Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst 2 boni 4havo
› 2 woordjes 1 t/m 150
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst 2 boni 4havo
, deel 6
2 woordjes 1 t/m 150
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
a means = 'n middel a plea = verweer, excuus/pleidooi, dringend verzoek accordingly = in overeenstemming met acquisition = aanwinst actual = werkelijk, echt aid = hulp alien = vreemdeling alley = steeg ally = bondgenoot appaling = ontzettend, slecht appendix = bijvoegsel, toevoegsel, blindedarm application = sollicitatie ascertain = zich verzekeren van, nagaan assemble = samenkomen, samenvoegen assumption = veronderstelling atrocious = gruwelijk beyond = voorbij bound to = 'zeker' boundary = grens brisk = kwiek, vlot, levendig commitment = betrokkenheid/verplichting commodity = (handels)artikel, basisproduct, grondstof compassion = medelijden compile = samenstellen, verzamelen complement = aanvulling, afronding, bekroning complexion = uiterlijk, gelaatskleur comply (with) = zich schrikken, voegen, gehoorzamen compulsion = dwang, verplichting condence = inkorten, verkorten, comprimeren confine = beperken, opsluiten confirm = bevestigen conform = zich conformeren, zich aanpassen consent = instemming consist = gebaseerd zijn op, afhangen van consistent = consequent conspicuous = opvallend consumer = consument contagious = besmettelijk contaminate = besmetten, vervuilen, verontreinigen convenient = geschikt, passend current = huidig damning = belastend, bezwarend, vernietigend decay = verval dedicate = opdragen, toewijden deflect = afleiden detain = aanhouden, ophouden diminish = verminderen dispose of = zich ontdoen van disposed = geneigd, bereid disprove = weerleggen distort = vervormen, verstoren draw (up)on = een beroep doen op, gebruik maken van dubious = dubieus, onbetrouwbaar elicit = ontlokken, uitlokken, loskrijgen eligible = in aanmerking komend, gepast, geschikt embody = belichamen, insluiten embrace = omarmen, aanvaarden emphasize = benadrukken encroach = opdringen, binnendringen endorse = beamen, bekrachtigen, onderschrijven endure = het uithouden, doorstaan, dulden enforce = uitvoeren, afdwingen enhance = verhogen, versterken entertain = amuseren, vermaken establish = vestigen, vaststellen estimate = schatten, beoordelen evaluate = taxeren, beoordelen, schatten excessive = buitensporig, overdadig exist = bestaan fabric = weefsel, structuur facilitate = vergemakelijken fasten = vastmaken, bevestigen feminine = vrouwelijke manier van doen forfeit = verspeeld fortify = gesterkt door, beschermd door frantic = dol, uitzinnig generate = opwekken grave = ernstige harbour = haven hazardous = gevaarlijk huge = reusachtig identify = identificeren illuminate = verlicht immodest = onfatsoenlijk impact = uitwerking, effect, invloed imperative = noodzakelijk implicit = impliciet in connection with = in verband met in what respect = in welk opzicht (in)edible = (on)eetbaar indecent = onbeschaafd indicate = aanwijzen, aangeven indispensable = onmisbaar infer = conclusies trekken ingenious = ingenieus, vernuftig, vindingrijk inherent = eigen aan, inherent aan inhibited = geremd injure = verwonden insist = eisen, erop staan lack = gebrek lenient = soepel, inschikkelijk magnitude = grootte manifest = zichtbaar, duidelijk maken menace = bedreiging merciful = genadig merely = slechts, alleen maar mill/plant/factory = fabriek misfortune = pech, ongeluk modify = aanpassen moist = vochtig muscle = spier muster = zich verzamelen, bijeenkomen mutual = wederzijds notion = concept nurture = (op)voeden obtain = bemachtigen occur = plaatsvinden, zich voordoen oppress = onderdrukken outcome = resultaat overstatement = overdrijving participate = deelnemen peasant = pachtboer peril = gevaar perilous = gevaarlijk perpetual = eeuwige pertinent = relevant phenomenon = fenomeen precede = voorgaan predict = voorspellen predominantly = voornamelijk presumption = veronderstelling proficient = vakkundig, bekwaam pursue = achtervolgen queue = rij quick = snel rate = snelheid, koers recede = achteruit gaan, zich terugtrekken recur = terugkeren relentless = meedogenloos require = vereist respite = zonder overbreking restrain = tegenhouden, bedwingen risk = risico, gevaar root = wortel, basis rural = agrarisch sequel = gevolg, resultaat, vervolg
Ingezonden op 19-06-2015 - 1285x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!