Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Idioom Veerle
› 2640 26 t/m 40
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Idioom Veerle
2640 26 t/m 40
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
curriculum = leerplan, studieprogramma to appear = blijken obvious, apparent, evident = duidelijk obviously, apparently, evidently = blijkbaar science = wetenschap scientist = wetenschapper scientific = wetenschappelijk to develop = zich ontwikkelen development = ontwikkeling option = keuze(mogelijkheid) optional = keuze- poet = dichter poem = gedicht poetry = gedichten lecture = college; lezing to attend = bijwonen attendance = aanwezigheid research = onderzoek truant = spijbelaar to play truant = spijbelen truancy = gespijbel; spijbelen to address = aanpakken anything but = allesbehalve but = behalve apt = knap aptitude = aanleg bilingual = tweetalig native language = moedertaal to interrupt = onderbreken proverb = spreekwoord gossip = roddel to gossip = roddelen to utter = uiten remark = opmerking to remark = opmerken witty = geestig subject = onderwerp curious = eigenaardig chairman = voorzitter to sum up = samenvatten to affirm = bevestigen affirmative = bevestigend apt = toepasselijk dumb = stom coarse = ruw, grof utterance = uiting (in)audible = (on)hoorbaar casual = terloops to exclaim = uitroepen wit = humor odd, queer = vreemd to deliberate = overleggen native tongue = moedertaal eloquent = welsprekend eloquence = welsprekendheid fluent = vloeiend to emphasize, to stress = benadrukken emphasis, stress = klemtoon, nadruk to chat = kletsen to interpret = uitleggen; interpreteren interpreter = tolk to confuse = in verwarring brengen, door elkaar halen confusing = verwarrend confusion = verwarring understatement = te zwakke uitdrukking account = verslag narrator = verteller slang = jargon silence = stilte silent = stil; zwijgend plain = duidelijk to narrate = vertellen narrative = verhalend to mutter = mompelen to address = toespreken address = toespraak mute = sprakeloos; stom to observe = opmerken observation = opmerking to elaborate = uitweiden elaborate = uitvoerig taciturn = zwijgzaam to elevate = verheffen maxim = stelregel; spreuk initial = begin(letter); initiaal draft = concept, klad paragraph = alinea stationery = schrijfwaren to derive from = afleiden van to sign = ondertekenen signature = handtekening to refer to = verwijzen naar reference = verwijzing to abbreviate = afkorten abbreviation = afkorting object = voorwerp to underline = onderstrepen to advertise = adverteren advertisement, ad, advert = advertentie (il)legible = (on)leesbaar to omit = weglaten omission = weglating minutes = notulen to enclose = insluiten (ir)relevant = (in)relevant; (on)belangrijk relevance = relevantie; belang to compile = samenstellen anthology = bloemlezing comprehensive = uitgebreid the Scriptures = het Heilige Schrift to inscribe = kerven to seal = verzegelen scrap = stukje instance = voorbeeld character = figuur preface = voorwoord volume = deel novel = roman novelist = romanschrijver vivid = levendig to review = recenseren review = recensie reviewer = recensent critic = criticus criticism = kritiek to criticize = bekritiseren critical = kritisch to fascinate = boeien; fascineren pile = stapel villain = schurk adaptation = bewerking to deal with = behandelen outline = overzicht juvenile = jeugd- fiction = fictie, verzinsel; romans fictitious, fictional = verzonnen to revise = herzien scope = bestek; terrein to relate = vertellen obscure = onduidelijk to obey = gehoorzamen to disobey = ongehoorzaam zijn (dis)obedient = (on)gehoorzaam (dis)obedience = (on)gehoorzaamheid to punish = straffen punishment = straf to behave = zich gedragen behaviour = gedrag to tackle = aanpakken to bully = pesten bully = pestkop to justify = rechtvaardigen justification = rechtvaardiging to admit = toevoegen to harass = lastigvallen hostile = vijandig hostility = vijandigheid wicked = gemeen; slecht to tend to = de neiging hebben om tendency = neiging to warn = waarschuwen warning = waarschuwing prudent = verstandig; voorzichtig to own = toegeven fashion = manier civil = beleefd to amend = verbeteren; veranderen to repress = onderdrukken corporal, punishment = lijfstraf(fen) (in)compatible = (on)verenigbaar shy, timid = verlegen shyness, timidity = verlegenheid obstinate = koppig frank = eerlijk, openhartig (in)consistent = (in)consequent (in)consistency = (in)consequentheid vain = ijdel vanity = ijdelheid (dis)loyal = (on)trouw hospitable = gastvrij hospitality = gastvrijheid inclined = geneigd conceited = verwaand virtue = deugd vice = ondeugd stubborn = koppig courteous = hoffelijk courtesy = hoffelijkheid dignity = waardigheid dignified = waardig; deftig to indulge = toegeven aan indulgent = toegeeflijk gentle = zachtaardig blemish = smet; vlek candid = eerlijk, openhartig candour = openhartigheid conceit = verwaandheid liable, apt, prone = geneigd impudent, insolent = brutaal impudence, insolence = brutaliteit to approve of = goedkeuren to disapprove of = afkeuren approval = goedkeuring disapproval = afkeuring hooligan = vandaal hooliganism = vandalisme to treat to = trakteren op to apply to = gelden voor authority = gezag to provoke = uitlokken; uitdagen provocative = uitdagend to flatter = vleien to apologise = zich verontschuldigen apology = excuus by no means = helemaal niet to induce =ertoe brengen gross = grof, ruw apologetic = verontschuldigend scum = uitschot harsh = streng; hard to refrain from = zich onthouden van manifest = duidelijk to pretend = doen alsof indifferent = onverschillig indifference = onverschilligheid sense of humour = gevoel voor humor naughty = ondeugend cheek = brutaliteit mean = gemeen intruder = indringer to conform = zich aanpassen guideline = richtlijn measure = maatregel to deal with, to handle = omgaan met; aanpakken the reverse = het omgekeerde to reverse = omdraaien reversal = wisseling, omkering crude = ruw considerate = attent licentious = losbandig to intrude = storen intrusion = inbreuk to sense = voelen to lapse into = vervallen in counsel = advies to affect = doen alsof mischief = kattenkwaad mischievous = ondeugend to squander = verkwisten similar = gelijk similarity = overeenkomst pretence = voorwendsel to compel = dwingen compulsion = dwang to lead astray = op het verkeerde pad brengen polite = beleefd impolite = onbeleefd to realize = beseffen consequence = gevolg consequently = als gevolg, daarom to sneer at = neerkijken op to tamper with = knoeien aan row, quarrel = ruzie to quarrel = ruzie maken to persevere = volhouden, volharden to insult, to offend = beledigen insult, offence = belediging offensive = beledigend furious = woedend to tease = plagen to obtain = (ver)krijgen prudish = preuts haughty = hooghartig complacent, smug = zelfvoldaan complacency = zelfvoldaanheid unruly = lastig; onhandelbaar to mould = vormen, kneden boisterous = luidruchtig to heed = acht slaan op impetuous = onstuimig mob = menigte engaging = innemend, aardig peculiarity = eigenaardigheid rude = onbeleefd nursery school = kleuterschool primary school = basisschool secondary school = voortgezet onderwijs grammar school = gymnasium boarding-school = kostschool comprehensive = scholengemeenschap to educate = opvoeden; onderwijzen education = opleiding; onderwijs to innovate = vernieuwen innovation = vernieuwing innovative = vernieuwend subject = vak to graduate = afstuderen graduate = afgestudeerde to bore = vervelen boring = saai degree =graad scholar = geleerde scholarship = beurs to enable = in staat stellen kindergarten = kleuterschool exemplary = voorbeeldig primary = eerste; voornaamste to grant = verlenen undergraduate = student honorary degree = eredoctoraat unduly = al te zeer eminent = uitstekend; vooraanstaand a pass = een voldoende a fail = een onvoldoende to astonish = verbazen to amaze = verbazen astonishment = verbazing amazement = verbazing average = gemiddeld actual(ly) = eigenlijk unless = tenzij gymnasium = gymnastiekzaal to neglect = verwaarlozen society = de maatschappij term = trimester mathematics (maths) = wiskunde to calculate = (be)rekenen calculation = berekening certificate = diploma physics = natuurkunde physicist = natuurkundige diary = agenda; dagboek superficial = oppervlakkig dull = saai neglect = verwaarlozing negligible = te verwaarlozen negligence = slordigheid vocabulary = woordenschat rule = regel to apply = toepassen handicraft = handvaardigheid arithmetic = rekenen to multiply = vermenigvuldigen nickname = bijnaam angle = hoek odd = oneven to praise = prijzen illiterate = analfabeet illiteracy = analfabetisme oral = mondeling to compare = vergelijken comparable = vergelijkbaar comparison = vergelijking comparatively = betrekkelijk essay = opstel composition = opstel masculine = mannelijk faminine = vrouwelijk literacy = alfabetisme attentive = oplettend smart = knap tuition = onderwijs applicable = van toepassing progress = vorderingen rapid = snel extract = uittreksel able = bekwaam capable = bekwaam ability = bekwaamheid capability = bekwaamheid advanced = gevorderd to disturb = storen disturbance = verstoring course = cursus deputy = plaatsvervanger to apply to = zich wenden tot to overlook = over het hoofd zien ambiguous = dubbelzinnig to account for = verklaren to bother = lastigvallen profound = diepgaand; grondig tutor = privéleraar lax = slap tedious = saai to excel = uitblinken hence = vandaar; daarom altogether = helemaal linguistics = taalwetenschap linguist = taalkundige swift = snel to assess = beoordelen assessment = beoordeling career = loopbaan careers teacher = decaan to crib = spieken grant = studietoelage to skip = overslaan to oblige = verplichten obligation = verplichting to quote = aanhalen; citeren quotation = citaat stern = streng lenient = soepel to intend = van plan zijn intention = bedoeling; plan gift = aanleg; talent to remain = blijven survey = overzicht summery = samenvatting summerize = samenvatten compulsory = verplicht vocation = roeping paraphrase = weergave in eigen woorden obligatory = verplicht phrase = woordgroep; zinsnede proficient = vaardig proficiency = vaardigheid to acquire = verkrijgen acquisition = aanwinst; aankoop inverted commas = aanhalingstekens
Ingezonden op 07-10-2015 - 848x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!