Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Vwo 5
› 0 Smoes Frans
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Vwo 5
0 Smoes Frans
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
C’est une activité professionnelle= Het is een beroepsactiviteit L’action se déroule où?= Waar speelt de actie zich af? n’importe où= waar dan ook à l’école / à la piscine / dehors / dedans=op school / in het zwembad / buiten / binnen L’action se déroule quand?= Wanneer speelt de actie zich af? le résultat= het resultaat les conséquences= de gevolgen C’est le travail de quelqu’un qui= Het is het werk van iemand die C’est le jour où= Het is de dag waarop C’est une personne d’un certain âge= Het is iemand van een bepaalde leeftijd Le mot se rapporte à une femme / un homme=Het woord heeft te maken met een vrouw/een man Il s’agit d’un groupe de personnes= Het gaat om een groep mensen C’est une profession / un métier= Het is een beroep C’est une personne qui= Het is iemand die C’est un métier typiquement féminin= Het is een typisch vrouwelijk beroep masculin= mannelijk On appelle comme ça une personne qui=Zo noem je iemand die C’est un homme / une femme= Het is een man / een vrouw C’est un truc/ une chose/ un objet = Het is een ding L’objet sert à = Het voorwerp dient om C’est ce qu’on utilise pour = Dat is wat men gebruikt voor On s’en sert pour = Men gebruikt het om On en a besoin quand on = Je hebt het nodig als je C’est pratique/utile = Het is handig C’est un ustensile = Het is een gebruiksvoorwerp C’est un outil pour = Het is gereedschap om On peut le déplacer = Je kunt het verplaatsen c’est une partie de = Het is een deel van C’est un élément/une pièce de = Het is een onderdeel van une salle = een zaal un bâtiment / un édifice = een gebouw une ville / un village = een stad / een dorp une chambre = een slaapkamer une salle de bains = een badkamer une cuisine = een keuken un jardin = een tuin une rue = een straat un endroit = een plek un magasin = een winkel C’est un genre de = Het is een soort van Cela ressemble à = Het lijkt op On dirait = Het lijkt wel C’est (un peu) comme= Het is (een beetje) als grand =groot rouge =rood petit = klein haut = hoog court = kort long = lang léger = licht lourd = zwaar gros = dik mince = dun rond = rond rectangulaire = rechthoekig carré = vierkant bleu = blauw vert = groen jaune = geel gris = grijs noir = zwart blanc = wit marron = bruin violet = paars rose = roze rouge vif = felrood vert clair = lichtgroen bleu foncé = donkerblauw à rayures = gestreept à carreaux = geruit uni = effen à pois = gestippeld de toutes les couleurs= van alle kleuren en bois = van hout en métal =van metaal en plastique= van plastic en argent =van zilver en or = van goud en carton =van karton en tissu = van stof en verre =van glas en coton =van katoen en laine = van wol en fer = van ijzer en soie = van zijde en nylon =van nylon en pierre= van steen On y joue = Je speelt het Ce jeu se joue = Dit spel wordt gespeeld C’est un jeu d’enfants = Het is een kinderspel C’est un sport d’équipe = Het is een teamsport C’est un sport individuel = Het is een individuele sport à deux / à quatre / en équipe = Met z’n tweeën / vieren / met een team dehors / dedans = buiten / binnen une salle de sport = een gymzaal une ballon = een bal een racket =une raquette une fête nationale = een nationaal feest C’est le jour où = Het is de dag waarop C’est le moment où = het is het moment waarop C’est le 30 avril = Het is op 30 april C’est un animal qu’on trouve dans = Het is een dier dat je vindt in C’est une petit bête = Het is een klein beestje Un animal domestique = Een huisdier Un animal sauvage = Een wild dier Un animal de la ferme = Een dier van de boerderij Il mange des legumes / des plantes = Hij eet groente /planten Il pique = Hij prikt Il mord = Hij bijt la jungle / la forêt / le zoo= de jungle / het bos / de dierentuin un insecte = een insect un poisson = een vis un reptile = een reptiel un prédateur = een roofdier un mammifère = een zoogdier un oiseau = een vogel herbivore = groenteneter carnivore = vleesetend omnivore = alleseter apprivoisé = getemd les pattes = de poten la tête = het hoofd / de kop la queue (keu) = de staart Ça se mange = Je kunt het eten Ça fleurit au printemps / en été= Het bloeit in de lente / zomer Ça pousse dans le bois = Het groeit in het bos On la trouve dans les jardins = Je vindt hem in tuinen au salon dans un pot = in de kamer in een pot C’est une plante qui sent bon = Het is een plant die lekker ruikt comestible = eetbaar vénéneuse = giftig le jardin potager = de moestuin une arbuste = een struik une arbre =een boom Ça sert à transporter = Het is voor het vervoer van… Ça roule sur des pneus = Het rijdt op banden C’est un moyen de transport = Het is een vervoermiddel Ça vole, ça n’a pas de pneus = Het vliegt, het heeft geen banden Ça glisse = Het glijdt un train = een trein une voiture = een auto un bateau = een boot un avion = een vliegtuig un camion = een vrachtwagen un vélo = een fiets On l’entend quand = Je hoort het als Ça s’entend la nuit quand= je hoort het ’s nachts als C’est un son agréable = Het is een prettig geluid désagréable = vervelend très fort = heel hard C’est l’appel d’un animal qui vit… = Het is de roep van een dier dat leeft.... dans le bois =in het bos Ce n’est pas = Het is niet C’est le contraire de = Het is het tegenovergestelde van
Ingezonden op 06-10-2015 - 1229x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!