond zijn ornamentum = sieraad pretiosus = kostbaar dum + coni = totdat mirari = zich verwonderen; zich verbazen {deponens} mirari + acc = bewonderen familiaris = vertrouwd; bevriend uti = gebruiken; benutten; omgaan met {deponens} arcessivi = arcessere {pf van ...?} arcessere = ontbieden; laten komen; oproepen praeclarus = beroemd; zeer mooi visus = videre {ppp van ...?} quare = waarom servitus = slavernij servitus = servitutes v {mv? geslacht?} pavor = angst pavor = pavores m {mv? geslacht?} affectus = afficere {ppp van ...?} afficere = vervullen; aandoen temere = zomaar; onbezonnen audere = durven; wagen {semi-deponens} circa = om ... heen; rondom; omstreeks capere = innemen; nemen; grijpen; gevangennemen; (in)nemen pecunia = geld affere = aandragen; brengen; halen dimissus = dimittere {ppp van ...?} quadraginta = veertig mansi = manere {pf van ...?} manere = wachten; te wachten staan; blijven ultus sum = ulcisci {pf dep ... van?} ulcisci = zich wreken; zich wreken op; zich wreken (op); wreken; straffen {deponens} allatus = afferre {ppp van ...?} exposui = exponere {pf van ...?} exponere = buitenzetten; aan land zetten distuli = differre {pf van ...?} abiens, abeuntes = abire {ppp van ...?} persectuus sum = persequi {pf dep van ...?} persequi = achtervolgen; inhalen natura = natuur; aard; wezen lenis = zacht; kalm; mild praebere se = zich gedragen crux = kruis crux = cruces v {mv? geslacht?}
Ingezonden op 31-05-2015 - 1179x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!