Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Fontys sporthogeschool SBE
› 3 Anatomie - HC 3 (skeletspieren: opbouw en functie)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Fontys sporthogeschool SBE
, deel HC 3
3 Anatomie - HC 3 (skeletspieren: opbouw en functie)
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
origo = oorsprong insertie = aanhechting agonist = spier die de beweging ingang zet (bewegingsveroorzaker) synergist = een spier die samen met de agonist een beweging mogelijk maakt. concentrische contractie = contractie waarbij de spier tijdens het kracht leveren verkort excentrische contractie = contractie waarbij de spier tijdens het kracht leveren verlengt isometrische contractie = contractie waarbij de spier tijdens het kracht leveren niet verkort en niet verlengt. Dus zonder beweging statische contractie = is hetzelfde als een isometrische contractie fascia = bindweefsel spierfascie = is hetzelfde als epimysium epimysium = bindweefsellaag om spierbuik perimysium = bindweefsellaag om spierbundels endomysium = bindweefsellaag om spiervezels fasciculus = spierbundel nucleus (ev) / nuclei (mv) = kern (ev) / kernen (mv) mitochondrium = een organel dat energie voor een cel beschikbaar maakt sarcolemma = spiercelmembraan. Buitenkant van één spiervezel (spiercel). myofibril = contractiel element van een spiervezel die onder andere myosine en actinefilamenten bevat plasmalemma = een biologische structuur die de binnenkant van een cel scheidt van het mileu daarbuiten. T-tubuli = transversale tubuli. Een netwerk van buizen dat loodrecht op de spiervezel staat en diep in de spiercel binnendringt en in verbinding staat met de extracellulaire ruimte L-tubuli = longitudinale tubuli. Een netwerk van buizen dat loodrecht op de transversale tubuli staat en diep in de spiercel binnendringt en NIET in verbinding staat met de extracellulaire ruimte. Zij bevatten een intracellulair reservoir van calciumionen. sarcoplasmatisch reticulum = is een andere benaming voor L-tubuli sarcoplasma = de vloeistof die de myofibrillen van dwarsgestreepte spiervezels omgeeft sarcomeer = het deel van de spiervezel, dat tussen twee Z-schijven inligt en verkort wordt bij contractie myosinefilament = gespriraliseerde ketens van myosine (contractiel proteïne) die aan het eind geknikt zijn en daar een excentrische kop naar buiten steekt actinefilament = staafjes, opgebouwd uit contractiele proteïnen actine die parallel liggen aan elkaar in de lengterichting van de spiervezel (spiercel) troponine = is een onderdeel van actinefilamenten dat een rol speelt bij spiercontractie en spierrelaxatie tropomyosine = een spiereiwit dat samen met het troponine de specifieke bindingsplaatsen van het actinemolecule bedekt motorische eenheid = een cellichaam en motoneuron met de daarbij horende spiervezels die het kan activeren axon = een uitloper van een neuron die elektrische impulsen geleidt neuron = een zenuwcel motorneuron = een motorische zenuwcel oftewel een bewegingszenuwcel motorische eindplaat = een structuur die zich bevindt op de overgang tussen spiervezels en motorische zenuwvezels, en die zorgt dat het zenuwsignaal (impuls) wordt omgezet in een signaal waardoor de spier gaat samentrekken. impuls = is hetzelfde als een actiepotentiaal actiepotentiaal = een golf van elektrische ontlading over de membraan van een prikkelbare cel, zoals een neuron of een spiercel vesikels = een blaasje (kleine holte) neurotransmitter = een signaalstof die in synapsen impulsen overdraagt van motorische zenuwcellen op spiercellen acetylcholine = een neurotransmitter die vooral betrokken is bij de impulsoverdracht van zenuwcellen naar skeletspiercellen ATP = adenosinetrifosfaat. Direct toegankelijke energie voor celprocessen Pi = Fosfaat ion ADP = adenosinedifosfaat. wordt gevormd bij de hydrolyse van adenosinetrifosfaat (ATP) crossbridge = een binding tussen een myosinekop en actine powerstroke = het omklappen van het myosinekopje (om ADP af te geven aan het sarcoplasma) waardoor het actinefilament naar de M-lijn wordt meegetrokken A-band = de M-lijn met de daaraan vastzittende myosinefilamenten I-band = de Z-lijn met de daaraan vastzittende actinefilamenten zonder de overlap met myosinefilamenten H-zone = de M-lijn met de daaraan vastzittende myosinefilamenten zonder de overlap met actinefilamenten Z-schijf = een schijf van eiwitten die de I-band wordt in tweeën deelt M-lijn = het centrum van een sarcomeer die de H-zône splits in 2 helften
Ingezonden op 03-11-2015 - 1477x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-11-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!