Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Goed Gebekt
› 120
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Goed Gebekt
, deel alles
hoofdstuk 120
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Goedgebekt zijn = goed kunnen spreken Dat is een wassen neus = dat stelt niets voor Een ongeluk komt zelden alleen = als er iets tegenzit, volgen er vaak meer tegenslagen Met azijn vang je geen vliegen = met onaardige woorden bereik je niets Arbeid adelt = hard werken is goed voor je Je moet geen appels met peren vergelijken = geen onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken Is uit hetzelfde hout gesneden = heeft dezelfde eigenschappen Een teer punt = een gevoelige zaak De zwarte piet toespelen = proberen iemand de schuld te geven Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen = wat het belangrijkste is moet voorrang hebben. Dilemma = moeilijke keuze uit twee dingen/zaken Pact = verdrag tussen bv. twee landen Parodie = het namaken/nadoen met de bedoeling te spotten Animo = zin om iets te gaan doen Boycot = uitsluiting van bv. handel Delict = een strafbaar feit Bulletin = een korte bekendmaking van iets Incident = een toevallige gebeurtenis Mascotte = een voorwerp dat geluk brengt Offerte = een prijsopgave Lief en leed delen = heel veel samen meemaken, zowel geluk als verdriet Iemand over de hekel halen = iemand op scherpe wijze beoordelen Vuur spuwen = heel boos tekeergaan Achter het net vissen = een kans gemist hebben Over koetjes en kalfjes praten = over onbelangrijke zaken praten Iemand met een bezoek vereren = bij iemand op bezoek gaan Genoegen met iets nemen = er tevreden mee zijn Het naadje van de kous willen weten = precies willen weten hoe het zit Geloof aan iets hechten = geloven dat iets waar is Hij moest het gelag betalen = hij draaide voor de kosten op Corruptie = omkoping Telepathie = een soort gedachtelezen (op bovennatuurlijke wijze) Zal goed gedijen = het zal hem goed gaan Executies = uitvoeringen van doodvonnissen Gedoogd = oogluikend toestaan Miraculeuze = wonderbaarlijke Rapaille = tuig Randgemeente = gemeente die aan een grote stad grenst Rataplan = alle ongeordende spullen, rommel Prominent = opvallend Frappant = treffend Inventief = vindingrijk Flexibel = meegaand Facultatief = niet verplicht Geciviliseerd = beschaafd Infantiel = kinderlijk Magistraal = heel erg goed Loyaal = trouw Mentaal = geestelijk Abominabel = heel slecht Iets verdwijnt als sneeuw voor de zon = iets verdwijnt heel snel Oefening baart kunst = als je iets vaak doet, gaat het steeds beter Bij iemand in het krijt staan = iemand iets schuldig zijn Een oogje in het zeil houden = iets in de gaten houden Niet op zijn mondje gevallen zijn = goed kunnen en durven praten Met man en muis vergaan = iedereen verdrinkt Er met de pet naar gooien = zich er totaal niet voor inspannen Die vlieger gaat niet op = dat telt niet Iets uit je duim zuigen = iets verzinnen Iets hals over kop doen = iets ineens doen/iets gehaast doen Attitude = houding, instelling Befaamde = beroemde, bekende Snob = iemand die zich beter, rijker, kunstzinniger voordoet dan hij is Ceremonie = plechtige handeling Clichés = veelgebruikte formuleringen Collage = samenvoeging van verschillende dingen tot een geheel Het profiel = het zijaanzicht Specificatie = toelichting met alle onderdelen apart vermeld Remedie = oplossing Circulaire = brief aan een bepaalde groep mensen Chaotisch = wanordelijk Dubieus = twijfelachtig Unaniem = eenstemmig Variabel = veranderlijk Arrogant = verwaand Corrupt = omkoopbaar Fenomenaal = buitengewoon Desastreus = rampzalig Effectief = doeltreffend Coulant = toegeeflijk Bij de pakken neerzitten = geen oplossing meer zien Gedane zaken nemen geen keer = iets wat gebeurd is kun je niet meer veranderen Het onderspit delven = verliezen Het bijltje erbij neerleggen = ermee stoppen Zich het vuur uit de sloffen lopen = zich heel goed inzetten Iets in zijn schild voeren = Iets stiekem van plan zijn Iets over het hoofd zien = iets niet in de gaten hebben Iets aan de grote klok hangen = iets algemeen bekendmaken Iets van a tot z kennen = precies weten hoe iets zit Iemand aan de tand voelen = iemand ondervragen Chronologisch = in de juiste tijdsvolgorde Charlatan = iemand die de boel oplicht Vaccinatie = inenting Op rantsoen stellen = een vastgestelde hoeveelheid van iets (bijvoorbeeld eten) geven Integratie = het tot een geheel maken of het opnemen in een geheel Raffinement = doortraptheid, sluwheid Pre = pluspunt Nochtans = evenwel Suggesties = voorstellen Significant = veelbetekenend Supplement = aanvulling Antipathie = afkeer Branche = bedrijfstak Averij = schade Collectie = verzameling Consequentie = het gevolg Valuta = munteenheid Concept = het ontwerp Duplicaat = afschrift Dispensatie = ontheffing Zonder blikken of blozen = onverstoorbaar Verandering van spijs doet eten = veranderingen zorgen ervoor dat je iets met plezier blijft doen Uithuilen en opnieuw beginnen = niet te lang met een tegenvaller bezig blijven, verwerken en weer doorgaan. Van de prins geen kwaad weten = zich van geen kwaad bewust zijn Ruggespraak met iemand houden = met iemand overleggen voor je beslist Iemand monddood maken = ervoor zorgen dat iemand zijn mening niet kan geven Zich gepasseerd voelen = teleurgesteld zijn (omdat je bv ergens niet voor uitgekozen bent) De vrije hand hebben = alle vrijheid hebben om te handelen of te beslissen Zijn tanden op iets stukbijten = ondanks een grote inzet iets niet voor elkaar krijgen Geen middel onbeproefd laten = er alles aan doen om iets voor elkaar te krijgen Hij maakt zich er met een jantje-van-leiden van af = hij raffelt het af In de schaduw van iemand staan = minder goed dan een ander zijn De goeden niet te na gesproken = iets geldt niet voor degenen die zich er niet schuldig aan maken Goedkoop is duurkoop = iets wat goedkoop gekocht is, blijkt vaak niet goed te zijn Het gaat hard tegen hard = geen van de partijen wil toegeven Een onbeschreven blad = iemand van wie nog niets bijzonders bekend is Aan de schandpaal genageld = in het openbaar vernederd door op zijn fouten te wijzen Hij heeft ruggengraat = is een doorzetter Het is op een oor na gevild = het is bijna klaar Iets met argusogen bekijken = iets met argwaan in de gaten houden Typografie = de manier waarop iets gedrukt is Synoniem = een ander woord met dezelfde betekenis Associatie = een gedachte die door iets wordt opgeroepen Correlatie = het verband tussen twee zaken/dingen Epidemie = een zich snel uitbreidende besmettelijke ziekte Eruptie = de uitbarsting van een vulkaan Monopolie = het alleenrecht om te handelen Vivisectie = het nemen van proeven op levende dieren Titulatuur = het gebruik van titels in bv. correspondentie Relikwie = een overblijfsel van een heilige Iemand iets op de mouw spelden = iemand iets wijs maken Naar de bekende weg vragen = iets vragen wat je al weet Het ruime sop kiezen = de zee opgaan Iets naar je hand zetten = het zo regelen, dat het je goed uitkomt Stank voor dank krijgen = geen waardering krijgen, terwijl je daar wel op gerekend hebt De lakens uitdelen = het voor het zeggen hebben Iets tegen heug en meug opeten = iets met tegenzin opeten Ergens munt uit slaan = voordeel uit iets halen Dat is lood om oud ijzer = dat maakt niets uit, dat komt op hetzelfde neer Iemand in de kaart spelen = iets doen wat een ander goed uitkomt Alias= ook wel genaamd Zich conformeren aan =zich schikken naar Aspiraties= drang om hogerop te komen Commerciële= op de handel betrekking hebbende Provisie= een percentage van de winst of de opbrengst De context= het (zins) verband Gemêleerd= gemengd (allerlei 'soorten' mensen) In harmonie= in een goede verstandhouding Karikatuur= spotprent (door bepaalde kenmerken te benadrukken) Legio =heel veel Pittoresk =schilderachtig Penibel= moeilijk/pijnlijk Partieel= gedeeltelijk Geanimeerd =opgewekt Riant =heel goed Rationeel =verstandelijk ; met je verstand Fragiel= breekbaar Familiair= ongedwongen Fysiek= lichamelijk Genetisch= erfelijk Een slag in de lucht =een schatting op goed geluk Dat is mosterd na de maaltijd= dat is nu te laat Iemand in de tang nemen =het iemand heel moeilijk maken Waar gehakt wordt, vallen spaanders =waar gewerkt wordt, kunnen fouten worden gemaakt Een slaatje uit iets slaan= ergens voordeel uit halen Iets uit het slop halen =de problemen aanpakken en iets weer op gang krijgen Dat geeft scheve gezichten= dat maakt anderen jaloers Dat legt gewicht in de schaal= dat telt mee/dat is belangrijk Hij zwijgt in alle talen =hij zegt niets; hij wilt niets loslaten Je tanden in iets zetten= ergens met veel inzet aan werken Prangende =dringende Laakt =spreekt zijn afkeuring erover uit Pro Deo= gratis Kadaver= dode lichaam Continuïteit =voortgang Gêne =schaamte Identificatie =de vaststelling wie iemand is Personalia= persoonlijke gegevens Initialen =van alle namen van iemand de eerste letter Consternatie =opschudding Reciteren =voordragen Aanwenden =gebruiken Honoreren =belonen Claimen= eisen Tarten =uitdagen Derven =missen Spenderen =besteden (aan) Accelereren =versnellen Distribueren =verdelen Fluctueren =schommelen Iemand de oren wassen =iemand flink kritiek leveren Nieuwe bezems vegen schoon =nieuwe mensen of dingen werken in het begin vaak goed Zijn biezen pakken =(gedwongen) vertrekken Met stille trom vertrekken= in alle stilte vertrekken (vaak i.v.m. iets vervelends) De plank totaal misslaan =er totaal naast zitten Met twee tongen spreken =tegen de een iets anders beweren dan tegen de ander Luchtkastelen bouwen =verwachtingen hebben die op fantasie berusten Iemand op de vingers tikken= iemand op zijn fouten wijzen Iemand op staande voet ontslaan= iemand per direct ontslaan Iemand de stuipen op het lijf jagen =iemand bang maken Iemand in zijn eigen sop gaar laten koken= zich niet (meer) met iemand bemoeien Geen roosje zonder doornen= iets wat prettig is, heeft meestal ook een nadeel Spreken is zilver, zwijgen is goud= soms is het verstandig om niets te zeggen In een oogwenk= heel snel Het eerste gewin is kattengespin= de eerste winst gaat vaak weer makkelijk verloren Om de tafel gaan zitten =overleggen, vergaderen Bij iemand in het gevlij komen= doen of zeggen wat iemand graag wil s Lands wijs, 's Lands eer= je moet de bijzondere gewoonten van een land respecteren Kunnen niet samen door een deur= ze kunnen niet goed samenwerken Een open deur intrappen =iets zeggen wat algemeen bekend is Appetizer= voorgerecht om de eetlust op te wekken Raspaardje= iemand die ergens in uitblinkt Bacil= een bacterie Aperitief= een drankje voor het eten Abces= een ettergezwel Autobiografie= beschrijving van het eigen leven Budget =een besteedbaar bedrag Labyrint= doolhof Emballage= de verpakking Expertise= een onderzoek door een deskundige ; deskundig onderzoek Iets in petto hebben= iets achter de hand houden De pisang zijn =het slachtoffer zijn Iets van tafel vegen= iets verwerpen/afwijzen Aan zijn plafond zitten= niet beter kunnen Zijn stempel op iets drukken= zijn invloed op iets uitoefenen Over de tong gaan= er wordt over iemand geroddeld De eerste viool spelen= belangrijk zijn; veel macht hebben Zijn visitekaartje afgeven= laten zien wat je kwaliteiten zijn Iets uit het vuur slepen= met veel moeite iets bemachtigen Geen droog brood verdienen =heel weinig verdienen Preventieve= ter voorkoming van iets Crisis= een ernstige, verstoorde situatie Achteloos= zonder er aandacht aan te schenken Voyeurisme =ziekelijke drang om mensen te begluren En bloc =met z'n allen Timide =verlegen Clandestien= in het geheim Staat ter discussie= gaat misschien niet door Hilariteit= algemeen gelach/ algemene vrolijkheid Persifleren= spotten door overdreven na te doen Petitie =verzoekschrift Donatie= gift Assistentie= hulp Monoloog= alleenspraak Metropool= wereldstad Suggestie= verbeelding Aversie= afkeer Blamage= afgang Fenomeen= verschijnsel Contract =overeenkomst Grof geschut inzetten= heel zware middelen of harde woorden gebruiken om iets te bereiken Er geen gras over laten groeien= iets niet uitstellen/er direct tegenaan gaan Iemand met gelijke munt betalen= iemand net zo onaardig behandelen als je zelf behandeld wordt Iemand vleugellam maken= het iemand onmogelijk maken te functioneren/te handelen Iets in de mottenballen leggen= iets (tijdelijk) stoppen/uitstellen Zijn hart vasthouden= er bang voor zijn dat iets niet goed gaat De spanning is te snijden= er heerst een gespannen sfeer Iets soldaat maken= iets opeten of opdrinken Iemand de mond snoeren= iemand laten zwijgen Uit zijn slof schieten= ineens heel boos worden Abusievelijk= per ongeluk Veinzen= doen alsof Aantijging= valse beschuldiging Jobstijding= het ongeluksbericht Claustrofobie= angst voor afgesloten ruimtes Acclimatiseren= wennen aan klimaat en omgeving Het reçu= het ontvangstbewijs Invitatie= uitnodiging Gedeprimeerd= terneergeslagen/somber Drastische= krachtige en snelwerkende Plagiaat= het overnemen van werk (bv tekst) van een ander Oeuvre= het totale werk Foetus= een ongeboren vrucht Futiliteit= een onbeduidende/onbelangrijke kwestie Gave =iets wat je van nature hebt Agglomeratie= een stad met zijn voorsteden Ondergang =teloorgang Asterisk =een sterretje als teken om te verwijzen Royalty =een percentage van de opbrengst van iets Metamorfose= een gedaanteverwisseling Het op zijn heupen hebben= hard bezig zijn (positief)/humeurig zijn (negatief) Iemand stroop om de mond smeren= aardig doen om iets voor elkaar te krijgen Zijn neus voor iemand of iets ophalen= iemand of iets te min vinden Hij is een blok aan het been= iemand die je handelen of functioneren belemmert Dat stuit mij tegen de borst= iets afkeuren Op de schop gaan =bewerkt, overhoopgehaald, veranderd worden Iemand tegen de haren in strijken =iemand irriteren Zijn hart aan iets ophalen =ergens graag mee bezig zijn Iemand verwijten naar het hoofd slingeren= kritiek leveren Zijn hielen lichten =weglopen/weggaan Het gaat goedschiks of kwaadschiks=iemand werkt mee of hij/zij doet het gedwongen, maar het gebeurt. Was niet te harden=was niet uit te houden Gestolen goed gedijt niet=van spullen die je gestolen hebt, geniet je niet echt Het is hem naar het hoofd gestegen=hij heeft verbeelding gekregen Ging hij overstag=gaf hij toe Zwaard van Damocles=een gevaar dat voortdurend dreigt De kruitdampen zijn opgetrokken=de drukte/ophef/ruzie is voorbij Een hard gelag=moeilijk te verdragen/ te verteren Staat er gekleurd op=valt in negatieve zin op Is in het geding=staat ter discussie; moet besproken worden Attenderen=iemand ergens opmerkzaam op maken Citeren=letterlijk weergeven wat iemand zegt Surveilleren=toezicht houden Conserveren=iets in goede conditie/staat houden Souffleren=iemand iets influisteren/voorzeggen Garanderen=iets met zekerheid toezeggen Gniffelen=onderdrukt lachen Chargeren=overdrijven om iets belachelijk te maken Relativeren=de betrekkelijkheid van iets inzien Sanctioneren=iets goedkeuren Van toeten noch blazen weten=er niets van af weten Voet bij stuk houden=aan een standpunt vasthouden De bloemetjes buiten zetten=flink feestvieren/uitgaan Op zijn poot spelen=heel erg tekeergaan Ergens een slag naar slaan=een ruwe schatting maken Het op iemand gemunt hebben=iemand als slachtoffer gekozen hebben Zijn gal spuwen=heel boos zijn Het hoofd in de schoot leggen=zich ergens bij neerleggen Zijn neus stoten=er lukt iets niet; afgewezen worden Iemand iets onder de neus wrijven=iemand (min of meer) onvriendelijk op zijn fouten wijzen Astronomisch=heel groot Corpulent=dik Staan in dubio=niet zeker weten wat te moeten doen Onheus bejegenen=onvriendelijk behandelen Reductie=korting Heeft een goede reputatie=staat goed bekend Gedetacheerd=uitgeleend aan een andere werkgever Degelijke=betrouwbare en niet heel bijzondere Sommeren=aansporen, aanmanen Editie=uitgave Capabel=geschikt Complex=ingewikkeld Comfortabel=gerieflijk Continu=onafgebroken Courant=veel gevraagd Verpauperd=verarmd Pedant=verwaand Operationeel=werkend Pertinent=beslist Beducht=bang De deur op een kier zetten=de mogelijkheid bieden om te praten, te onderhandelen, verder te komen, e.d. De hand op de knip houden=zuinig zijn Heer en meester zijn=oppermachtig zijn Iets met de Franse slag doen=iets slordig/ even snel doen Spijkers met koppen slaan=snel en goed handelen Dat is het neusje van de zalm=dat is het allerbeste Ondank is 's werelds loon=goed werk/ een goede daad wordt vaak niet beloond Angst is een slechte raadgever=als je bang bent, neem je vaak de verkeerde beslissing De aap kwam uit de mouw=de bedoeling werd duidelijk Met een aardappel in de keel spreken=bekakt spreken Emancipatie=toekenning van gelijke rechten Evacueren=elders ondergebrengen Expertise=deskundig onderzoek; een onderzoek door een deskundige Sporadisch=af en toe Relaas=verslag Potentie=mogelijkheden Sancties=(dwang) maatregelen Condities=voorwaarden Privileges=voorrangsrechten Clausules=bepalingen Stimulans=drijfveer, prikkel Balans=evenwicht Basis=fundament Certificaat=getuigschrift Categorie=groep Chronologie=tijdsvolgorde Clientèle=klantenkring Conferentie=bijeenkomst Commentaar=toelichting Calculatie=berekening Een aal bij de staart hebben=zich met iemand/iets bezighouden op wie/waarop men geen vat heeft Iemand een koekje van eigen deeg geven=iemand behandelen zoals hij anderen behandelt Het brandt hem op de lippen=zich bijna niet in kunnen houden om iets te zeggen Al zijn kruit verschoten hebben=alle middelen/ mogelijkheden hebben gebruikt Iemand de laan uitsturen=iemand ontslaan De lachers op zijn hand hebben=(door een grap) het publiek/ de aanwezigen meekrijgen Op te toppen van zijn tenen lopen=het uiterste doen wat je kunt De proef op de som nemen=in de praktijk controleren of iets kopt Met iets op de proppen komen=ergens over beginnen/iets laten zien Alles is in kannen en kruiken=alles is geregeld Zijn ei niet kwijt kunnen=niet kunnen vertellen waar je mee zit Iets aan zijn laars lappen=zich er niets van aantrekken Niet voor de poes zijn=iemand zijn met wie je wel degelijk rekening moet houden Gepokt en gemazeld zijn=zeer ervaren zijn Hoge ogen gooien=veel kans op succes hebben Iets met voeten treden=geen respect tonen Zich niet laten kisten=je niet op je kop laten zitten Iets uit de losse pols doen=iets met (te) groot gemak doen Goed in de slappe was zitten=over veel rijkdom beschikken Iets aan het licht brengen=iets onthullen Accentueren=ergens de nadruk op leggen Accepteren=iets aanvaarden; iets aannemen Arrangeren=iets regelen of organiseren Chanteren=iemand afpersen Charteren=de hulp van iemand inroepen Classificeren=in klassen/groepen indelen Gesticuleren=gebaren maken Condoleren=medeleven tonen Creëren=iets ontwerpen/scheppen Circuleren=in omloop zijn Iemand iets betaald zetten=wraak op iemand nemen Iets tussen neus en lippen door zeggen=iets wat van belang is even tussendoor meedelen Iemand de ogen uitsteken=iemand jaloers maken De gelegenheid te baat nemen=ergens voordeel uit halen Meer armslag krijgen=meer (financiële) mogelijkheden krijgen In goede aarde vallen=iets wordt goed ontvangen Aan iemands lippen hangen=vol aandacht naar iemand luisteren Iets in stand houden=ervoor zorgen dat iets blijft zoals het is Iemands geduld op de proef stellen=iemand erg lang laten wachten Er geen halszaak van maken=er geen groot probleem van maken Emigreren=zich in het buitenland vestigen Aanmaning=betalingsherinnering Emotioneel=gauw ontroerd Additionele=bijkomende Rivaliteit=het streven elkaar te evenaren en te overtreffen Hypocriet=schijnheilig Rationeel=met je verstand; verstandelijk Commotie=opschudding Cartoonist=tekenaar van spotprenten Alibi=bewijs tijdens het misdrijf op een andere plaats te zijn geweest Referendum=volksraadpleging Plaquette=gedenkplaat relaas = verslag Teneur=strekking Afgunst=jaloezie Climax=hoogtepunt Realiteit=werkelijkheid Prognose=voorspelling Pseudoniem=schuilnaam Prestige=aanzien Op zijn neus kijken=teleurgesteld zijn Iemand de ogen openen=iemand doen inzien hoe het werkelijk is Iemand van zijn apropos brengen=iemand in de war brengen In het honderd lopen=misgaan Hand- en spandiensten verrichten=helpen door allerlei werkzaamheden/ klusjes te doen Door het lint gaan=zich niet meer kunnen beheersen Je handen ergens van aftrekken=je ergens niet meer mee bezighouden/bemoeien Een vinger in de pap hebben=iets te vertellen hebben/invloed hebben Iets op touw zetten=iets organiseren Een toontje lager zingen=een minder grote mond opzetten Kleinerende=iemand minderwaardig makende Peanuts=niks/onbeduidend Boude=zelfverzekerde Schampere=beetje bespottende Geagiteerd=zenuwachtig/opgewonden Globaal=in grote lijnen Tanende=aan het afnemen Boulimie=ziekelijke eetlust waarbij het eten later expres wordt uitgekotst Assertief=voor zichzelf opkomend Onbetwist=algemeen erkend Het loopt als een trein=dat gaat prima Stelen als de raven=veel stelen Zo stijf als een plank=erg stijf zijn Drinken als een tempelier=overmatig drinken Zo rond als een ton=zeer dik En kleur als een boei krijgen=een rood gezicht krijgen/ blozen Een geheugen als een olifant hebben=een heel goed geheugen hebben Eruitzien als een geest=er slecht uitzien Zo koel als een kikker=het doet hem niets Dat staat zo vast als een huis=er is geen twijfel mogelijk Zich geen illusies over iets maken=ergens niet te veel van verwachten Een zucht van verlichting slaken=heel opgelucht zijn Iets zwaar laten wegen=iets belangrijk vinden Zijn kans schoon zien=de gelegenheid nemen toe te slaan Iemand te kakken zetten=iemand (in het openbaar) bespotten Gedane zaken nemen geen keer=wat gebeurd is, kun je niet meer veranderen Zout in de wond wrijven=de pijn/het leed verergeren Iemands naam door het slijk halen=heel slecht over iemand spreken Met klinkende munt betalen=contant betalen Iemand iets op de mouw spelen=iemand onzin vertellen Exceptionele=heel bijzondere Facetten=aspecten Bonus=extra uitkering Usance=gewoonte Zonder schroom=zonder aarzeling Ironische=spottende Kolossaal=heel groot Linea recta=rechtstreeks Manoeuvre=handeling Mededogen met=medelijden met Sadist=iemand die het fijn vindt anderen te pijnigen Choreograaf=iemand die balletten ontwerpt Solist=iemand die alleen optreedt/graag iets alleen doet Magnaat=een machtig en rijk persoon Gerant=de bedrijfsleider van een restaurant Figurant=iemand die op de achtergrond meespeelt Pikeur=een africhter van paarden Opponent=tegenstander Parlementariër=een lid van de Tweede Kamer Pauper=iemand die zeer arm is Hij is in zijn wiek geschoten=hij voelt zich beledigd De schijn tegen hebben=het lijkt erop dat iemand schuldig is (maar het hoeft niet zo te zijn Aan de zwier zijn=aan het feesten zijn Na ons de zondvloed=je niet interesseren in/niet druk maken over de toekomst Mijn naam is haas=er niets van willen weten Iets uit zijn mouw schudden=iets zonder moeite kunnen vertellen/doen Dat is buiten kijf=daar is geen twijfel over mogelijk Ergens een hard hoofd in hebben=ergens geen vertrouwen in hebben Op losse schroeven staan=onzeker zijn Het vijfde wiel aan de wagen zijn=overbodig zijn Expert=deskundige Locoburgemeester=plaatsvervangende burgemeester Rehabiliteren=zijn eer en goede naam in ere herstellen Lokaliseren=de plaats vaststellen Fnuikend=noodlottig Onfeilbaar zijn=geen vergissingen maken Diagnose=de vaststelling van ziekteverschijnselen e.d. Frequent=regelmatig Hype=rage Punctueel=precies Discrimineren=een onderscheid maken Determineren=ergens de kenmerken van vaststellen Evolueren=het zich geleidelijk ontwikkelen Negeren=doen alsof iets/iemand er niet is Debuteren=voor het eerst optreden of publiceren Nomineren=iemand op een verkiezingslijst plaatsen Coördineren=bepaalde werkzaamheden regelen en leiden Confronteren=iemand ergens mee in aanraking brengen Verzaken=je plichten niet nakomen Memoreren=ergens aan herinneren Iemands hoofd eisen=eisen dat iemand (na een gemaakte fout) vertrekt (aftreedt) Achter de geraniums zitten=thuiszitten en niets te doen hebben Schoon genoeg van iets hebben=iets helemaal zat zijn Op iemands gemoed werken=gevoelens proberen los te maken bij iemand Iets hard maken=iets aantonen/iets bewijzen Zich iets goed laten smaken=er lekker van smullen Een blauwtje lopen=een mislukte poging doen iemand te versieren Uit de school klappen=een geheim doorvertellen Iemand de loef afsteken=iemand overtreffen In conclaaf gaan=zich afzonderen om te overleggen Raaskallen=onzin uitkramen Antiquair=handelaar in oude kunst e.d. Kwitantie=betalingsbewijs Materiële schade=schade aan spullen, goederen e.d. Zich permitteren=zich veroorloven Capituleren=ons overgeven (toegeven) Penetrante=doordringende Evalueren=beoordelen Notulen=verslag van de vergadering Noviteit=iets nieuws Identiek=gelijk Gereserveerd=afwachtend Geaffecteerd=gemaakt Galant=hoffelijk Ad rem=raak Symmetrisch=spiegelbeeldig Universeel=algemeen Badinerend=spottend Evident=heel duidelijk Belendend=aangrenzend Uitstel van executie=iets vervelends uitstellen, maar het zal nog moeten gebeuren Het zit tussen de oren=het is een psychische kwestie/je verbeeldt het je Een brede rug hebben=goed tegen kritiek kunnen Met de rug tegen de muur staan=geen kant op kunnen; in een moeilijke situatie verkeren Iemand niet onder de ogen durven komen=bang zijn of je schamen om iemand tegen te komen Met de hand op het hart=eerlijk Daar is geen kruid tegen gewassen=daar kun je niets tegen doen Dat spant de kroon=dat slaat alles/dat overtreft alles Oude wijn in nieuwe zakken=iets ouds als iets nieuws presenteren In het gareel lopen=doen wat je volgens de regels moet doen Analyseren=grondig onderzoeken Op baseren=op funderen Perforeren=van gaatjes voorzien Penetreren=binnendringen Pamflet=papier met tekst over een actueel onderwerp Furieus=woedend Initiatief tonen=een eerste aanzet geven; iets op gang brengen Principieel=uit overtuiging Prospectus=klein drukwerk met informatie (soort folder) Kitsch=namaak Conform=overeenkomstig Constructief=opbouwend Informeel=vrijblijvend Intolerant=onverdraagzaam Melancholiek=zwaarmoedig Conservatief=behoudend Transparant=doorzichtig Competent=bekwaam (goed) Legitiem=rechtmatig Synchroon=gelijk Ergens oog voor hebben=ergens aandacht voor hebben Iemand naar de kroon steken=op weg zijn iemand te overtreffen Iets met lede ogen aanzien=met spijt vaststellen wat er gebeurt De handdoek in de ring werpen=ermee stoppen Iets van de hand wijzen=iets afwijzen Om de hete brij heen draaien=niet tot de kern van de zaak komen Het gelag betalen=opdraaien voor de kosten Op twee gedachten hinken=niet weten wat te moeten kiezen Gebeiteld zitten=in een ideale positie verkeren In een gat vallen=in een situatie terechtkomen waarin je weinig meer te doen hebt
Ingezonden op 06-11-2015 - 1123x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
08-11-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!