Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn Fortuna Alfabetisch
› 1 C
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn Fortuna Alfabetisch
, deel 1+2
1 C
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
concedo, concessi (concedere) + dat. = toegeven, zwichten, toestaan condicio, condicionis = 1. voorwaarde 2. toestand condo, condidi, conditus (condere) = 1. stichten 2. opbergen conficio, confeci, confectus (conficere) = 1. afmaken 2. doden confirmo (confirmare) = bevestigen coniungo, coniunxi, coniunctus (coniungere) = verbinden coniunx, coniugis, coniunxi = echtgenoot, echtgenote conor, conatus sum (conari) = proberen conscientia = 1. medeplichtigheid 2. bewustzijn consido, consedi (considere) = gaan zitten consilium = plan, besluit consisto, constiti (consistere) = gaan staan, blijven staan conspectus, conspectus = (aan)blik, (uit)zicht conspicio, conspexi, conspectus (conspicere) = zien, beschouwen constat (+ A.c.I.) = het staat vast (dat) constituo, constitui, constitutus (constituere) = 1. stellen 2. vaststellen consul, consulis = consul (hoogste ambtenaar in Rome) consulatus, consulatus = ambt van consul, consulaat consulo, consului, consultus (consulere) = 1. beraadslagen 2. (+acc.) raadplegen 3. (+dat) zorgen voor consumo, consumpsi, consumptus (consumere) = 1. verbruiken 2. besteden contendo, contendi (contendere) = 1. zich inspannen 2. zich haasten 3. strijden contentus = tevreden contrarius = tegengesteld convenio, conveni, conventum (convenire) = samenkomen converto, converti (convertere) = 1. (om)draaien 2. veranderen convoco (convocare) = bijeenroepen copia = voorraad, overvloed copiae (mv.) = legermacht corpus, corporis (onz.) = lichaam corrumpo, corrupi, corruptus (corrumpere) = 1. bedreven 2. omkopen credo,credidi (credere) = 1. (+dat.) geloven 2. (+A.c.I.) geloven cremo (cremare) = verbranden cresco, crevi (crescere) = groeien crimen, criminis (onz.) = beschuldiging crudelis = wreed cruentus = 1. bebloed 2. bloedig cum + abl. = (samen) met cum + ind. = 1. wanneer 2. toen cum + conj. = 1. toen 2. omdat 3. hoewel cupidus + gen. = begerig naar cupio, cupivi (cupere) = begeren cur = waarom cura = zorg curia = senaatsgebouw curo (curare) = zorgen voor curro, cucurri (currere) = rennen custodio (custodire) = bewaken
Ingezonden op 10-10-2015 - 353x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!