Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans I. Werbrouck
› 3 Spaans/Nederlands Mijn werkwoordenlijst 3° jaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans I. Werbrouck
, deel b
3 Spaans/Nederlands Mijn werkwoordenlijst 3° jaar
Jaar 3 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abolir = afschaffen, intrekken, nietig verklaren abstenerse(abstengo) = zich onthouden acabar con = afrekenen met, komaf maken acabar de = zojuist gedaan hebben aceptar = aanvaarden aconsejar = raad geven, adviseren adiestrar = africhten (hond) afectar = beïnvloeden ar agacharse = zich bukken, vooroverbuigen WW aguantar = uithouden, verdragen,verduren ajetrearse = zich afbeulen, zich afjakkeren WW aliviar = verlichten, stillen, verzachten almacenar = voorraad opslaan almidonar = stijven alzar = opheffen, omhoogheffen object of de stem amenazar = bedreigen animar = moed geven,opkikkeren, opmonteren apagar = uitdoen, uitschakelen van toestellen apartar = wegschuiven, wegtrekken apetecer = houden van, lusten, lekker vinden aplastar = verpletteren aportar = aanbrengen, aanvoeren, bijbrengen, bijdragen aposentar = onderdak verschaffen aposentarse = onderkomen vinden WW aprovechar = genieten, profiteren apuntar = inschrijven, registreren arreglar = herstellen arriesgar = durven, riskeren arrodillarse = zich knielen, op de knieën gaan WW asar = braden asomar = opduiken, te voorschijn komen, de kop opsteken aspirar = streven naar, betrachten, willen bereiken aumentar = doen toenemen, verhogen avergonzarse(üe) = zich beschamen (ww) bajar = downloaden bostezar = geeuwen brindar = toasten, een toast uitbrengen, heildronk bucear = duiken burlar = misleiden, beetnemen cagar = kakken chocar = botsen, aanrijden colocar = plaatsen, op de plaats zetten combatir = bestrijden comentar = becomentariëren confiar = toevertrouwen convencer(convenzo) = overtuigen, overhalen costar(ue) = moeite kosten crear = scheppen, maken, oprichten criar = grootbrengen, opvoeden, kweken, voeden criarse = (op)groeien cuidar = verzorgen, zorgen voor, oppassen cumplir = vervullen (verjaardag) derrochar = verkwisten (niet "gastar") desanimarse = ontmoedigd worden ww desesperar = wanhopen, de hoop opgeven desmayarse = flauwvallen WW destacar = in het oog springen, er uithalen, benadrukken, losmaken destituir = afzetten (president) desvirtuar = verdaaien, verkeerd voorstellen discutir = ruzieën, ruzieën, bekvechten, bespreken dislocar = verstuiken, ontwrichten disminuir(disminuyo) = verminderen, verzwakken dosificar = doseren echar = strooien, uitgooien, weg smijten, eruitzetten ejercer = oefenen, aanwenden, uitoefenen encender(ie) = aansteken encoger(encojo) = verschrompelen, krimpen enfrentar/afrontar = aandurven, onder ogen zien engañar = misleiden, bedriegen enganchar = aan de haak slaan, lijmen enlazar = verstrengelen, verbinden ensayar = repeteren enseñar = lesgeven, onderwijzen, leren enterarse = er achter komen, te weten komen, op de hoogte raken enterrar(ie) = begraven envidiar = jaloers zijn escoger(escojo) = kiezen, uitzoeken escupir = spuwen, uitspuwen esfumar = vervagen, vervluchtigen establecer(establezco) = vestigen, stichten, oprichten, een zaak opzetten estallar = uitbarsten, losbreken estornudar = niezen estrenar = voor de eerste keer, inhuldigen, inwijden, plechtig bevestigen exigir(exijo) = eisen, vereisen, verlangen, vragen extender(ie) = uittrekken, groter maken, verlengen fastidiar = ergeren, irriteren, pesten, boos maken fiarse en (me fío) = vertrouwen hebben in frotar = wrijven ganar = winnen gastar = verspillen, verbeuzelen, opgebruiken, verkwisten gatear = kruipen, vleien, flikflooien golpear = slaan gritar = schreeuwen hundirse = instorten, wegzakken, inzakken, zinken WW inclinarse = zich buigen, hellen, glooien WW influir(influyo) = beïnvloeden ir ingresar = toetreden, lid maken, zich aansluiten iniciar = aanvangen, startne, beginnen insistir en = erop staan invadir = veroveren lamer = likken lanzarse = in werking stellen, lanceren, afvuren WW lograr = bereiken, er in slagen luchar contra = strijden tegen manifestar(ie) = blijk geven, uiten, vertonen menear = heen en weer bewegen, met hoofd, kwispelen staart menear la cabeza = het hoofd schudden mercar = verkrijgen, kopen, aanschaffen merecer(merezco) = verdienen (geld), het waard zijn meterse en = zich bemoeien WW mimar = verwennen, vertroetelen molestar = storen, ambeteren morder(ue) = bijten mudarse = verhuizen WW oler(huelo,hueles,huele,olemos,oléis,huelen) = ruiken, opsnuiven, speuren olfatear = snuffelen aan, ruiken aan omitir = overslaan, weglaten pararse = stoppen, halt houden ww pelar = pellen perder(ie) = verliezen perjudicar = schaden, beschadigen pertenecer = behoren tot iets pestañear = knipperen plantear = stellen, opwerpen, planne, formuleren (van een probleem) podar = snoeien ponerse de pie = gaan staan prestar = lenen promulgar = afkondigen, uitvaardigen, wet maken recoger(recojo) = ophalen recomendar(ie) = aanprijzen, tot aanbeveling strekken reflejar = weerspiegelen reflexionar = nadenken, overdenken registrar = aanmelden op pc rehusar = weigeren, afslaan, verwerpen relacionar = in relatie brengen rendirse(i) = het opgeven, zich overgeven reñirse(i) sobre = berispen, twisten, uitvaren WW resurgir(resurjo) = herleven, herrijzen, weer krachtig worden, weer opduiken retrasarse = achterblijven, achterop raken WW reunificar = herenigen, terug bij elkaar brengen revelar/desvelar = onthullen (2 sin.) sacar de paseo a algo = uitlaten (bv. hond) saltar = overslaan salvar = redden sangrar = bloeden secuestrar = ontvoeren sepultar = begraven soler + infinitivo = gewoonlijk iets doen soliloquiar = in jezelf spreken soportar = verdragen, dulden suavizar = verzachten, zwakker maken, afzwakken suceder = gebeuren, plaatsvinden, voordoen sudar = zweten sumarse = zich bijvoegen WW suprimir = afschaffen, intrekken, weglaten tapar = bedekken tener ganas = zin hebben tirar = bekogelen, werpen, wegdoen, eruitgooien trasladarse = verhuizen WW triturar = versnipperen, versnijden, fijnstampen tumbar = omver lopen tumbarse = languit gaan liggen ww (zoals acos...) unirse = zich verenigen valer(valgo) = waard zijn, van nut zijn valorar = waarderen volar(ue) = vliegen vomitar = overgeven
Ingezonden op 03-10-2015 - 620x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
06-05-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!