Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Fortuna voor F
› 4 woorden 3 en 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Fortuna voor F
, deel 1
4 woorden 3 en 4
Jaar 1 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
rex, regem = koning facit = maakt; hij maakt; hij doet in (met accusativus erachter) = naar; naar binnen mors, mortem = dood laetus = blij puella = meisje regnum = heerschappij; koninkrijk; rijk; gezag vir, virum = man ducit = leidt; brengt; hij leidt; hij brengt bonus = goed malus = slecht nunc = nu frater, fratrem = broer necat = doodt; hij doodt pulcher, pulchra, pulchrum = mooi novus = nieuw clarus = helder; beroemd videt = ziet; hij ziet gloria = roem; glorie apud (met accusativus erachter) = bij silva = bos deinde = daarna; vervolgens aqua = water magnus = groot; belangrijk valde = erg; zeer lacrimat = huilt; hij huilt obscurus = donker subito = plotseling fluvius = rivier ad (met accusativus erachter) = naar; bij; tot parvus = klein ambulat = wandelt; hij wandelt non iam = niet meer meus = mijn morbus = ziekte quis? = wie? verus = echt; waar causa = reden; oorzaak sunt = zijn; zij zijn cognoscit = leert kennen; verneemt; hij leert kennen; hij verneemt ubi? = waar? iratus = boos timidus = bang fillii (nominativus) = zonen; zonen (nominativus meervoud) cogitat = denkt; denkt aan; overweegt; hij denkt; hij denkt aan; hij overweegt; hij denkt na filia = dochter non = niet mater, matrem = moeder est = is; hij is deus = god soror, sororem = zuster; zus pater, patrem = vader et = en, ook uxor , uxorem = vrouw; echtgenote filius = zoon sed = maar quoque = ook regina = koningin etiam = ook; zelfs populus = volk sedet = hij zit; zit amat = hij houdt van; houdt van; bemint; hij bemint in templo = in de tempel; in een tempel nam = want servat = beschermt; bewaart; behoudt; hij bewaart; hij beschermt timet = hij vreest voor; vreest voor; hij is bang; is bang in Italia = in Italiƫ; in Italie saepe = vaak; dikwijls habet = heeft; houdt; hij heeft; hij houdt bellum = oorlog mittit = zendt; stuurt; hij zendt; hij stuurt defendit = beschermt; verdedigt; hij verdedigt; hij beschermt regnat = heerst; regeert; hij regeert; hij heerst ignis, ignem = vuur; vlam habitat = bewoont; hij bewoont; hij woont in curat = zorgt voor; verzorgt; hij verzorgt; hij zorgt voor pervenit = komt aan; bereikt; hij komt aan; hij bereikt templum = tempel urbs, urbem = stad semper = altijd amor, amorem = liefde
Ingezonden op 04-09-2015 - 352x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Voor F, 5 september 2015
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!