Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoorden Grieks (Vossius Gymnasium)
› 2 Verba, Nomina, Varia
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoorden Grieks (Vossius Gymnasium)
, deel 1
2 Verba, Nomina, Varia
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
----- Verba: ----- πέμπω (3) = doen gaan, zenden, geleiden {aor.: ἔπεμψα, πέμψαι, πέμψας} γράφω = schrijven {aor.: ἔγραψα, γράψαι, γράψας} καλύπτω (2) = omhullen, bedekken {aor.: ἐκάλυψα, καλύψαι, καλύψας} κόπτω = slaan {aor.: ἔκοψα, κόψαι, κόψας} διώκω = achtervolgen {aor.: ἐδίωξα, διῶξαι, διώξας} ἄρχω τινος (2) = beginnen met, heersen over {aor.: ἤρξα, ἄρξαι, ἄρξας} πράττω (2) = handelen, doen {aor.: ἔπραξα, πρᾶξαι, πράξας} φυλάττω = (actief (2) = bewaken, behoeden)(medium [+naamv.] = zich hoeden voor [acc.]) {aor.: ἐφύλαξα, φυλάξαι, φυλάξας} πείθω = (actief (2) = overtuigen, overreden)(medium [+naamv.] (2) = geloven, gehoorzamen [dat.]) {aor.: ἔπεισα, πεῖσαι, πείσας} ψεύδω = (actief = bedriegen)(medium = liegen) {aor.: ἔψευσα, ψεῦσαι, ψεύσας} ὀνομάζω = noemen {aor.: ὠνόμασα, ὀνομάσαι, ὀνομάσας} νομίζω (2) = menen, beschouwen als {aor.: ἐνόμισα, νομίσαι, νομίσας} ----- Nomina: ----- ἡ ἀρχή (2) = begin, heerschappij ἡ ἀγορά (3) = markt, vergaderplaats, vergadering ἡ βοήθεια = hulp {komt van βοηθέω} ἡ βοή (2) = geroep, geschreeuw {komt van βοάω} ἡ αἰτία (2) = oorzaak, schuld ἡ δίκη (5) = recht, rechtszaak, vonnis, boete, straf ἡ σωφροσύνη (4) = gezond verstand, wijsheid, zelfbeheersing, ingetogenheid ἡ σπουδή (5) = ijver, ernst, moeite, spoed, haast ἡ εὐδαιμονία (2) = geluk, welvaart ἡ ἐπιστήμη (2) = kennis, wetenschap ----- Varia: ----- ἀλλά (3) = maar, integendeel, vooruit οἴκαδε = naar huis οἴκοι = thuis οἴκοθεν = van huis ἄλλοθεν = van elders ἐκ/ἐξ [+naamv.] (3) = uit, sinds, ten gevolge van [gen.] ἐξ οὗ = sinds {voegwoord} πρός = (+ genitivus = van de kant van)(+ dativus (2) = bij, tegen ... aan)(+ accusativus (3) = naar, tot, tegen)
Ingezonden op 23-11-2015 - 1227x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-01-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!