Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Franconville vwo
› 0 onregelmatige werkwoorden présent + p.c
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Franconville vwo
0 onregelmatige werkwoorden présent + p.c
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
gaan= aller ik ga = je vais jij gaat = tu vas hij gaat = il va wij gaan = nous allons jullie gaan = vous allez zij gaan = ils vont ik ben gegaan = je suis allé(e) ik zal gaan = j'irai hebben = avoir ik heb= j'ai jij hebt = tu as hij heeft = il a wij hebben = nous avons jullie hebben = vous avez zij hebben = ils ont ik heb gehad = j'ai eu ik zal hebben = j'aurai drinken=boire ik drink= je bois jij drinkt = tu bois hij drinkt = il boit wij drinken = nous buvons jullie drinken = vous buvez zij drinken = ils boivent ik heb gedronken = j'ai bu il zal drinken = je boirai moeten = devoir ik moet= je dois jij moet = tu dois hij doet = il doit wij moeten = nous devons jullie moeten = vous devez zij moeten =doivent ik heb gemoeten = j'ai dû ik zal moeten = je devrai zeggen = dire ik zeg = je dis jij zegt = tu dis hij zegt = il dit wij zeggen = nous disons jullie zeggen = vous dites zij zeggen = ils disent ik heb gezegd = j'ai dit ik zal zeggen = je dirai sturen = envoyer ik stuur = je envoie jij stuurt = tu envoies hij stuurt = il envoie wij sturen = nous envoyons jullie sturen = ils envoient ik heb gestuurd = j'ai envoyé ik zal sturen = j'enverrai zijn = être ik ben = je suis jij bent = tu es hij is = il est wij zijn = nous sommes jullie zijn = vous êtes zij zijn = ils sont ik ben geweest = j'ai été doen = faire ik doe = je fais jij doet = tu fais hij doet = il fait wij doen = nous faisons jullie doen = vous faites zij doen = ils font ik heb gedaan = j'ai fait ik zal doen = je ferai lezen = lire ik lees = je lis jij leest = tu lis hij leest = il lit wij lezen = nous lisons jullie lezen = vous lisez zij lezen = ils lisent ik heb gelezen = j'ai lu ik zal lezen = je lirai aantrekken, zetten/leggen = mettre ik zet = je mets jij zet = tu mets hij zet = il met wij zetten = nous mettons jullie zetten = vous mettez zij zetten = ils mettent ik heb gezet = j'ai mis ik zal zetten = je mettrai openmaken = ouvrir ik maak open = j'ouvre jij maakt open = tu ouvres hij maakt open = il ouvre wij maken open = nous ouvrons jullie maken open = vous ouvrez zij maken open = ils ouvrent ik heb opengemaakt = j'ai ouvert ik zal openmaken = j'ouvrirai vertrekken = partir ik vertrek = je pars jij vertrekt = tu pars hij vertrekt = il part wij vertrekken = nous partons jullie vertrekken = vous partez zij vertrekken = ils partent ik ben vertrokken = je suis parti(e) ik zal vertrekken = partirai kunnen, mogen = pouvoir ik kan, mag = je peux jij kunt, mag = tu peux hij kan, mag = il peut wij kunnen, mogen = nous pouvons jullie kunnen, mogen = vous pouvez zij kunnen, mogen = ils peuvent ik heb gekund, gemogen = j'ai pu ik zal kunnen, mogen = je pourrai nemen = prendre ik neem = je prends jij neemt = tu prends hij neemt = il prend wij nemen = nous prenons jullie nemen = vous prenez zij nemen = ils prennent ik heb genomen = j'ai pris ik zal nemen = je prendrai weten = savoir ik weet, kan = je sais jij weet, kunt = tu sais hij weet, kan = il sait wij weten, kunnen = nous savons jullie weten, kunnen = vous savez zij weten, kunnen = ils savent ik heb geweten, gekund = j'ai su ik zal weten, kunnen = je saurai uitgaan = sortir ik ga uit = je sors jij gaat uit = tu sors hij gaat uit = il sort wij gaan uit = nous sortons jullie gaan uit = vous sortez zij gaan uit = ils sortent ik ben uitgegaan = je suis sorti(e) ik zal uitgaan = je sortirai komen = venir ik kom = je viens jij komt = tu viens hij komt = il vient wij komen = nous venons jullie komen = vous venez zij komen = ils viennent ik ben gekomen = je suis venu(e) ik zal komen = je viendrai zien = voir ik zie = je vois jij ziet = tu vois hij ziet = il voit wij zien = nous voyons jullie zien = vous voyez zij zien = ils voient ik heb gezien = j'ai vu ik zal zien = j'ai vu willen = vouloir ik wil = je veux jij wilt = tu veux hij wilt = il veut wij willen = nous voulons jullie willen = vous voulez zij willen = ils veulent ik heb gewild = j''ai voulu ik zal willen = je voudrai
Ingezonden op 10-10-2015 - 382x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
10-05-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!