Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Woorden Latijn klas 4 periode 1 Sorghvliet
› 12 woorden 101 t/m 200
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Woorden Latijn klas 4 periode 1 Sorghvliet
, deel 12
12 woorden 101 t/m 200
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
magis = meer venio, venire, veni, ventum = komen iste, ista, istud = die, dat ne + conj. = opdat niet, dat corpus = lichaam, lijk vita = leven bellum = oorlog bellum gerere = oorlog voeren nam / namque = want urbs = stad tempus = tijd iubeo, iubere, iussi, iussum = bevelen autem = maar virtus = kwaliteit, moed, deugd pater = vader patres = vaders, senatoren ita = zo quidam, quaedam, quiddam = een zeker iemand/iets, een zekere, sommige quia = omdat sine + abl. = zonder sic = zo vir = man accipio, accipere, accepi, acceptum = ontvangen, vernemen tam = zozeer quam ... tam = hoe ... des te causa = oorzaak, rechtszaak gen. + causa = wegens, om honoris causa = om de eer an = of, soms nisi = als niet, behalve, dan at = maar quidem = benadrukt het voorafgaande woord, tenminste, wel ne … quidem = zelfs … niet quidem … sed = weliswaar … maar totus, tota, totum = geheel peto, petěre, petivi, petitum = proberen te bereiken, vragen, gaan naar, aanvallen domus, domus = huis domi = thuis domum = naar huis domo = van huis vis = kracht, macht vires = krachten, strijdkrachten viri = mannen mors = de dood malus (comp. peior, sup. pessimus) = slecht peius = slechter malum = iets slechts, ramp tum / tunc = dan, toen, vervolgens terra = land, aarde, grond primus, a, um = eerste superus, a, um = zich boven bevindend superior = hoger, vroeger, vorig summus / supremus = hoogste, laatste pro + abl. = voor, in plaats van ergo = dus fortuna = lot, geluk, ongeluk fortunae = bezit mitto, mittěre, misi, missum = zenden, laten gaan dein / deinde = daarna, vervolgens arma = wapens beneficium = weldaad, dienst credo, creděre, credidi, creditum = geloven in, iets aan iemand toevertrouwen tantus, a, um = zo groot, zo veel tantus … quantus = zo groot … als tantum = zoveel, zozeer, slechts non tantum … sed etiam = niet alleen … maar ook tantum …. quantum = zoveel ... als sequor, sequi, secutus (dep.) = volgen miles, militis = soldaat populus = volk quaero, quaerěre, quaesivi, quaesitum = zoeken, vragen debeo, debēre, debui, debitum = moeten, verschuldigd zijn inquam = ik zeg, ik zei inquit = hij, zij, men zegt/zei itaque = dus, en zo vinco, vincěre, vici, victum = overwinnen, overtreffen dum + ind. = terwijl, zolang als, totdat dum + conj. = totdat, als … maar, mits fio, fiěri, factus sum = worden, gemaakt worden, gedaan worden, gebeuren fieri potest ut + coni. = het kan gebeuren dat natura = natuur, aard apud + acc. = bij pono, poněre, posui, positum = plaatsen, neerleggen alter, altera, alterum = de een, de ander, de tweede alter … alter = de een … de ander nomen, nominis = naam, titel eo, ire, ii, itum = gaan capio, capěre, cepi, captum = nemen, gevangennemen scio, scire, sci(v)i, scitum = weten, kunnen modus = maat, manier eiusmodi = van die aard hoc modo = op deze manier nullo modo = op geen enkele manier quemadmodum = hoe, zoals quomodo = hoe, zoals modo (bijwoord) = slechts, zojuist modo … modo = nu eens … dan weer non modo … sed etiam = niet alleen … maar ook vos = jullie, u nemo = niemand, geen nemo … nisi = niemand … behalve/alleen puto, putare = menen, beschouwen als quisquis, quisquis, quidquid = wie ook maar, wat ook maar quisque, quaeque, quidque = ieder, elk superlativus + quisque = juist de … teneo, tenēre, tenui, tentum = vasthouden, bezet houden vivo, vivĕre, vixi, victum = leven relinquo, relinquĕre, reliqui, relictum = achterlaten, verlaten parum = niet genoeg mare = zee audio, audire = horen, luisteren consilium = overleg, besluit, plan imperium = bevel, heerschappij, rijk saepe = vaak annus = jaar
Ingezonden op 12-10-2015 - 1181x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!