Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
neeeueee kontakte
› 1 Onderneming Week 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
neeeueee kontakte
1 Onderneming Week 1
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Customer value = het verkrijgen van een hogere waarde door te voorzien in maatschappelijke behoefte. Coase = verklaring voor onderneming ligt in de transactiekosten. Uitwisseling bronnen wordt zo mogelijk gemaakt. Externe organisati = kijken naar maatschappelijke behoefte aan het product. Value chain = alle schakels samen. Interne organisatie = arbeidsverdeling: plannen, organiseren, dirigeren, controleren. Fysieke stromen = eerst input en dan output. (input zijn de productiefactoren en de eindproducten zijn de output) Oppurtunity costs = opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief. Ontstaan voorraden = omzetting van input naar output is nog niet voltooid, contracten zij nnog niet financieel afgewikkeld. Debiteruen = vorderingen op afnemers Crediteuren = schulden aan leveranciers. 4 aspecten in het ondernemingsmodel = financiële stromen, fysieke stromen, financiele voorraden, fysieke voorraden. Bij voorraden kijk je naar = een bepaald tijdstip, bij stromen naar een bepaalde periode. Op balans staan = voorraden, op de winst en verliesrekening en het kasstroomovericht komen stromen voor. Er gebeuren altijd 2 verschijnselen = een inkoop van goederen leidt tot een toename van de voorraad goederen, maar ook tot een afname van de hoeveelheid kasgeld. Criteria ondernemer = leveren goederen of diensten, vergoeding vragen, deel aan economisch verkeer nemen, meer dan 1 opdrachtgever, werkzaamheden kan je naar eigen inzicht uitvoeren. Juridische organisatie onderneming = rechtsvorm, rechtsnormen van de arbeidsorganisatie, statuten reglementen en overeenkomsten. In de inkomstenbelasting zijn er 3 bronnen van inkomen = winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking, resultaat uit overige werkzaamheden. Ondernemer ben je als je = zelfstandig werkzaamheden uitvoert en daar inkomten uit hebt. Dan moet je je bij de KvK aanmelden en vervolgens wordt beoordeeld of je ondernemer bent voor de BTW. Reele benadering = onderneming wordt beschouwd als vermogensobject Instrumentele benadering = verband goederen en mensen die met bepaalde doelstelling door de eigenaar wordt gedreven. Institutionele benadering = organisatie mensen waarin niet alleen de eigenaar maar ook werknemers betrokken worden in besluitvormingsproces. Winst is middel. Stappenplan = idee, haalbaarheidstest, klanten, concurrentie, leveranciers en partners, substituten, realisatie van de start. SWOT analyse = Strenght, Weaknesses, Opportunities en Threats. Marketingplan: product, plaats, prijs, promotie. Financieel plan = let op financiële consequenties en plannen Investeringsplan = overzicht investeringen Financieringsplan = start bedrijf financieren. Moet minimaal gelijk zijn aan het investeringsplan. Liquiditeitsbegroting = overzicht verwachte ontvangsten en uitgaven van de onderneming. Kas Winst- en verliesrekening = hoeveel winst en verlies verwacht de ondernemer te realiseren. Openingsbalans = na investeringsplan en financieringsplan. Investeringsplan is bezittingen en financieringsplan is vermogen. Winst en verliesrekening hebben = kosten en opbrengsten, en geeft de verandering in het eigen vermogen aan. Kastroomoverzicht bestaat uit = ontvangsten en uitgaven, verandering in kas. Registreren om economische redenen en wettelijke redenen. Vaste activa = langer dan een jaar mee machines, gebouwen inventaris. Vlottende activa = minder lang dan een jaar mee grondstoffen , voorraden eindproduct. Eigen vermogen = risicodragend vermogen, VV = risicomijdend vermogen. Kort = binnen een jaar aflossen. crediteuren en rekening courant Lang = langer dan een jaar. onderhandse lening obligatielening. Winst en verliesrekening = links staan de kosten en rechts de opbrengsten. Als de opbrengsten groter zijn dan de kosten zet je het saldo onder de kosten. Hier heb je dus een winst gemaakt. Baten en lasten is hetzelfde = als kosten en opbrengsten!! Externe allocatie van vermogen = de verdeling van het vermogen over de verschillende vragers van vermogen. Interne allocatie van vermogen = de verdeling van het vermogen over de verschillende geledingen binnen de onderneming. Kasmutatie = operationele kasstroom (ontvangsten als gevolg van verkoop goederen, uitgaven voor inkoop, dividend en winstbelastingem) + investeringskasstroom (investeringen) + financieringskasstroom (aantrekken en aflossen vermogen) Kasstroom = winst + afschrijvingen Onderdelen financieel verslag = jaarrekening, jaarverslag, overige gegevens. Jaarrekening = de balans en winst- en verliesrekening met toelichting. Jaarrekeningen wordt opgesteld op basis van het toerekeningsbeginsel en het continuiteitsbeginsel. Resultaatbepaling = verschil opbrengst en kosten Vermogenvergelijking = je kijkt naar het verschil in het eigen vermogen volgens de eindbalansen volgen de beginbalans. Door een storting verandert = de winst- en verliesrekening niet!! Wordt direct in het eigen vermogen gemuteerd. Bij een storting breng = je nieuw eigen vermogen in, bij een onttrekking = haal je geld uit je vermogen. (bijv. iets uit de kas halen om er iets leuks van te kopen). Onttrekkingen leiden = tot afname van het eigen vermogen, stortingen leiden tot een toename van het eigen vermogen. Substitutie = situatie waarin de ondernemer 20 euro aan kasgeld offert zonder dat hij daarvoor een bezitting terugkrijgt. (bijvoorbeeld door het huren van een fiets) om te beoordelen of een mutatie gevolgen heeft voor de winst- en verliesrekening is onderzocht of het eigen vermogen als gevolg van een mutatie verandert = het eigen vermogen moet veranderen en deze verandering moet bedrijfsmatig zijn, dat wil zeggen niet het gevolg is van kapitaalverkeer. Schaarste = onvoldoende goederen om alle behoeften te dekken. Rationaliteit = mate waarin gedrag en de liggende beslissingen logisch in overeenstemming zijn met de doeleinden van het subject en met de keuzemogelijkheden. Transactiekostentheorie = niet alle markten zijn perfect, je hebt soms aanvulling van andere markten nodig. Maar mensen houden goede info voor zichzelf, waardoor transactiekosten hoger zijn. Hiërarchische onderneming = voordelen van teamproductie. Agency theorie = onderscheidt de uitvoerder/agent en de opdrachtgever/principaal (werkgever-werknemer). Beleggers anticiperen zich op mogelijke gedragingen van het management. Probleem extra kosten, principaal weet niet alle info over de agent. Ene persoon weet meer dan de ander. Financieringstheorie = zelfde probleem als agency theorie, oplossing is om het transparanter te maken. Gedragsbenadering = onderneming is zelfstandig systeem met interne werking. Centraal doel is de continuïteit. Resource based benadering = marktprocessen zijn dynamisch en de ondernemingsfunctie vervult daarin een belangrijke rol. Door concurrentie gaan ondernemingen op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Informatie is van strategisch belang, verbeteren concurrentiepositie. Ondernemingscluster = perspectieven op een onderneming Transactietheorie = onderneming knooppunt contractuele tegenstijdige belangen. Stock en flow concept = voorraad bij slechtetijden verkopen (stock) bij goede tijden omgevormd en in de toekosmt verkopen (flow) Agency en info asymetrie = agent heeft meer info dan principaal, agent streeft ander doel na. Moral hazard = na contract sluiten je anders gedragen, ex post Adverse selection = ex ante, levensverzekering ansluiten, je weet meer overjezelf dan de verzekeraar over je weet. Signalling = door diploma kan je werken Screening = verzekeraar gaat informatieverscih verkleinen. Zelf info uitzoeken. Operationeel = inkoop productie verkoop, middelen op korte termijn nodig Opportunity costs = door keuzetoetreding verliezen stakeholder opbrengsten van alternatieven Fysieke stroom = productiefactoren stoom , input output Voorraad = aantal eenheden p bepaald tijdstip Strom = aantal eenheden gedurende periode, winst en verlies en kasstroom. Verbandsformule = begin en eindpositi verwand, omdat je tussendoor kijkt naar de verandering. Balans = voorraden. Verkoop op rekening = niks in de kas Ev verandert door = winst en verlies en stortingen en onttrekkinge. Kosten = inkoopwaarde, afschrijving, rentekosten, loonkosten, verkoopkosten Opbrengsten = contante verkopen, huur, rente, omzet, verkopen op rekening Uitgaven = aflossing, belasting, contante inkopen, crediteruen, rente investering, pprive. Ontvangsten = contante verkpen, debiteren, huur rente, opgenomen leningn Inkopen op rekening = komt op geen van beide!!!!!!!!!! wel storting en onttrekkingen = bij ontvangsten en uitgaven IFRS = regels voor onderneingen waar iedereen zich aan moet houden Financiele vaste activa = aandelen Goodwill = extra klantenkring die je meeneemt. Abn amro = kas bovenaan, geen vaste activa, alles vlottend. Solvabiliteit = ev / vv onderneming die met eigen vermogen de schulden aflost. Abn = leeft van rentemarge, Voorraad = balans, maar op het moment dat een post veandert is er weer een stroom. Crediteuren benoemd = garantie niet Inkopen op rekening = stroom, maar komt op geen van beide Betaalde vennootschapsbelasting = stroom, kasstroom Verschuldigde belasting = voorraad, crtedit Ev = voorraad, credit Afschijrvingen = stroom, wsint en verlies Ontvangsten debiteuren = stroom, kasstroom Aflossing leningen = stroom, kasstroom Garantievoorziening = voorraad, crecdit Investering machines = stroom, kasstroom Saldo rek. courant = voorraad, kan zowel debet als credit Boekwaarde machines = voorraad, debet Kasgeld = voorraad, debet Notariele kosten = debet, vaste activa!! Leverancierskrediet = is een vorm van kortlopend vreemd vermogen waarbij de leverancier aan de afnemer krediet verleent, door eerst de goederen te leveren en pas later het verschuldigde geld te ontvangen Afnemerskrediet = is een vorm van kortlopend vreemd vermogen waarbij de afnemer aan de leverancier krediet verleent, door te leveren goederen of diensten vooruit te betalen. Onderneming is van plan nieuwe machine te kopen = niet op balans, wel op toekomstig investeringpaln Winst afgelopen jaar 35 000 = onverdeelde winst, zit in het eigen vermogen Eenmanzaak is 5 jaar geleden opgericht, inbreng was toe n50000 = geen inbreng niet op balans, is 5 jaar geleden, niet relevant. Bedrijfsinfo intern en extern gebruikt = intern is controle binnen bedrijf, behersen bedrijfsprocessen, extern is gericht in inzicht in vermogen voor beleeggers met complete toelichting Wie gebruiken jaarrkenening = nieuwe beleggers die willen weten of het waard is te investeren in de onderneming Voordeel failliseement = markt wordt verbeterd, slechte ondernemingen verdwijnen uit de markt en kunnen zich samenveogen. Negatief faillissement = veel banenverlies Waaorm wijkt beurswarde af van netoo vermogenswaarde = vanwege eigen geactiveerde goodwill. Stortingen = haal je er van af Onttrekkingen = tel je erbij op. Storting ev = niet altijd ermee te maken, als ze neerzetten storting kas wordt nieuwe lening aangetrokken staat het eigen vermogen hier los van. Wat is een onderneming = Een entiteit waarmee zelfstandig wordt deelgenomen aan het economisch verkeer, met de bedoeling winst te behalen door georganiseerde aanwending van productiefactoren. Onderdelen bedrijfwetenschap = Strategie en marketing, interne organisatie, kosten waarde en winst, financiering. Verbandformule = Allemaal stromen van in- en uitgaven. Onderdelen financiele plan = Investeringplan, financieringsplan, liquiditeitsbegroting en een winst- en verliesrekening. Hoofddoel jaarekening = Overzicht geven in de totale inkomsten en uitgaven. Hier komt uiteindelijk een winst of verlies ui.
Ingezonden op 02-09-2015 - 474x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
09-09-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!