Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Irregular verbs THV2/TH3
› 1 Irregular verbs TTO 3 2015/2016 first half
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Irregular verbs THV2/TH3
, deel 1
1 Irregular verbs TTO 3 2015/2016 first half
Jaar 3 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to be, am, is, are = (past simple=was/were)(past participle= have been)(vertaling=zijn) to abide = (past simple=abode)(past participle=have abode)(vertaling=verbreiden, verdragen) to arise = (past simple=arose)(past participle=have arisen)(vertaling=tot leven komen) to awake = (past simple=awoke/awaked)(past participle=have awoken/awaked)(vertaling=ontwaken) to bear = (past simple=bore)(past participle=have borne)(vertaling=verdragen) to be born = (past simple=nvt)(past participle=was/were born)(vertaling=geboren worden) to beat = (past simple=beat)(past participle=have beaten)(vertaling=(ver)slaan) to become = (past simple=became)(past participle=have become)(vertaling=worden) to befall = (past simple=befell)(past participle=have befallen)(vertaling=overkomen, gebeuren) to beget = (past simple=begot)(past participle=have begotten)(vertaling=voortbrengen, kweken) to begin = (past simple=began)(past participle=have begun)(vertaling=beginnen) to behold = (past simple=beheld)(past participle=have beheld)(vertaling=aanschouwen) to bend = (past simple=bent)(past participle=have bent)(vertaling=buigen) to bereave = (past simple=bereaved)(past participle=have bereaved/bereft)(vertaling=wegnemen/beroven) to beseech = (past simple=besought)(past participle=have besought)(vertaling=smeken) to bet = (past simple=betted/bet)(past participle=have betted/bet)(vertaling=wedden) to bid = (past simple=bade)(past participle=have bidden)(vertaling=gebieden, verzoeken) to bid (bieden) = (past simple=bid )(past participle=have bid)(vertaling=bieden op een veiling) to bind = (past simple=bound)(past participle=have bound)(vertaling=binden) to bite = (past simple=bit)(past participle=have bitten)(vertaling=bijten) to bleed = (past simple=bled)(past participle=have bled)(vertaling=bloeden) to blow = (past simple=blew)(past participle=have blown)(vertaling=blazen, waaien) to break = (past simple=broke)(past participle=have broken)(vertaling=breken) to breed = (past simple=bred)(past participle=have bred)(vertaling=fokken, kweken) to bring = (past simple=brought)(past participle=have brought)(vertaling=brengen) to broadcast = (past simple=broadcast)(past participle=have broadcast)(vertaling=uitzenden) to build = (past simple=built)(past participle=have built)(vertaling=bouwen) to burn = (past simple=burned/burnt)(past participle=have burned/burnt)(vertaling=branden) to burst = (past simple=burst)(past participle=have burst)(vertaling=barsten) to buy = (past simple=bought)(past participle=have bought)(vertaling=kopen) to cast = (past simple=cast)(past participle=have cast)(vertaling=gooien) to catch = (past simple=caught)(past participle=have caught)(vertaling=vangen) to chide = (past simple=chid)(past participle=have chidden)(vertaling=berispen) to choose = (past simple=chose)(past participle=have chosen)(vertaling=kiezen) to clap = (past simple=clapped/clapt)(past participle=have clapped/clapt)(vertaling=klappen) to cleave = (past simple=clove/cleft)(past participle=have cloven/cleft)(vertaling=klieven, splijten) to cling = (past simple=clung)(past participle=have clung)(vertaling=zich vastklemmen) to clothe = (past simple=clothed/clad)(past participle=have clothed/clad)(vertaling=aan-, be-, in-, omkleden) to come = (past simple=came)(past participle=have come)(vertaling=komen) to cost = (past simple=cost)(past participle=have cost)(vertaling=kosten) to creep = (past simple=crept)(past participle=have crept)(vertaling=kruipen) to crow = (past simple=crowed/crew)(past participle=have crowed)(vertaling=kraaien) to cut = (past simple=cut)(past participle=have cut)(vertaling=snijden, knippen) to dare = (past simple=dared/durst)(past participle=have dared/durst)(vertaling=durven) to deal = (past simple=dealt)(past participle=have dealt)(vertaling=handelen) to dig = (past simple=dug)(past participle=have dug)(vertaling=graven) to do = (past simple=did)(past participle=have done)(vertaling=doen) to draw = (past simple=drew)(past participle=have drawn)(vertaling=trekken, tekenen) to dream = (past simple=dreamed/dreamt)(past participle=have dreamed/dreamt)(vertaling=dromen) to drink = (past simple=drank)(past participle=have drunk)(vertaling=drinken) to drive = (past simple=drove)(past participle=have driven)(vertaling=rijden, drijven) to dwell = (past simple=dwelled/dwelt)(past participle=have dwelled/dwelt)(vertaling=wonen, verblijven) to eat = (past simple=ate)(past participle=have eaten)(vertaling=eten) to fall = (past simple=fell)(past participle=have fallen)(vertaling=vallen) to feed = (past simple=fed)(past participle=have fed)(vertaling=(zich) voeden) to feel = (past simple=felt)(past participle=have felt)(vertaling=(zich) voelen) to fight = (past simple=fought)(past participle=have fought)(vertaling=vechten) to find = (past simple=found)(past participle=have found)(vertaling=vinden) to flee = (past simple=fled)(past participle=have fled)(vertaling=vluchten) to fling = (past simple=flung)(past participle=have flung)(vertaling=(met kracht) werpen) to fly = (past simple=flew)(past participle=have flown)(vertaling=vliegen) to forbear = (past simple=forbore)(past participle=have forborne)(vertaling=nalaten) to forbid = (past simple=forbade)(past participle=have forbidden)(vertaling=verbieden) to forget = (past simple=forgot)(past participle=have forgotten)(vertaling=vergeten) to forgive = (past simple=forgave)(past participle=have forgiven)(vertaling=vergeven) to forsake = (past simple=forsook)(past participle=have forsaken)(vertaling=in de steek laten) to freeze = (past simple=froze)(past participle=have frozen)(vertaling=vriezen) to get = (past simple=got)(past participle=have got/gotten)(vertaling=krijgen, worden) to gild = (past simple=gilded/gilt)(past participle=have gilded/gilt)(vertaling=vergulden, tinten) to gird = (past simple=girded/girt)(past participle=have girded/girt)(vertaling=(om)gorden) to give = (past simple=gave)(past participle=have given)(vertaling=geven) to go = (past simple=went)(past participle=have gone)(vertaling=gaan) to grind = (past simple=ground)(past participle=have ground)(vertaling=malen, slijpen) to grow = (past simple=grew)(past participle=have grown)(vertaling=groeien, verbouwen) to hang = (past simple=hanged/hung)(past participle=have hanged/hung)(vertaling=(op)hangen) to have = (past simple=had)(past participle=have had)(vertaling=hebben) to hear = (past simple=heard)(past participle=have heard)(vertaling=horen) to hew = (past simple=hewed)(past participle=have hewed/hewn)(vertaling=houwen) to hide = (past simple=hid)(past participle=have hidden)(vertaling=verbergen) to hit = (past simple=hit)(past participle=have hit)(vertaling=slaan, treffen) to hold = (past simple=held)(past participle=have held)(vertaling=houden) to hurt = (past simple=hurt)(past participle=have hurt)(vertaling=bezeren) to keep = (past simple=kept)(past participle=have kept)(vertaling=houden) to kneel = (past simple=knelt)(past participle=have knelt)(vertaling=knielen) to knit = (past simple=knit)(past participle=have knit)(vertaling=samen brengen) to know = (past simple=knew)(past participle=have known)(vertaling=weten, kennen) to lay = (past simple=laid)(past participle=have laid)(vertaling=leggen) to lead = (past simple=led)(past participle=have led)(vertaling=leiden) to lean = (past simple=leant)(past participle=have leant)(vertaling=leunen) to leap = (past simple=leaped/leapt)(past participle=have leaped/leapt)(vertaling=springen) to learn = (past simple=learned/learnt)(past participle=have learned/learnt)(vertaling=leren) to leave = (past simple=left)(past participle=have left)(vertaling=(ver)laten) to lend = (past simple=lent)(past participle=have lent)(vertaling=(uit)lenen) to let = (past simple=let)(past participle=have let)(vertaling=laten, verhuren) to lie = (past simple=lay)(past participle=have lain)(vertaling=liggen) to light = (past simple=lit)(past participle=have lit)(vertaling=aansteken) to lose = (past simple=lost)(past participle=have lost)(vertaling=verliezen)
Ingezonden op 09-10-2015 - 634x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
02-12-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!