Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
teringaapjes
› 1 latijn leerwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
teringaapjes
1 latijn leerwoorden
Jaar 8 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Leerwoordenlijst klas 4 (belangrijkste woorden uit Disco 1) youneshamdoud (©) zelfstandige naamwoorden groep 1: filia=dochter puella=meisje vita=het leven femina=vrouw patria=vaderland causa=oorzaak; reden turba=menigte ira=woede anima=ziel poena=straf pugna=strijd Romae (gen.)=in Rome; te Rome Romam (acc.)=naar Rome zelfstandige naamwoorden groep 2: consilium=plan; besluit templum=tempel filius=zoon deus=god liberi (groep 2a; mv)=kinderen Graecus=de Griek; Grieks vir (verbuiging: viri; viro etc.)=de man somnus=slaap donum=geschenk arma (groep 2b; mv)=wapens auxilium=hulp verbum=woord socius=vriend; bondgenoot animus=hart; geest bellum=oorlog fatum=lot; lotsbeschikking iussum=bevel caelum=hemel servus=slaaf amicus=vriend puer (verbuiging: pueri; puero etc.)=jongen Romanus=de Romein; Romeins populus=volk zelfstandige naamwoorden groep 3: rex; reges (mnl)=koning frater; fratres (mnl)=broer nox; noctes (vrl)=nacht soror; sorores (vrl)=zuster uxor; uxores (vrl)=vrouw; echtgenote mater; matres (vrl)=moeder pater; patres (mnl)=vader Iuppiter; acc.: Iovem (mnl)=Jupiter corpus; corpora (onz)=lichaam gens; gentes (vrl)=volk parentes (mv)=ouders mors; acc.: mortem (vrl)=de dood amor; amores (mnl)=liefde urbs; urbes (vrl)=stad hostis; hostes (mnl)=vijand clamor; clamores (mnl)=geschreeuw scelus; scelera (onz)=misdaad dux; duces (mnl)=leider lux; luces (vrl)=licht; dag nomen; nomina (onz)=naam dolor; dolores (mnl)=verdriet; pijn vox; voces (vrl)=stem labor; labores (mnl)=werk; inspanning; moeite iuvenis; iuvenes (mnl)=jongeman homo; homines (mnl)=mens; man senator; senatores (mnl)=de senator ius; iura (onz)=het recht vis (acc.: vim; abl.: vi) (vrl)=geweld miles; milites (mnl)=soldaat bijvoeglijke naamwoorden groep 1+2: meus; mea; meum=mijn tuus; tua; tuum=jouw pulcher-chrum=mooi multus=veel iratus=woedend magnusm=groot parvus=klein unus=een alius=(een/de) ander(e) novus=nieuw miser; misera; miserum=ongelukkig mortuus=dood; gestorven bonus=goed tantus=zo groot werkwoorden a-stam: amare + acc.=verliefd zijn op; houden van clamo (clamare)=roepen tempto (temptare)=proberen cogito (cogitare)=(na)denken do (dare)=geven dedi=pf van dare: geven sto (stare)=staan paro (parare)=klaarmaken; voorbereiden dubito (dubitare)=aarzelen neco (necare)=doden rogo (rogare)=vragen exspecto (exspectare)=afwachten; wachten op voco (vocare)=roepen; noemen specto (spectare)=kijken narro (narrare)=vertellen oro (orare)=smeken (bij: per+acc.) puto (putare)=denken; menen saluto (salutare)=groeten pugno (pugnare)=vechten werkwoorden e-stam: video (videre)=zien vidi=pf van videre: zien timeo (timere)=vrezen timui=pf van timere: vrezen sedeo (sedere)=zitten gaudeo (gaudere)=zich verheugen; blij zijn doleo (dolere)=treuren; verdrietig zijn respondeo (respondere)=antwoorden respondi=pf van respondere: antwoorden moveo (movere)=bewegen pareo (parere) +dat.=gehoorzamen (aan iemand) parui=pf van parere: gehoorzamen deleo (delere)=vernietigen habeo (habere)=hebben; houden iubeo (iubere)=bevelen iussi=pf van iubere: bevelen moneo (monere)=waarschuwen monui=pf van monere: waarschuwen terreo (terrere)=bang maken terrui=pf van terrere: bang maken licet (mihi)=het staat (mij) vrij; het is (mij) toegestaan werkwoorden mk-stam: vivo (vivere)=leven vixi=pf van vivere: leven peto (petere)=zoeken; vragen; trachten te bereiken dico (dicere)=zeggen dixi=pf van dicere: zeggen colo (colere)=verzorgen; vereren colui=pf van colere: verzorgen; vereren mitto (mittere)=sturen misi=pf van mittere: sturen cado (cadere)=vallen; dood neervallen cecidi=pf van cadere: vallen relinquo (relinquere)=verlaten; achterlaten reliqui=pf van relinquere: verlaten; achterlaten accido (accidere)=gebeuren accidit (3e persoon)=pf van accidere: gebeuren tollo (tollere)=optillen sustuli=pf van tollere: optillen quaero (quaerere)=zoeken; vragen credo (credere)=geloven; vertrouwen credidi=pf van credere: geloven; vertrouwen duco (ducere)=leiden; voeren duxi=pf van ducere: leiden; voeren ago (agere)=voeren; drijven; doen; handelen egi=pf van agere: voeren; drijven; doen; handelen cogo (cogere)=dwingen coegi=pf van cogere: dwingen pono (ponere)=plaatsen posui=pf van ponere: plaatsen gero (gerere)=dragen; voeren vinco (vincere)=overwinnen vici=pf van vincere: overwinnen werkwoorden i-stam: venio (venire)=komen veni=pf van venire: komen audio (audire)=horen invenio (invenire)=vinden scio (scire)=weten scii / scivi=pf van scire: weten werkwoorden gemengde groep: fugio (fugere)=vluchten (voor + acc.) fugi=pf van fugere: vluchten rapio (rapere)=roven cupio (cupere)=begeren; verlangen; willen capio (capere)=nemen cepi=pf van capere: nemen accipio (accipere)=ontvangen accepi=pf van accipere: ontvangen facio (facere)=doen; maken feci=pf van facere: doen; maken interficio (interficere)=doden interfeci=pf van interficere: doden onregelmatige werkwoorden: sum (esse)=zijn fui=pf van esse: zijn absum (abesse)=afwezig zijn afui=pf van abesse: afwezig zijn eo (ire)=gaan ii=pf van ire: gaan adeo (adire)=gaan naar adii=pf van adire: gaan naar possum (posse)=kunnen potui=pf van posse: kunnen odi (odisse)=haten (pf.vormen met praes.betekenis) coepi (pf)=ik begin; ik begon inquit=hij/zij zegt; zei voorzetsels met accusativus: per=over; door ... heen in=naar sub=onder(in) inter=tussen ante=voor prope=dichtbij ad=naar propter=wegens post=na voorzetsels met ablativus: in=in; op; tijdens pro=voor a / ab=van(af); door de=vanaf; over e / ex=uit; sinds cum=met sine=zonder voegwoorden / bijwoorden / vraagwoorden / 'kleine woordjes': saepe=vaak ibi=daar huc=hierheen hic=hier quoque=ook ubi=waar sed=maar enim=want; immers deinde=vervolgens nunc=nu nam=want nec=en niet; ook niet nec ... nec=noch ... noch ... tum=toen; dan autem=echter diu=lang; lange tijd dum=terwijl subito=plotseling cum=wanneer; toen cur=waarom numquam=nooit tantum=slechts tamquam=als het ware iam=al; reeds non iam=niet meer etiam=zelfs; ook Domum advenisne ?=Kom jij naar huis? (-ne onvertaald laten; markeert de vraagzin) ut=zodra; zoals et ... et=zowel ... als ... interea=intussen valde=zeer mox=weldra; spoedig quidem=weliswaar; echter postquam=nadat bene (bijwoord van bonus)=goed hodie=vandaag quod=omdat nihil=niets sic=zo tunc=toen quamquam=hoewel tamen=toch tam=zo quia=omdat quomodo=hoe ita=zo postea=later itaque=dus nondum=nog niet si=als; indien nisi=als niet mater paterque=moeder en vader (-que = en) quis=wie ? quid=wat ? voornaamwoorden: qui; quae; quod=die; dat (betrekkelijk); welke (vragend) hic; haec; hoc=deze; dit (aanwijzend) iste; ista; istud=die; dat (aanwijzend) ille; illa; illud=die; dat (aanwijzend) is; ea; id=hij; zij; het / die; deze; dat (persoonlijk en aanwijzend) ego - mihi - me - a me/mecum=ik - aan/voor mij - mij - door mij/met mij (persoonlijk) tu - tibi - te - a te/tecum=jij - aan/voor jou - jou - door jou/met jou (persoonlijk)
Ingezonden op 17-09-2015 - 898x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
08-11-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!