Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Turks 1.1
› 5 woordenschat
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Turks 1.1
5 woordenschat
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
sürekli oralak = voortdurend: de hele tijd door boş zamanı = vrije tijd hep = voortdurend oldukça = tamelijk: nogal çünkü = want meşhur = beroemd masum = braaf ondan = daarom: bijgevolg akıllı = verstandig zeki = verstandig ödev = huiswerk her = iedere bu yüzden = daarom cumhurbaşkanı = president sabahları = ‘s morgens geceleri = ‘s nachts çoğu zaman = meestal sevinçli = opgewekt tembel = lui şisman = dik şarkı = liedje kahvaltı = ontbijt yazı = tekst soru = vraag havuz = zwembad her sabah = iedere ochtend herkes = iedereen habere = nieuws tavla = backgammon gürült = lawaai yarın = morgen sınav = examen için = voor gelecek yıl = volgend jaar her zaman = altijd kavga = gevecht meşgulum = ik ben bezig: ik heb het druk o kişi = die persoon sohbet = babbeltje:gesprek her yaz = elke zomer banyo = badkamer özür dilerim = het spijt me kusura bakma = vergeef mij: sorry dakika = minuut saat = uur gün = dag hafta = week dün = gisteren önce: önceki = uur sonra = later şimdi = nu bugün = vandaag bu hafta = deze week bir saat önce = één uur geleden önceki hafta = vorige week ertesi gün = de dag daarop pazartesi = maandag salı = dinsdag çarşamba = woensdag perşembe = donderdag cuma = vrijdag cumartesi = zaterdag pazar = zondag saat kaç = hoe laat is het saat kaçta = om hoe laat ay = maand: maan acaba = ik vraag me af aklın = verstand Sen aklın nerede acaba? = waar zit je met je gedachten? mevsim = seizoen ilkbahar = lente yaz = zomer sonbahar = herfst kış = winter ocak = januari şubat = februari mart = maart nisan = april mayıs = mei haziran = juni temmuz = juli ağustos = augustus eylül = september ekim = oktober kasım = november aralık = december saat üç = het is drie uur saat üç buçuk = het is half vier saat üçü çeyrek geçiyor = het is kwart over drie saat üçe çeyrek kalıyor = het is kwart voor drie saat üçte = om drie uur saat üç buçukta = om half vier saat üçü çeyrek geçe = om kwart over drie saat üçe çeyrek kala = om kwart voor drie gece yarısı = middernacht yemek = gerecht: voedsel ofıs = kantoor kim = wie kimin = van wie ne = wat ne zaman = wanneer nereye = naar waar nerede = waar nereden = van waar hangi = welke nasıl = hoe neyle = waarmee kaç (tane) = hoeveel ne kadar = hoeveel akşamleyin = ‘s avonds pis sözler = vieze woorden boş = vrij meşgul = druk: bezig vaktin = tijd her gün = elke dag süt = melk tiyatro = theater neden = waarom bütün = alles: heel buraya = naar hier sağlıklı = gezond tarıh = datum: geschiedenis aile = familie daha sonra = later hiç = nooit: ooit biraz = een beetje yazın = in de zomer tarıh öğretmeni = leraar geschiedenis geri = terug garip = vreemd gerçek = echt: echt waar hala = nog steeds el = hand yüz = gezicht diş = tand tam = exact a/e kadar = tot öğle tatılı = middagpauze öğle yemeği = middageten öğretmenler odasında = in de leraarskamer meslektaş = collega akşam yemeğini = avondeten aynı = hetzelfde işler = werk: dingen dan/den önce = voor: voordat dan/den sonra = na: nadat birinci sınıf = eerste jaar okul için = voor school elbise = kleren bu arada = ondertussen sadece = alleen evin önü = voor het huis servis = schoolbus tenfüs = pauze tenefüste = in de pauze 12 ile 1 arasında = tussen 12 en 1 uur öğlenden sonra = na de middag bir şeyler = iets hemen = onmiddellijk hakkında = over yemekten sonra = na het eten yaklaşık olarak = ongeveer sahilde = strand her yerde = overal haberler = het nieuws erken = vroeg piyano = piano keman = viool yarım = half vakit = tijd ön = voor geç = laat beyefendi = meneer hanımefendi = mevrouw efendi = stopwoordje buradan = ver van hier yabancı = vreemdeling gelin = komt u maar içelim = laten we iets drinken sohbet edelim = laten we praten falan = of zo anlatin = vertelt u daha güzel = nog mooier en güzel = de mooiste memnun = tevreden doğru = juist: dat klopt affede’rsiniz = excuseert u mij taraf = kant ne tarafta = waar: aan welke kant uzak = ver yakın = dicht beraber = samen bir şey = iets sade = zonder suiker: sober orta = midden: gemiddeld kişi = persoon dil = taal: tong ilk = eerste defa =keer kalabalık = druk yolcu = reiziger: passagier yolculuk = reis (enkel de verplaatsing): rit hava = lucht: het weer liman = haven havalimanı = luchthaven çabuk = vlug acele = haast: dringend acelem var = ik heb haast bilet = ticket grev = staking öbür = de andere: de overige diğer = de andere: de overige hareket = vertrek: beweging insan = persoon: mens niçin = waarom nere = welke plaats bazi = sommige: bepaalde mutlaka = absoluut sene = jaar semt = wijk: stadsdeel çarşı = bazaar: (overdekt) winkelcentrum rehber = gids eş = echtgenoot: echtgenote ikiniz = jullie beiden fena = slecht dünya = wereld kese = geldbeurs: ruw washandje bereket = zegening: vruchtbaarheid: overvloed kesenize bereket = ik wens uw beurs overvloed toe (wanneer iemand je trakteert) otogar = plaats waar bussen vertrekken her = elke: iedereen rahat = rustig: comfortabel: rust: comfort bile = zelfs cık = “klik” als ontkenning burada = hier: op deze plaats şurada = daar: op die plaats (aanwijsbaar) orada = daar: op die plaats (onzichtbaar) koltuk = zetel birkaç = enkele kaldı = “is overgebleven” gişe = loket ücret = prijs (betaald voor een dienst) eşya = zaken: goederen: bagage bavul = valies: koffer hayırlı yolculuklar = goede reis! pantolon = broek kolye = halsketting plastik = plastiek romancı dandir = romanschrijver koku = reuk: lucht paket = pakje deve = kameel soğan = ui dişçi = tandarts balon = ballon yumurta = ei çuval = jute zak fırın = bakkerij cetvel = liniaal diz = knie aslan = leeuw çadır = tent gemi = schip pastane = patisserie fırça = borstel ağrı = pijn güneş = zon horoz = haan tencere = (kook)pan ayı = beer tavşan = haas adatavşanı = konijn levha = bord kantin = kantine ordu = leger bakan = minister toplantı = vergadering bana göre = volgens mij kapı = deur mutfak = keuken hayat = leven kurs = cursus diyar = land bakır = koper kasap = slager kıs = winter durak = halte oyun = spel yılan = slang karıs = echtgenoot gürültü = lawaai koku = reuk dükkan = winkel tarak = kam mühür = zegel çivi = spijker piliç = piepkuiken tavuk = kip kayık = bootje dağ = berg ağaç = boom konser = concert yol = weg ışık = licht yatak = bed dolap = kast çiçek = bloem meyveler = fruit sepet = mand ütü = strijkijzer karpuz = meloen ekmek = brood
Ingezonden op 03-12-2015 - 690x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
08-12-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!