Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grandes Lignes JFC
› 8 LOT 1,2,3,5 en 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grandes Lignes JFC
, deel 4
8 LOT 1,2,3,5 en 8
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Il/elle est comment? = Hoe ziet hij/zij eruit? Tu peux le/la décrire? = Kun je hem/haar beschrijven? Il est beau/moche. = Hij is knap/lelijk. Il est grand/gros/vieux. = Hij is groot/dik/oud. Elle a les cheveux blonds/bruns/roux/noirs. = Ze heeft blond/bruin/rood/zwart haar. Il a les yeux verts. = Hij heeft groene ogen. Il a quel look? = Wat is zijn stijl? Il a un look ringard. = Zijn stijl is ouderwets. Il a l'air sportif. = Hij ziet er sportief uit. Qu'est-ce qu'il porte? = Wat draagt hij? Il porte un jean noir. = Hij draagt een zwarte spijkerbroek. Il a quel caractère? = Hoe is zijn karakter? Elle est gentille. = Ze is aardig. Il est sûr de lui. = Hij is zelfverzekerd. Il est de bonne/mauvaise humeur. = Hij heeft een goed/slecht humeur. Elle a le sens de l'humour? = Heeft zij humor? Oui, il est marrant/rigolo/drôle. = Ja, hij is grappig. Pardon Monsieur, Madame... = Pardon meneer, mevrouw... Excusez-moi... = Neemt u mij niet kwalijk... Pourriez-vous m'aider, s'il vous plaît? = Kunt u mij helpen alstublieft? Qu'est-ce que je peux faire pour vous? = Wat kan ik voor jullie/ u doen? À quelle heure commence... = Hoe laat begint... C'est ouvert le dimanche? = Is het 's zondags open? Je voudrais réserver? = Moet je reserveren? Il y a encore des places? = Zijn er nog plaatsen? Pourrais-je avoir un billet de réduction? = Mag ik een kaartje met korting? Pourrais-je avoir des renseignements sur...? = Mag ik informatie over...? Pourriez-vous me dire l'heure? = Kunt u zeggen hoe laat het is? Pardon, quelle heure est-il? = Pardon, hoe laat is het? Qu'est-ce que tu en penses? = Wat vind je ervan? À vrai dire... = Eerlijk gezegd... Je trouve que... = Ik vind dat... Je pense que... = Ik denk dat... Je crois que... = Ik denk, meen, geloof dat... D'après moi,... = Volgens mij... D'une part... d'autre part. = Aan de ene kant... aan de andere kant. Je suis d'accord/ contre. = Ik ben het eens/ er tegen. Je suis partiellement d'accord. = Ik ben het gedeeltelijk eens. Tu as raison. = Je hebt gelijk. Tu exagères. = Je overdrijft. Tu rigoles! = Dat meen je niet! Tu as tort. = Je hebt ongelijk. Ça ma plaît. = Ik vind het leuk. C'est/ C'était amusant. = Het is/ Het was leuk. Ce n'était pas terrible! = Het was niet zo best. C'est super/ cool. = Het is te gek. C'est/ C'était toujours la même chose. = Het is/ Het was altijd hetzelfde. Tant pis. = Jammer dan. Quels sont tes hobbies? = Wat zijn je hobby's? Le football, c'est ma passion. = Voetbal is mijn passie. Les serpents m'intéressent beaucoup. = Slangen interesseren me erg. J'ai toujours aimé le sport. = Ik heb altijd van sport gehouden. Tu fais du sport? = Doe je aan sport? Je fais du volley. = Ik volleybal. Tu aimes aller au cinéma? = Houd je ervan/ Vind je het leuk om naar de bioscoop te gaan? Quel acteur est-ce que tu préfères? = Wie is je favoriet acteur? Tu joues d'un instrument de musique? = Speel je een muziekinstrument? Oui, je joue de la guitare basse. = Ja, ik speel basgitaar. Tu suis des leçons? = Volg je lessen? Oui, une fois par semaine. = Ja, één keer per week. Tu préfères jouer quel style? = Welke stijl speel je het liefst? Je préfère jouer du rock. = Ik speel het liefst rock. Tu peux te présenter? = Kun je jezelf voorstellen? Comment tu t'appelles? = Hoe heet jij? Tu as quel âge? = Hoe oud ben jij? J'ai...ans. = Ik ben...jaar. Tu habites où? = Waar woon jij? J'habite à Hoevelaken, aux Pays-Bas. = Ik woon in Hoevelaken, in Nederland. Tu es de quelle nationalité? = Welke nationaliteit heb je? Je suis Hollandais(e). = Ik ben Nederlander/ Nederlandse. Tu habites depuis longtemps aux Pays-Bas? = Woon je al lang in Nederland? C'est quand, ton anniversaire? = Wanneer ben je jarig? Mon anniversaire, c'est le 19 août. = Ik ben op 19 augustus jarig. Tu es né(e) quand? = Wanneer ben je geboren? Je suis né(e) en... = Ik ben in...geboren. Tu parles assez bien le français? = Spreek jij tamelijk goed Frans? Je parle un peu français. = Ik spreek een beetje Frans. Vous êtes combien? = Met hoeveel zijn jullie? Nous sommes quatre. = Wij zijn met z'n vieren. Tu es fils unique/ fille unique? = Ben je enig kind? Non, j'ai encore deux frères/ soeurs. = Nee, ik heb nog twee broers/zussen. Quelle est la profession de ta mère? = Wat is het beroep van jouw moeder? Ma mère travaille comme.../ Ma mère est... = Mijn moeder werkt als...
Ingezonden op 21-06-2015 - 760x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
22-06-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!