Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
El aula
› 1 Nosotros
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
El aula
, deel 1
1 Nosotros
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
A qué te dedicas? = Wat doe je voor werk? alemán/ana = Duits algo = iets amigo/a = de vriend(in) argentino/a = Argentijns bailar = dansen bilingüe = tweetalig brasileño = Braziliaans camarero/a = de ober/serveerster cantar = zingen cocinar = koken cocinero/a = de kok/kokkin como = zoals compañero/a de trabajo = de collega Cuál? = Welk(e)?, wat? Cuántos años tienes? = Hoe oud ben je? De dónde eres? = Waar kom je vandaan? de/del = van, van het/de director/a = de regisseur/regisseuse diseñador/a gráfica = de grafisch vormgever/vormgeefster e = en el actor/la actriz = de acteur/actrice el aeropuerto = de luchthaven, het vliegveld el almendro = de amandelboom el amor = de liefde el apellido = de achternaam el arte = de kunst el bolígrafo = de pen, de balpen el cine = de bioscoop el correo electrónico = de e-mail el fútbol = het voetbal el gas = het gas el gato = de kat el gimnasio = de sportschool el gol = de goal el gusto = de smaak el hotel = het hotel el jamón = de ham el jefe = de baas/bazin el libro = het boek el lugar de origen = de plaats van herkomst el menú del día = het dagmenu el metro = de metro el móvil = de mobiele telefoon el museo = het museum el nombre = de naam el número de teléfono = het telefoonnummer el ordenador = de computer el pingüino = de pinguïn el proyector = de projector el quilo = de kilo el sol = de zon el taxi = de taxi el teatro = het theater el teléfono = de telefoon el tenis = het tennis el viaje = de reis el zoo = de dierentuin el zumo = het sap él, ella = hij, zij ellos, ellas = zij (meervoud) empresario/a = de ondernemer/onderneemster enfermero/a = de verpleegkundige eres = je bent es = hij/zij is es = is escribir = schrijven esquiar = skiën estudiante = de student(e) francés/esa = Frans general = algemeen hispano/a = Spaanstalig ideal = ideaal importante = belangrijk inglés/a = Engels interesante = interessant internacional = internationaal italiano/a = Italiaans joven = jong, jongere jugar = spelen la agencia de viajes = het reisbureau la arquitectura = de architectuur la calle = de straat la casa = het huis la colección = de verzameling la comida = het eten, de maaltijd la cuenta = de rekening la cultura = de cultuur la dirección = het adres la droguería = de drogisterij la edad = de leeftijd la empresa = het bedrijf la escuela = de school la expresión = de uitdrukking la guerra = de oorlog la guitarra = de gitaar la historia = de geschiedenis la hoja de papel = het vel papier la informática = de IT, de informatica la madre = de moeder la mesa = de afel la mochila = de rugzak la nacionalidad = de nationaliteit la palabra = het woord la papelera = de prullenmand la pareja = de partner la perfumería = de parfumerie la pizarra = het schoolbord la profesión = het beroep la ropa = de kleding la silla = de stoel la tapa = de tapa, het borrelhapje la tele = de televisie la unidad = het hoofdstuk, de eenheid las preguntas = vragen las vacaciones = de vakantie leer = lezen lo más = het meest los años = de jaren me llamo = ik heet mi = mijn municipal = gemeentelijk nos llamamos = wij heten o = of os dedicáis = jullie doen ... voor de kost os llamáis = jullie heten para = om te para mí = voor mij periodista = de journalist(e) preguntar = vragen profesor/a = de docent Quién es? = Met wie spreek ik? quiero = ik wil reloj de arena = zandloper saber = weten se dice = men/je zegt se llama = hij/zij heet se llaman = zij heten se pronuncia = je spreekt het uit señor/a = de heer/mevrouw sobre = over sois = jullie zijn somos = wij zijn son = zij zijn soy = ik ben Suecia = Zweden sueco/a = Zweeds te llama = hij/zij noemt jou te llamas = jij heet te llevas = je neemt mee tenéis = jullie hebben tenemos = wij hebben tengo = ik heb ti = jou tiene = hij/zij heeft tienen = zij hebben tienes = jij hebt tocar = spelen, aanraken trabajar = je werkt trabajo = ik werk traductor/a = de vertaler/vertaalster tu = jouw un/a = een ver = kijken, zien viajar = reizen vosotros/as = jullie
Ingezonden op 09-10-2015 - 264x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!