Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
trabitour H1 p-ecke A
› 1 de bello gallico boekje 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
trabitour H1 p-ecke A
1 de bello gallico boekje 1
Jaar 4
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abesse= afwezig zijn, weg zijn, onderbreken accipere= aannemen, ontvangen aedificare= bouwen, oprichten aestus,- us= hitte ager= akker alii ... alii= sommige ... andere alio (bijw)= ergens anders heen aliquis, aliquid= iemand, iets alius= ander animus= geest ziel hart gedachten moed annus= jaar appellare= noemen arbitrari dep= menen, denken, geloven atque= en audere= durven auxilium= hulp bellum= oorlog capere= grijpen, pakken, gevangen nemen caro, carnis= vlees causa+ gen= oorzaak, reden ceder+ abl= weggaan, verlaten certus= zeker, betrouwbaar circum+ acc= rondom civitas, tatis= staat, burgerrecht cogere= bijeenbrengen, dwingen, verzamelen communis= gemeenschappelijk, algemeen comparare= bijeenbrengen, op de been brengen, verschaffen, maken concilium= vergadering confirmare= bevestige, versterken considere= gaan zitten, plaats nemen consistere= gaan staan, blijven staan consuetudo= gewoonte, gebruik contendere= zich inspannen, zich haasten, vechten continere= bevatten, omvatten copia= voorraad corpus, oris= lichaam cupiditas, tatis= verlangen, begeerte defendere= afweren, verdedigen, beschermen differe= verschillen, uitstellen diu= lange tijd domus, us= vrouwelijk ducere= leiden, brengen tot dux, ducis= leider, aanvoerder exercere= (uit)oefenen existimare= schatten, beoordelen expellere= verdrijven, wegjagen extra+ acc= buiten facere= doen, maken fama= gerucht, roem ferre= dragen brengen fides, ei= trouw, vertrouwen, betrouwbaarheid fieri= worden, gebeuren, gemaakt worden finis, is= grens flumen, inis= rivier fortis, is= dapper, sterk, stevig frigus, oris= kou, vorst gens, ntis= geslacht, stam, volk gerere= dragen, doen, leiden hic, haec, hoc= deze, dit hospes, pitis= gast, gastheer humanitas, tatis= menselijkheid humilis= laag, gering, zwak idem, eadem, idem= dezelfde, hetzelfde iniuria= onrechtvaardigheid inter+ acc= tussen, te midden van intra+acc= binnen ipse= zelf is, ea, id= hij zij het, deze dit die dat ius, iuris= recht iustitia= rechtvaardigheid iuventus, tutis= jeugd labor, oris= werk, inspanning latus= breed, uitgestrekt laus, laudis= lof, roem lex, legis= wet lingua= taal, tong locus= plaats longus= lang magistratus, us= magistraat maior, oris= groter manere= blijven, wachten maximus= grootst, zeer groot mercator, oris= koopman minimus= kleinst, zeer klein minuere= verminderen, verkleinen mittere= zenden, sturen modus= maat, wijze, manier multitudo, dinis= menigte, massa ne+ con= dat niet, opdat niet ne ... quidem= zelfs niet, ook niet neque= en niet, ook niet, maar niet nex, necis= dood, moord noster= ons, onze notus= bekend nullus= geen numerus= getal, aantal, menigte occupare= bezetten, in bezit nemen omnis, is= elk ieder, geheel ops, opis= macht, kracht, hulp opes, um= rijkdom, schatten, macht opinio, onis= mening, verwachting oriri dep= onstaan, opkomen pars, partis= deel parvus= kleinst, zeer klein pax, pacis= vrede pecunia= geld plebs, plebis= volk polliceri dep= beloven postea= later potens, ntis= machtig, sterk praeesse+ dat= aan het hoofd staan van, leiden princeps, principis= leider, vorst probare= keuren, goedkeuren proelium= gevecht prohibere= verhinderen, tegenhouden proprius= eigen propter+ acc= wegens, door propterea quod= omdat provincia= provincie proximus= dichtst bij putare= denken, menen, beschouwen als qua de causa= waarom quantus= hoe, wat groot, hoe, wat veel qui, quae, quod= die, dat quicumque, quae, quod= wie, wat ook quisquam, quicquam= iemand, iets quisque, quidque= ieder, elk quoniam= aangezien, omdat regio, onis= streek, gebied res, rei= zaak ding sacrificium= offer sanctus= heilig, gewijd sedes, is= zitplaats, stoel sequi dep= volgen, naleven silva= bos, woud singuli= telkens één studere+ dat= streven naar, beoefenen summus = hoogst, grootst superare= overtreffen, overwinnen suus= zijn, haar, hun tempus, oris= tijd timor, oris= angst, vrees tollere= opheffen, aanhefen trans+ acc= over transire= oversteken, gaan turpis, is= schandelijk tutus= veilig ut+ con= dat, opdat, om te uti+ abl dep= gebruiken vastare= verwoesten velle= willen videri= schijnen lijken sibi videri= geloven, vinden vincere= overwinnen, verslaan violare= geweld aandoen, mishandelen virtus, virtutis= dapperheid, moet vitare= mijden, ontwijken vis= geweld vires, virium= strijdkracht, troepen
Ingezonden op 02-11-2015 - 453x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!