Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Irregular verbs THV2/TH3
› 1 Irregular verbs TTO 3 2015/2016 ALLEEN VERTALINGEN
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Irregular verbs THV2/TH3
, deel 1
1 Irregular verbs TTO 3 2015/2016 ALLEEN VERTALINGEN
Jaar 3 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
to abide = verbreiden, verdragen to arise = tot leven komen to awake = ontwaken to be = zijn to bear = verdragen to beat = (ver)slaan to become = worden to befall = overkomen, gebeuren to beget = voortbrengen, kweken to begin = beginnen to behold = aanschouwen to bend = buigen to bereave = wegnemen bereft = beroofd to beseech = smeken to bet = wedden to bid = gebieden, verzoeken to bid (bieden) = bieden op een veiling to bind = binden to bite = bijten to bleed = bloeden to blow = blazen, waaien to break = breken to breed = fokken, kweken to bring = brengen to broadcast = uitzenden to build = bouwen to burn = branden to burst = barsten to buy = kopen to cast = gooien to catch = vangen to chide = berispen to choose = kiezen to cleave = klieven, splijten to cling = zich vastklemmen to clothe = (aan-, be-, in-, om)kleden to come = komen to cost = kosten to creep = kruipen to crow = kraaien to cut = snijden, knippen to dare = durven to deal = handelen to dig = graven to do = doen to draw = trekken tekenen to dream = dromen to drink = drinken to drive = rijden, drijven to dwell = wonen to eat = eten to fall = vallen to feed = (zich) voeden to feel = (zich) voelen to fight = vechten to find = vinden to flee = vluchten to fling = (met kracht) werpen to fly = vliegen to forbear = nalaten to forbid = verbieden to forget = vergeten to forgive = vergeven to forsake = in de steek laten to freeze = vriezen to get = krijgen to gild = vergulden, tinten to gird = (om)gorden to give = geven to go = gaan to grind = malen, slijpen to grow = groeien, verbouwen to hang = hangen to have = hebben to hear = horen to hew = houwen to hide = verbergen to hit = slaan, treffen to hold = houden to hurt = bezeren to keep = houden to kneel = knielen to knit = samen brengen to know = weten, kennen to lay = leggen to lead = leiden to lean = leunen to leap = springen to learn = leren to leave = (ver)laten to lend = (uit)lenen to let = laten, verhuren to lie = liggen to light = aansteken to lose = verliezen to make = maken to mean = bedoelen, betekenen to meet = ontmoeten to mow = maaien to pay = betalen to put = leggen, zetten to read = lezen to rend = rijden to rid = bevrijden, ontdoen, afhelpen to ride = rijden to ring = bellen, klinken to rise = opstaan, opgaan, stijgen, rijzen to run = hardlopen, rennen to saw = zagen to say = zeggen to see = zien to seek = zoeken to sell = verkopen to send = (verz)zenden to set = zetten to sew = naaien to shake = schudden to shear = scheren van schapen to shed = storten (bloed, tranen) to shine = schijnen to shoe = beslaan to shoot = schieten to show = tonen to shrink = krimpen, terugdeinzen to shut = sluiten to sing = zingen to sink = zinken to sit = zitten to slay = doden to sleep = slapen to slide = glijden to sling = (met een slingerende beweging) werpen to slink = sluipen to slit = splijten to smell = ruiken to smite = slaan to sow = zaaien to speak = spreken to speed = zich spoeden to spell = spellen to spend = uitgeven, doorbrengen to spill = morsen to spin = spinnen to spit = spuwen to split = splijten to spread = zich verspreiden to spring = springen to stand = staan to steal = stelen, sluipen to stick = steken, plakken to sting = steken, prikken to stink = stinken to strew = strooien to stride = schrijden to strike = slaan, staken to string = rijgen, besnaren, spannen to strive = streven to swear = zweren to sweat = zweten to sweep = vegen to swell = zwellen to swim = zwemmen to swing = zwaaien to take = nemen to teach = onderwijzen to tear = scheuren to tell = zeggen, vertellen to think = denken to thrive = voorspoed hebben to throw = gooien, werpen to thrust = stoten to tread = (be)treden to understand = begrijpen, verstaan to undertake = ondernemen to wake = ontwaken, wekken to wear = dragen (aan het lichaam) to weave = weven to weep = wenen to wet = nat maken to win = winnen to wind = winden to withdraw = (zich) terugtrekken to withhold = onthouden, terughouden to withstand = weerstaan to wring = wringen to write = schrijven
Ingezonden op 09-10-2015 - 517x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
02-12-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!