Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
onderbouw Van alles en nog meer Overig
› 7 Nederlands L en E begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
onderbouw Van alles en nog meer Overig
7 Nederlands L en E begrippen
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Object en beeld oor een in de uitdrukking aanwijsbaar woord met elkaar verbonden = Vergelijking met een verbindingswoord Het verbindingswoord (syndeton) blijft bij deze vergelijking achterwege = ayndetische vergelijking A wordt vergeleken met B, B wordt breed uitgewerkt, B wordt vergeleken met A = Homerische vergelijking Ipv het object te noemen, wordt meteen een beeld gegeven, bij een metafoor zit het object verborgen onder het beeld. = Metafoor Proza/Poëzie beginnende met een metafoor die andere metaforen oproept die in hetzelfde betekenis veld liggen = allegorie Levenloze dingen en abstracte begrippen worden als levende wezens gezien = Personificatie {dieren en planten als levend persoon telt als dit} Bij deze vorm van beeldspraak gaat het om begrippen die op een of andere manier met elkaar samenhangen. Er is geen overeenkomst of contrast tussen beeld en object, maar een ander verband. = Metonymia Vorm van beeldspraak die zo vaak gebruikt is dat het ons niet meer opvalt = cliché Overdreven beelden die niet meer passen bij wat er beschreven moet worden = onzorgvuldige beeldspraak Een woord/zinsdeel dat enkele keren ongewijzigd herhaald wordt. = Repetitio Een woord/zinsdeel dat enkele keren ongewijzigd herhaald wordt aan het begin van de zin = anafoor Een aantal volledige zinnen begint en verloopt op dezelfde manier, ook de inhoud geeft parallellen te zien = Parallellisme Een begrip wordt herhaal met een synoniem, allebei de woorden zijn van dezelfde woordsoort = tautologie Iets vanzelfsprekends wordt herhaald = pleonasme Twee bij elkaar horende zinnen/zinsdelen zijn elkaars spiegelbeeld = chiasme Het naast elkaar plaatsen van tegenstellingen = Antithese de combinatie van twee tegenstrijdige begrippen = oxymoron Schijnbare tegenspraak = paradox gepaste overdrijving = hyperbool opzettelijke afzwakking = understatement Iets wordt sterk benadrukt door het tegenovergestelde te ontkennen = litotes Een term die te cru of te hard klinkt wordt door een andere zachtere term vervangen = eufenisme Een aantal dingen worden achter elkaar opgesomd = enumeratie Een zinselement, woord of woorddeel waarvan de lezer het normaal vindt dat het aanwezig is, wordt weggelaten = ellips Een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht = retorische vraag Rijm aan het begin van de versregels = beginrijm Rijmende woorden binnen een en dezelfde versregel = binnenrijm Rijmende binnenrijm versregels = middenrijm In een verder rijmend gedicht zit een regel zonder rijm = weesrijm Rijmschema aaaa = slagrijm Rijmschema aabb = gepaard rijm Rijmschema abab = gekruist rijm Rijmschema abba = omarmend rijm De ene versregel loopt zonder pauze over in de volgende versregel = enjambement Zowel de medeklinkers als de klinkers rijmen = volrijm OF de medeklinkers rijmen OF de klinkers rijmen = halfrijm Op de rijmende lettergreep volgt geen andere lettergreep meer en er is maar een rijmende lettergreep = mannelijk eindrijm Op de rijmende lettergreep volgt een andere lettergreep die ook rijmt = vrouwelijk eindrijm Op de rijmende lettergreep volgen nog 2 andere lettergrepen die ook rijmen = glijdend eindrijm Een woord wordt in zijn geheel herhaald (incl. homoniemen) = gelijk rijm; rijk rijm; rime riche Alleen de klinkers rijmen = klinkerrijm; assonantie Alleen de medeklinkers rijmen = medeklinkerrijm; acconsonantie De beginklanken van elkaar opvolgende woorden zijn gelijk = alliteratie Een tweeregelige strofe = distichon drieregelige strofe = terzine drieregelige strofe in een sonnet = terzet vierrelige strofe = kwatrijn vijfregelige strofe = quintet zesregelige strofe = sextet zevenregelige strofe = septet achtregelige strofe = octaaf negenregelige strofe = novet Een gedicht waarvan de eerste letters van de regels/strofen samen een naam vormen = acrostichon manier van dichten waarbij vooral de vorm van de letters woorden en regels opvallen = concreet gedicht Vijfregelig vers met rijmschema aabba = limerick Dit telt 14 regels en 4 strofen, 2 kwatrijnen, samen een octaaf en 2 terzetten, samen een sextet, tussen octaaf en sextet zit een volta/chute/wending = klassiek sonnet Dit telt 14 regels en 4 strofen, 2 kwatrijnen, samen een octaaf en 2 terzetten, samen een sextet, tussen de 1e twaalf regels en de laatste 2 zit een volta/chute/wending = Shakespeareaans sonnet De octaaf en sextet (sonnet) staan in verhouding tot elkaar: het octaaf bevat bijv. een bepaalde gedachtegang/gevoelsstroom/verbeelding, het sextet komt met een conclusie/toepassing/tegenstelling/verbeelding = chute; volta; wending
Ingezonden op 27-06-2015 - 1668x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-06-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!