Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Deal: The Bottom Line of Business English!
› 0 alle hoofdstukken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Deal: The Bottom Line of Business English!
0 alle hoofdstukken
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
A. BUSINESS BOOT CAMP= ME to recruit = aanwerven a recruit = een rekruut to employ = in dienst nemen a payroll = een loonlijst a vacancy = een vacature a graduate = een afgestudeerde to graduate = afstuderen an applicant = een geïntresseerde to apply = aanvragen networking = netwerken skilled = geschoold a career ladder = a carrièreladder headhunted= being contacted for a job opportunity without looking for a new job. flexitime= beinig able to choose your own working hours. nine-to-five = werken van 9h tot 17h shifts = nl. shifts self-employed = zelfstandig the work-life balance = a balance between life and work. moonlighting = zwartwerken a temp= inerim worker unemployed = werkloos to retire= op pensieon gaan to resign = aftreden to lay off = ontslaan to fire = ontslaan a remuneration = een vergoeding a salary= monthly pay cheque a wage= weekly pay cheque an unemployment benefit = werkloosuitkering social security = sociale zekerheid an income = inkomen a fringe benefit = extra legale voordelen a perk = extra benefits in additions to base salary a company car = bedrijfswagen a bonus = een bonus a standard of living = en levensstandaard a buyer = een koper a client = een klant a customer = een klant to spend = uitgeven, besteden to purchase= kopen wholesale = groothandel retail = kleinhandel a discount = een korting e-commerce = online winkel an account = een rekening a current account = een zichtrekening a deposit account = een spaarrekening to withdraw = afhalen (geld) to overdraw an account = in het rood gaan op een bankrekeing an interest rate = rente savings= spaargeld a savings account = spaarrekening a debit card = debetkaart a credit card= kredietkaart a loan = een lening to lend = lenen to borrow = geleend hebben to owe = verschuldigd zijn to own = bezitten a debt = een schuld e-banking = overschrijvingen en beheren van rekeningen online regelen a standing order = een doorlopende opdracht a mortgage = een hypotheek economic = economisch economical = zuinig economics = economie an economist = een economist B. BUSSINES BOOT CAMP= MY BUSINESS an account manager = een account manager a supplier = een leverancier a deal = een deal an invoice = een factuur an industry = een bedrijfstak manufacturing = produceren van goederen real estate = vastgoed accounting = boekhouden annual accounts = jaarrekening assets = activa liabilities = passiva bankrupt = bankroet a turnover = omzet a yield = opbrengst a quarterly = een kwartaal lucrative = winstgevend staff; personnel = personeel an employee = werknemer an employer = werkgever an entrepreneur = ondernemer a subordinate = een ondergeschikte a strike = een staking a merger = een fusie to merge = fusioneren a takeover = een overname a plc (public limited company) = een NV inc (incorporated) = een NV ltd (limited liability) = een BV (besloten venootschap) an SME (small or midsized enterprise) = KMO a sole trader = eenmanszaak a head office = hoofdkantoor headquarters = official location of the company, officiele locatie van een onderneming human resources = personeels departement a share = een aandeel a shareholder = een aandeelhouder an investment = een investering solvency = solvabiliteit to speculate = speculeren strategic = strategisch management = beheer a manager = een manager the board of directors = het raad van bestuur a CEO = een CEO a branch = een tak core business = kernactiviteit corporate = bedrijfs- a mission statement = bondige formulering van de missie van een organisatie the USP (unique selling propositions) = speciale kwaliteit SWOT (strengths, weaknesses, opportunities and threats) = analyse van de onderneming a sector = een sector an organization chart = een organisatieschema a department = een afdeling a division = een dicisie a budget = een budget capital = kapitaal a profit = een winst profitable = winstgevend a margin = een marge a market segment = een marktsegment a market share = een marktaandeel the four P's (Price, Promotion, Place, Product) = marketingmix to advertise = adverteren an advertisement = een advertencie advertising = adverteren an advertising agency = een reclamebureau a billboard = reclamebord a brand = een merk brand awareness = merkbekendheid a product launch = het lanceren van een product a product lifecycle = de levenscyclus van een product productivity = productiviteit a factory = een fabriek a plant = een fabriek an assembly line = een assemblagelijn the shop floor = de werkvloer a warehouse = een magazijn to compete = concurreren competition = concurrentie a competitor = een concurrent demand = vraag supply = aanbod an increase = een stijging to decrease = een afname to fall = vallen to rise = stijgen sales = solden R&D (Research and Development) = onderzoek en ontwikkeling innovation = vernieuwing to launch = lanceren to design = ontwerpen to develop = ontwikkelen service = bediening a shipment = een zending to promote = promoten promotion = promotie a prospect = een vooruitzicht quality = kwaliteit C. BUSSINES BOOT CAMP= MY WORLD an anti-globalist = een anti globalist fair trade = eerlijke handel a recession = een recessie regulation = regeling a budget deficit = en begrotingstekort the central bank = de centrale bank export = export import = import to nationalize = nationaliseren to privatize = privatisering a volatile market = vluchtige, veranderlijke markt sustainable growth = duurzame groei raw materials = grondstoffen resources = middelen an emission = uitstoot environment = milieu a fossil fuel = fossiele brandstof global warming = opwarming van de aarde the greenhouse effect = het broeikaseffect natural resources = natuurlijke hulpbronnen to pollute = vervuilen a shortage = een tekort waste = afval developed = ontwikkelde a developing country = een ontwikkelingsland emerging markets = opkomende markten the stock exchange = aandelen markt the stock market = de beurs, aandelen markt a stockbroker = de beursmakelaar a flotation = de beursintroductie globalization = globalisering a multinational = een internationaal bedrijf an NGO (non-governmental organization) = niet-gouvernementele organisatie (ngo) the World Bank = de wereldbank the IMF (International Monetary Fund) = Internationaal Monetair Fonds outsourcing = uitbesteding a trade union = een vakbond working conditions = werkomstandigheden a subcontractor = een onderaannemer the minimum wage = de minimumloon social expenditures =sociale uitgaven the unemployment rate = werkloosheidspercentage 1. On your markets, get set, go! de economie = the economy besparing = an economy economisch = economic goedkoop; zuinig = economical besparen = to economize economie (richting; EW) = economics macro-economie = macroeconomics micro-economie = microeconomics toegepaste economische wetenschappen (TEW) = applied economics economist = an economist monetarisme = monetarism vraag economie = demand-side economics aanbod economie = supply-side economics de markt = the market de zwarte markt = the black market an approach to economics based on the idea that reduction of tax rates encourages more earnings,savings, and investment and thereby expands economic activity and the total taxable national income = freshwater economics an approach to economics that advocates use of government spending and growth in the money supply to stimulate the demand for goods and services and therefore expand economic activity vrije markt = the free market markt economie = a market economy centrale economie;planeconomie = a central economy; a planned economy; a command economy een leverancier = a supplier maktgedreven = market-driven marktaandeel = a market share monopolie verwerven in (... een markt) = to corner a market effect van vraag en aanbod in een vrije markt = the market forces vraag en aanbod = supply and demand evenwicht = an equilibrium vraag = demand aanbieden; bevoorraden = to supply gebrek; schaarste; tekort = a scarcity; a shortage schaars = scarce verzadiging; overschot = a glut aankopen = to purchase een aankoop = a purchase marktfailing = market failure als een markt inefficiënt werkt door tekort aan informatie = information asymmetry middelen = resources middelen toebedelen = to allocate resources arbeid = labour; labor vakbond = a trade union tewerkstelling = employment kapitaal = capital bruto binnenlands product; bbp = gdp ; gross domestic product bnp; bruto nationaal product = gross national product ; gnp conjunctuur = a business cycle een vastgoedbel = a real estate bubble recessie = a recession negatieve groei = negative growth depressie = a depression graduele,continue stijgende inflatie = creeping inflation inflatie = inflation inflatie in de hand houden = to curb inflation ; to contain inflation economist die hoge inflatie voorspelt = an inflationista economist die lage inflatie voorspelt = a deflationista considering inflation that results from low interests rates as not a real problem= dovish considering inflation that results from low interests rates as a serious problem = hawkish spenderen; uitgeven= to spend consumentenuitgaven = consumer spending uitgaven = expenditure de begroting = the budget tekort op de begroting = a budget deficit overschot op de begroting = a budget surplus verzorgingsstaat = the welfare state welvaartsstaat = an affluent society overheid = the government overheidsinterventie = government intervention overheidsinterventie - negatief = government interference beleid = policy maatregel = a measure besparen op publieke uitgaven om het begrotingstekort te reduceren = fiscal discipline klant = a customer; a client consument = a consumer consumeren = to consume koopkracht = purchasing power concurrent = a competitor concurreren = to compete concurrentieel = competitive concurrentie = competition markt leider = a market leader monopolieseren = to monopolize monopolie = a monopoly oligopolie = an oligopoly kartel = a cartel ruilen = to trade tarief = a tariff uitvoervergunning = an export licence; an export license onder de prijs verkopen = to dump subsidie = a subsidy subsidieren = to subsidize 2. Work it ! een vacature = a vacancy sollicitant = an applicant sollicitatieformulier = an application form sollicitatiebrief = an application letter ; a cover(ing) letter solliciteren = to apply nieuwkomer = a recruit aanwerven; aannemen = to recruit; to employ ; to hire werkgever = an employer werknemer = an employee op de wachtlijst zetten = to shortlist wachtlijst = a shortlist iemand die je informatie geeft over je karakter, kwaliteiten = a referee aanbeveling = a testimonial kwalificatie = a qualification in aanmerking komen voor = to qualify for afgestudeerde; gediplomeerde = a graduate afstuderen = to graduate gewend = adept zeer goed en ervaren in iets = proficient korte uitleg om een product, dienst of organisatie te definieren = an elevator pitch voordeel geven aan de benadeelde groepen in de maatschapij = affirmative action enthousiast = enthusiastic competitief = competitive computer kunnen gebruiken = computer-literate flexibiliteit = flexibility discrimineren = to discriminate geslacht = gender beleid waar iedereen hetzelfde wordt behandeld = an equal-opportunities programme etniciteit = ethnicity vooroordeel = prejudice iemand die aangenomen wordt om serieus probleem op te lossen = a troubleshooter iemand die op zijn eigen werkt , zonder hulp = a self-starter klaar zijn voor veranderingen en dingen doen die beïnvloedbaar zijn = pro-active discriminatie gebaseerd op ras; racisme = racism discriminatie gebaseerd op huidskleur = colourism discriminatie gebaseerd op geslacht = sexism discriminatie tegen de jeugd = youthism discriminatie tegen volwassenen = adultism discriminatie gebaseerd op gewicht = weightism discriminatie gebaseerd op grootte = sizism discriminatie gebaseerd op lengte = heightism discriminatie gebaseerd op taal = linguicism fouten vinden in onbelangrijke details = to nitpick gefixeerd , vaak verkeerd beeld dat toegekend word op je = to get pigeon-holed loon discriminatie = wage discrimination vriendelijk zijn tegen een belangrijk , bekende persoon = to hobnob iemand die een hoge, belangrijke positie heeft = a bigwig een welvarend persoon = a fat cat chief executive officer (afk.) = CFO chief financial officer (afk.) = CFO loon = remuneration; wage motiverend werknemers programma = an incentive scheme geld verdienen = to make money; to earn a living minimumloon = the minimum wage to pay back = to reimburse promotie = a promotion promoveren = to promote ontslaan = to make redundant; to fire; to let go compenseren = to compensate compensatie = a compensation extra legale voordeel = fringe benefits ; a perk werkzekerheid = job security ontslaan (economische reden ) = to lay off met pensioen gaan = to retire pension = retirement vervroegd pensioen = early retirement toestemming voor afwezigheid op het werk = leave vrije tijd = leisure thuiswerk = teleworking ontslagpremie = severance pay bonus als je naar een rivaal overstapt = a golden hello systeem waarbij het bedrijf zorgt dat werknemer niet weggaat = golden handcuffs bonus = a bonus flexible werkshema = flexitime deel van de prijs dat gaat naar degene die de deal sluit = a commission fee iemand aannemen die nog werkt bij een ander bedrijf = to headhunt iets oneerlijk pakken ; iets illigaal pakken = to poach marketing proces van onverwacht klanten te benaderen = cold-calling 3. the corporate culture clash pestkop = a bully stresserend = stressful emotionele of fysische vermoeidheid = a burnout peilen ; meten; schatten = to gauge meerdere dingen tegelijk doen; multitasken =to multitask plannen = to schedule planning = a schedule bedrijfscultuur = corporate culture beschrijft hoe werknemers reageren in praktijk (~ corporate culture ) = canteen culture ongerustheid; benauwheid; ongemakkelijk = anxiety ongemakkelijk; ongerust; benauwd = anxious gevoelig zijn voor = to be prone to missie statement = a mission statement tijd dat je spendeert werken ivgl met vrije tijd = the work-life balance dagelijkse trip van thuis naar het werk = a commute langdurig afwezigheid = absenteeism verlies van productiviteit door problemen van werknemers = presenteeism bemiddelaar = a mediator generatie = a generation stereotype = a stereotype bemiddelen = to mediate ontgroening = hazing 4. in the marketing mix logo = a logo publiciteit = publicity markt = a market op de markt brengen = to market doelpubliek = a target market; a target audience 4 P's = product, place, price, promotion a business tool used to market a product = the marketing mix; the four P' merk = a brand slogan = a slogan merkherkenning = brand recognition ; brand awareness kort simpel herkenbare toon = a jingle marketing via directe communicatie met consumenten = direct marketing marketing techniek die gebruik maakt van sociale netwerken voor hogere marktherkenning= buzz marketing ; viral marketing adverteren van evenement zonder sponsoring = ambush marketing ; stealth marketing marketing strategie met lage kosten en gewaagde acties = gue(r)rilla marketing adverterende strategie om merken te promoten via massa media = above the line promotion adverterende strategie dat media gebruikt voor een niche = below the line promotion mond-tot-mondreclame = word of mouth advertising gebruik van video games voor adverteren van een product = advergaming reclamespot = a commercial gebruik van beroemdheden om een product te promoten = celebrity endorsement speelgoed dat meegegeven wordt bij product = a toy premium verleiding voor consumenten om deel te nemen aan een wedstrijd = a sweepstake aankopen = to buy ; to purchase reclamebord = a billboard ; a hourding korting = a discount promotie waarbij 2 bedrijven hun producten verkopen = a cross promotion een steekproef nemen = to sample gratis monster = a free sample kleinhandel = retail detailhandelaar = a retailer groothandel = wholesale groothandelaar = a wholesaler bestellen = to order de kleine lettertjes = the fine print fraude = fraud namaak = counterfeit 5. Going global globalisatie = globalisation; globalization growing influence of large multinationals goed unchecked = coca-colonization trend of growing income inequality where middle classes are disappearing = brazilification antiglobalist battle cry against big corporations = no logo the entire world is interconnected = the world is flat the idea that countries that have mcdonalds restaurants won't go to war with on another because these countries are involved in international trade = the golden arches theory of conflict prevention to attract foreign investment , countries are forced to switch to americanized society = the golden straightjacket a nation's ability to independently organize its institutions = national sovereignty IMF = the international monetary fund protesteren = to protest protest = a protest staken = to (go on) strike derdewereldlanden = third world countries opkomende markt= emerging market lobbyen = to lobby ontwikkelingsland= a developing country geindustraliseerd land = industrialized country ontwikkeld land = developed country PPP =purchasing power parity arbeidsomstandigheden = working conditions small factory, usually in developing countries , where workers are paid very little and work many hours in very bad conditions kinderarbeid = child labour uitbuiten; benutten = to exploit gedragscode = code of conduct reguleren = to regulate toezicht houden = to monitor vertrouwelijk = confidential het milieu = the environment milieuschadend = environmentally damaging vervuiling = pollution vervuilen = to pollute vervuiler = a pollutant process by wich land changes into desert = desertification destruction of forests = deforestation water tekort = water shortage natural proces by which some of the radiant heat from the sun is captured in the lower atmosphere of the earth = the greenhouse effect fossiele barandstoffen = fossil fuels the amount of the earth's energy that someone or something uses = ecological footprints unsustainable use of resources = resource depletion uitstoot = emission uitstoten = to emit klimaatsverandering = climate change ozonlaag = the ozon layer verdrag = a treaty duurzame groei = sustainable growth vernieuwbare energie = renewable energy zonne-energie = solar energy; solar power isoleren = to insulate isolatie = insulation afval = waste afvalverwerking = waste management afval verwerken = to dispose of waste stortplaats = a landfill engagement; verbintenis = commitment gemeenschap = community engageren; ertoe verbinden = to commit
Ingezonden op 13-06-2015 - 992x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Er ontbreken soms enkele woordjes, vooral bij de laatste hoofdstukken.
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!