Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Frans Anna, deel 1

1 Hoofdstuk 1.1 1,4

Jaar 1 (havo/vwo)

je suis = ik ben
tu es = jij bent
il est = hij is
elle est = zij is
Anne est = Anne is
on est = men is/we zijn
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn/u bent
ils sont = zij zijn (m)
Paul et Anne sont = Paul en Anne zijn
elles sont = zij zijn (v)
Anne et Marine sont = Anne en Marine zijn
Tu es Américaine? = Ben jij Amerikaanse?
Marieke est malade = Marieke is ziek
Nous sommes à la terrasse = Wij zijn op het terras
oui = ja
non = nee
et = en
comment = hoe
je m'appelle = ik heet
tu vas = jij gaat
il rencontre = hij ontmoet
tu parles = jij praat, spreekt
viens! = kom!
regarde! = kijk!
un peu = een beetje
qu'est-ce que c'est? = wat is dat?
là = daar
dans = in
aussi = ook
tu veux = je wilt
une glace = een ijsje
devant = voor
la langue = de taal
l'anglais m = het Engels
l'allemand m = het Duits
le hollandais = het Nederlands
le français = het Frans
l'Américain(e) m/v = de Amerikaan / de Amerikaanse
l'Allemand(e) m/v = de Duitser / de Duitse
le / la Hollandais(e) = de Nederlander / de Nederlandse
le / la Marocain(e) = de Marokkaan / de Marokkaanse
le / la Français(e) = de Fransman / de Française
avec = met
c'est = het is
génial = te gek
super = super
grand = groot
cher = duur
ici = hier
mais = maar
la photo = de foto
les parents m mv = de ouders
le copain = de vriend
la copine = de vriendin
le musée = het museum
il y a = er is / er zijn
malade = ziek
le fromage = de kaas
la salade = de salade
les frites v mv = de frietjes
le poulet = de kip
le thé = de thee
le café = de koffie
le coca = de cola
l'adresse v = het adres
le numéro de téléphone = het telefoonnummer
l'âge m = de leeftijd
l'animal m / les animaux = het dier / de dieren
le chat = de kat
le chien = de hond
le garçon = de jongen
la fille = het meisje
l'ami m = de vriend
l'amie v = de vriendin
le / la prof = de leraar / de lerares
le frère = de broer
ja = oui
nee = non
en = et
jij gaat = tu vas
ik heet = je m'appelle
jij praat, spreekt = tu parles
het Frans = le français
het Nederlands = le hollandais
de Fransman = le Français
de Française = la Française
de Nederlander = le Hollandais
de Nederlandse = la Hollandaise
in = dans
met = avec
ook = aussi
daar = là
hier = ici
jij wilt / wil jij? = tu veux
het is = c'est
te gek = génial
groot = grand
duur = cher
maar = mais
er is / er zijn = il y a
de frietjes = les frites v mv
de thee = le thé
de koffie = le café
de cola = le coca
een ijsje = une glace
het adres = l'adresse v
het telefoonnummer = le numéro de téléphone
de kat = le chat
de hond = le chien
de foto = la photo
de jongen = le garçon
het meisje = la fille
de vriend = l'ami m, le copain
de vriendin = l'amie v, la copine
de ouders = les parents m mv
de broer = le frère
0 = zéro
1 = un
2 = deux
3 = trois
4 = quatre
5 = cinq
6 = six
7 = sept
8 = huit
9 = neuf
10 = dix
11 = onze
12 = douze
13 = treize
14 = quatorze
15 = quinze
16 = seize
17 = dix-sept
18 = dix-huit
19 = dix-neuf
20 = vingt
je suis = ik ben 
tu es = jij bent 
paul est = paul is 
elle est = zij is 
anne est = anne is
on est = we zijn
vous êtes = jullie zijn
ils sont = zij zijn
paul et anne sont = paul en anne zijn
elles sont = zij zijn
enne et marine sont = anne en marine zijn
tu es américain = ben jij amerikaanse 
marieke est malade = marieke is ziek
nous sommes á la terrasse = wij zijn op het terras 
ça va = hoe gaat het 
ça va bien = het gaat goed
ça ne va pas bien = het gaat niet goed
comment tu t'appelles = hoe heet je 
je m'appelle marieke = ik heet marieke 
non je suis Hollandaise = nee ik ben nederlandse 
tu parles français = spreek je frans
oui un petit peu = ja een beetje 
non pas du tout = nee helemaal niet 
tu as quel âge = hoe oud ben je 
j'ai 12 ans 
zéro = 0
un =1 
deux = 2
trois = 3
quatre = 4
cinq = 5
six = 6
sept = 7
huit = 8
neuf = 9
dix = 10
onze = 11
douze = 12
treize = 13
quatorze = 14
quinze = 15 
seize = 16 
dix-sept = 17 
dix-huit = 18 
dix-neuf = 19
vingt = 20
le garçon = de jongen 
le musée = het museum 
la prof = de lerares 
l'hôtel = het hotel 
l'amie = de vriendin 
les garçon = de jongens 
les hôtels = de hotels 
les filles = de jongens 
les amies = de vriendinnen 
tu habites où = waar woon je 
j'habite à paris = ik woon in parijs 
quel est ton numéro de téléphone = wat is je telefoonnummer 
c'est le = dat is 
tu as un chien = heb je een hond
non j'ai un chat = nee ik heb een kat 
un chat qu'est-ce que c'est = een kat wat is dat 
c'est un animal = dat is een dier

Ingezonden op 28-09-2015 - 933x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 01-10-2015.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Frans Anna, deel 1

1 Hoofdstuk 1.1 1,4