Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Beknopte Thematische Woordenschat
› 11 BLZ 85-89
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Beknopte Thematische Woordenschat
11 BLZ 85-89
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
reizen = reisen reis = die Reise vakantie = der Urlaub, die Ferien op reis gaan, weggaan = verreisen toerist, toeriste = der Tourist, die Touristin toeristisch = touristisch toerisme = der Tourismus doorbrengen = verbringen zich ontspannen, uitrusten = erholen (sich) reisbureau = das Reisebüro prospectus, folder, brochure = der Prospekt informatie = die Information plannen = planen boeken, reserveren = buchen annuleren, afzeggen = stornieren reisleider = der Reiseführer reisleider, reisleidster = der Reiseleiter, die Reiseleiterin bagage = das Gepäck pakken = packen koffer = der Koffer rugzak = der Rucksack (heen)reis = die Anreise reis (naar het buitenland) = die Ausreise (het) binnenreizen = die Einreise vertrek = die Abreise vertrekken = losfahren reis, tocht, rit = die Fahrt heenreis = die Hinfahrt vertrekken, wegrijden = wegfahren weggaan = fortfahren onderweg = unterwegs traject, route = die Strecke rustpauze = die Rast motel, restaurant aan de snelweg = die Raststätte aankomen = ankommen naar huis gaan = heimfahren terugkomen = zurückkommen terugreis = die Rückfahrt terugkeer = die Rückkehr chartervlucht = der Charterflug autoslaaptrein = der Autoreisezug liftend = per Anhalter liften = trampen grens = die Grenze controleren = kontrollieren tol, douane = der Zoll aangeven = verzollen VVV = das Verkehrsamt inlichting, informatie = die Auskunft landkaart = die Landkarte plattegrond van de stad, stadsplan = der Stadtplan autoverhuurbedrijf = die Autovermietung huurauto = der Mietwagen zonnen, zonnebaden = sonnen (sich) zonnebrandcrème = die Sonnencreme (beschermings)factor = der Lichtschutzfaktor zonnebrand = der Sonnenbrand strandstoel = der Strandkorb verblijf = der Aufenthalt onderdak, logies = die Unterkunft overnachting = die Übernachtung overnachten = übernachten reserveren = reservieren bezet = belegt hotel = das Hotel pension = die Pension receptie = die Rezeption eenpersoonskamer = das Einzelzimmer tweepersoonskamer = das Doppelzimmer kamer met twee eenpersoonsbedden = das Zweibettzimmer apart, gescheiden = getrennt ontbijt = das Frühstück halfpension = die Halbpension volpension = die Vollpension service = der Service eten, maaltijden, kost = die Verpflegung seizoen = die Saison voorseizoen = die Vorsaison hoogseizoen = die Hauptsaison voor- en naseizoen = die Nebensaison jeugdherberg = die Jugendherberge vakantiehuis = die Ferienwohnung camping = das Camping, der Campingplatz kamperen = zelten tent = das Zelt caravan = der Wohnwagen kampeerwagen, camper = das Wohnmobil slaapzak = der Schlafsack blijven = bleiben vertrekken = abreisen uit eten gaan = essen gehen restaurant = das Restaurant, das Gasthaus café-restaurant = die Gaststätte café = die Wirtschaft, das Café gelegenheid, zaak = das Lokal mensa = die Mensa cafetaria = die Cafeteria snackbar = die Imbissstube kroeg = die Kneipe waard, waardin = der Wirt, die Wirtin kelner/serveerster = der Kellner, die Kellnerin kok, kokkin = der Koch, die Köchin bedienen = bedienen bediening = die Bedienung zelfbediening = die Selbstbedienung serveren = servieren menukaart, spijskaart, menu = die (Speise)karte uitzoeken, een keuze maken = aussuchen kiezen, een keuze maken = wählen aanbevelen = empfehlen gerecht = das Gericht, die Speise voorgerecht = die Vorspeise hoofdgerecht = das Hauptgericht bijgerecht, garnering = die Beilage nagerecht, toetje = der Nachtisch proberen, proeven = probieren trek = der Appetit lekker = lecker portie = die Portion stuk = das Stück betalen = zahlen rekening = die Rechnung fooi = das Trinkgeld bezienswaardigheid = die Sehenswürdigkeit bezichtigen = besichtigen bezichtiging = die Besichtigung rondleiding = die Führung rondleiding/rondvaart door de stad = die Stadtrundfahrt avontuur = das Abenteuer monument, gedenkteken = das Denkmal burcht = die Burg kasteel, slot = das Schloss ruïne = die Ruine toren = der Turm put = der Brunnen uitzicht = die Aussicht zicht, uitzicht = die Sicht ansichtkaart = die Ansichtskarte aandenken, souvenir = das Andenken
Ingezonden op 01-12-2015 - 800x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!