Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Engels 5e klas
› 26 awg
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Engels 5e klas
26 awg
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
tink british ... you buy. voor(dat) = before i found your key ... you had left. nadat = after you must tell me ... he comes. als, wanneer = when ... we get the tickets, we'll send them to you. zodra, wanneer = as soon as ... i saw her, she was smiling. telkens wanneer = whenever first he boiled the egg and ... he ate it. toen, dan = then he runs faster ... i do. dan = than we all waved ... the train left. toen = as keep quiet ... the baby is asleep. toen, terwijl = while ... i went to bed, i was absolutely exhausted. tegen de tijd dat = by the time i've been wearing glasses ... i was three. sinds = since humans are capable of error ... the computer is not. terwijl daarentegen = whereas don't leave the room ... you are asked to. totdat = till, until he didn't hear me ... i was shouting. hoewel, ofschoon = though, although he plays tennis ... a professional. (he is a professional) (zo)als = as he plays tennis ... a professional (he is not a professional) zoals = like ... you won't go with me, i'll have to go alone. omdat = as, because, since they were surprised when we arrived, ... it was almost midnight. want = for she is ... intelligent ... she is pretty. even ... als = as ... as you are not ... stupid ... you look! zo ... als = as ... as ... i know, they're not open on sundays. voor zover = as far as, so far as he looked at me ... i was mad. alsof = as if, as though ... he ... his nephew will come. zowel ... als = both ... and ... you ... peter should go. of ... of = either ... or ... today ... tomorrow. noch ... noch = neither ... nor ... you smell gas, ring this number. als, indien = if i don't know ... it's true. of = if, whether you ... ron must help me. of = or i don't think there's any more news, ... i'll finish. dus = so i packed him a little food ... he wouldn't get hungry. zodat = so, so that i'll see you at four, ... i'm late. tenzij = unless
Ingezonden op 12-10-2015 - 1594x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!